Dit is een samenvatting van de hoofdstukken (1,2,3) die je moet leren in jaar 1 van de opleiding. Er wordt ingegaan op wat historisch redeneren inhoud en van het nut ervan is, de belangrijke begrippen worden uitgelegd en alle soorten bronnen, en de betrouwbaarheid daarvan, worden uitgelegd.
Geschiedenis = het reconstructief eigentijds beeld van het verleden. Het verleden bestaat niet meer!
Alles wat vroeger is gebeurd maar later niet meer kan worden vastgesteld behoort tot het verleden.
Geschiedenis gaat over de relatie tussen vroeger en nu, over de beelden die wij nu over het verleden
hebben. Geschiedenis gaat alleen over het verleden van de menselijke cultuur, of dingen die invloed
hebben op de mens en zijn cultuur.
Belangstelling voor geschiedenis; in de 19 de eeuw ontstond de gedachte dat vroeger alles anders was
en dat vertrouwde zaken in de toekomst verdwijnen. Dat kon bij mensen gevoel van nostalgie en
romantiek opwekken daarom begonnen Europeanen musea te openen en geschiedenisboeken te
schrijven. Vaak alleen bij grote veranderingen komt er interesse voor het verleden. ‘Hoe moderner
een tijd wordt, hoe meer historische belangstelling er is’.
Wat is historisch redeneren?
Het organiseren en indelen van informatie over het verleden met als doel het vergelijken en
verklaren van historische verschijnselen.
Kenmerken;
- Periodiseren; het indelen van geschiedenis in perioden met duidelijke eigen karakteristieken.
Niet zo gemakkelijk; wanneer begint zo/n nieuwe periode? Belangrijk is het verschil tussen
verleden en geschiedenis. In de middeleeuwen had niemand door dat hij naar de nieuwe tijd ging,
dat hebben we later zo genoemd. Dus alleen in de geschiedenis kunnen perioden worden
onderscheiden, vanuit het achter, latere perspectief bedacht.
- Anachronisme; doordat men opzoek ging naar die kenmerken van iedere periode kwam er
een ‘wet’; wat bij de ene tijd hoort mag nooit worden verward er iets dat bij een nadere tijd
hoort. Wie dat wel doet maakt zich schuldig aan anachronismen: het verkeerd plaatsen van
zaken in tijd. Iedere tijd moet op zichzelf worden beschouwd, met eigen normen en waarden.
Moet vanuit eigentijds perspectief worden bestudeerd niet vanuit het hedendaagse
perspectief. Wij mogen niet oordelen met onze normen en waarden over een andere tijd.
Een geschiedenis geheel vrij van anachronismen is niet mogelijk. Het moet zelfs af en toe;
historische distantie: het gevoel van afstand, een kloof tussen de eigen wereld en de wereld
van het verleden. Sommige zeggen zelfs; er moet eerst afstand zijn voordat er historische
beeldvorming kan plaatsvinden.
- Contingentie; toeval en onvoorspelbaarheid. Iets bestaat zonder dat daarvoor een
dwingende noodzaak is. Iets bestaat, maar het had ook heel anders kunnen zijn
Wie oog heeft voor onbedoelde gevolgen en de rol van toeval in de geschiedenis, redeneert
minder snel naar de eigen tijd toe. Daardoor doe je het verleden meer recht.
Kenmerkend voor historisch denken is historisch tijdsbewustzijn; zo over tijd denken dat je je bewust
bent van een langdurige opeenvolging van tijden die telkens essentieel van elkaar verschillen.
Daar horen 6 kernbegrippen bij;
1: chronologie; in welke volgorde gebeurtenissen zich hebben voorgedaan. En hoelang die
gebeurtenissen hebben geduurd. (Hoort bij periodiseren)
2: overblijfselen en generaties: overblijfselen is iets dat afkomstig is uit een andere tijd, opvatten als
bewijsmateriaal uit een andere tijd. Het gevoel van historische distantie komt daarbij. Generaties
maken onderscheid tussen “wij” en “zij”.
Dus periodisering, chronologie, contingentie, distantie (overblijfselen en generaties), anachronisme
typeren de manier van denken over tijd die bij her bedrijven van geschiedenis noodzakelijk is.
, Deze kenmerken hebben gevolgen voor hoe een historicus redeneert. We onderscheiden 4
redeneerwijzen;
1. Het verzamelen van bronnen en gegevens. En het vaststellen van feiten.
2. Het ordenen van de feiten in perioden en thema’s
3. Het verklaren wat er gebeurde door analyses van oorzaken en gevolgen
4. Het vormen van een beeld; een interpretatie van het geheel die er betekenis aan geeft.
Bij het omgaan met deze bronnen moet worden gerealiseerd dat het overblijfselen zijn, moeilijker
om correct te interpreteren. De inhoud, het moment van maken en omstandigheden zijn van belang.
Er moet veel achtergrondinformatie over de schrijver te vinden zijn. Ook met herinneringen moet
worden opgepast of ze niet beïnvloed zijn in de loop der tijd.
Het nut van historisch denken en redeneren;
Beroep op de geschiedenis doen > als voorbeeld, machtsaanspraak of vergelijken. Vaak niet goed,
geschiedenis is vaak het verhaal van wisselvalligheden en spelingen van het lot. Anders kon italic ook
het hele romeinse rijk terugeisen.
Pragmatische opvatting van het verleden > leren van het verleden. Niet dezelfde fouten maken.
Maar historisch denken is NIET zo. Dat creëert juist afstand met het verleden en benadrukt de
verschillen.
Mythevorming > historisch denken zorgt ervoor dat gemeenschappelijke herinneringen aan vroegere
tijden niet ontaarden in mythes. Door goede analyseringen en bestuderen van feiten en bronnen
zorgen we ervoor dat er geen verzinsels ontstaan.
Hoofdstuk 2 verzamelen:
Historische bronnen zijn onmisbaar voor de geschiedenis. Ze worden gebruikt om gegevens te
verzamelen en feiten over het verleden vast te stellen.
Bronnen = overblijfselen uit het verleden die gebruikt worden om iets te weten te komen over de
ontwikkeling van de menselijke cultuur. Een bron is pas een bron van informatie als we er bewijzen
aan ontlenen ter ondersteuning van het beeld van het verleden. Bewijsmateriaal is een betere term.
Het verleden zelf aan het woord laten in de 19 e eeuw is het ideaal.
Je gaat pas een bron lezen als je iets interessant vindt. En je raakt gefascineerd. Gerichtloos zoeken;
inductief. Dit heet brongerichte aanpak.
Andere bakenen hun bronnen af. Ze doen onderzoek en binnen dat thema zoeken ze materiaal. Iets
afleiden uit een vraagstelling: deductief. Dit heet probleemgerichte aanpak.
In de praktijk is de scheiding tussen brongericht en probleemgericht erg dun. Terwijl je aan het
zoeken bent kom je andere interessante dingen tegen of krijg je tunnelvisie. Ook kan de vraagstelling
aangepast worden.
Overblijfselen uit het verleden worden pas een bron als er vragen aan gesteld worden. Pas als men
iets wil weten is er een reden om overblijfselen als bron te interpreteren. Maar wanneer wil men iets
weten?
Vaak is fascinatie voor personen of gebeurtenissen een belangrijke inspiratiebron. Vaak komt
geschiedschrijving voort uit verwondering en de drang om iets te willen en kunnen begrijpen.
Een andere reden is het vrijkomen van archiefmateriaal. Nieuwe bronnen betekent nieuwe
onderzoeken. Maar meestal laten historici zich inspireren door werk van collega’s in het vakgebied.
En uitwisseling van kennis.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller busskyra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.