,3.1. Inleiding
Drie vragen staan altijd centraal bij het uitvoeren van belastingwetten dit zijn:
- Wie is belasting verschuldigd (vaststellen belastingplicht)?
- Waarover moet belasting worden betaald (grondslag)?
- Hoeveel belasting moet er worden betaald (tarief)?
3.2. Belastingplicht
Inkomstenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen (art. 1.1. Wet IB). Alle inwoners van
Nederland zijn belastingplichtig voor de inkomstenbelastingen (binnenlandse belastingplichtig), maar
alleen wanneer iemand als hij inkomen heeft.
Niet-inwoners van Nederland die wel Nederlands inkomen hebben, vallen ook onder de
belastingplicht voor de inkomstenbelasting (art. 2.1 lid 1 onder b Wet IB: Buitenlandse
belastingplichtigen). Zij zijn slechts belastingplichtig over het inkomen dat ze in Nederland hebben
gekregen (bronstaatbeginsel)
Dubbele belastingheffing: als twee of meer staten hetzelfde inkomen of vermogen van een persoon,
onderneming of instelling belasten.
In verband met belastingplicht is het van belang om te weten waar iemand woont (art. 4 AWR). De
Wet IB kent een tweetal woonplaatsficties.
- Iemand die ophoudt in Nederland te wonen en binnen een jaar daarna weer in Nederland gaat
wonen, blijft binnenlands belastingplichtig (ook tijdens verblijf in het buitenland) als hij in dit jaar niet
ergens anders heeft gewoond.!! Deze fictie geldt niet als hij in een lidstaat van de EU of een andere
mogendheid (staat) belastingplichtig was!!
- diplomafictie: Nederlanders die als ambtenaar in het buitenland gaan werken, worden voor
toepassing van de Wet IB onder bepaalde voorwaarden geacht in Nederland te wonen.
3.3 inkomen en tarieven
De Wet IB gaat uit van het drieboxenstelsel, waarbij in elk van de boxen per kalenderjaar een
afzonderlijk belastbaar inkomen wordt berekend (art. 2.3 Wet IB). het inkomen van alle drie de
boxen bij elkaar wordt ook wel verzamelinkomen genoemd.
Box 1 Belastbaar inkomen uit werk en woning (art.3.1 Wet IB) Progressief tarief
Box 2 Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (min. 5% belang bij rechtspersoon) Vast tarief 25%
Box 3 Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (forfaitaire inkomen) Vast tarief 30%
Op het uiteindelijk verschuldigde bedrag mogen door binnenlandse belastingplichtige bepaalde
heffingskorting in mindering worden gebracht. Op het bedrag dat dan nog overblijft, komt de
zogenoemde voorheffingen (loonheffing en dividendbelasting) in mindering
Belastbaar inkomen box 1 x tarief box 1 = Belastingen en premies box 1
Belastbaar inkomen box 2 x tarief box 2= Belasting box 2
Belastbaar inkomen box 3 x tarief box 3 = Belasting box 3 +
Totale heffing box 1 tot met 3
Af: Totaal van de heffingskortingen -/-
Totaal verschuldigde heffing
Af: Ingehouden loonheffing
Ingehouden dividendbelasting
Evt. ingehouden kansspelbelasting +
Voorheffing -/-
Uiteindelijke verschuldigde heffing
Voorlopige aanslagen en teruggaven -/-
Nog te betalen/ nog te ontvangen
,3.4. Heffingskortingen
De Premie volksververzekeringen is verschuldigd over het premie inkomen. Dit premie inkomen is
gelijk aan het belastbaar inkomen in box 1. Het premie inkomen bedraagt maximaal € 34.300 en is
daarmee gelijk aan het eindbedrag van de tweede IB-schijf. Dit is wordt ook wel de gecombineerd
inkomensheffing genoemd. Gecombineerde inkomensheffingen is de som van het tarief voor de
inkomstenbelasting en het premiepercentage voor het volksverzekeringen.
Op de gecombineerde inkomensheffing wordt een heffingskorting toegepast. Deze heet dan ook
weer gecombineerde heffingskortingen. (art. 8.1 t/m 8.19 Wet IB)
De standaard heffingskortingen:
De Algemene heffingskorting (art. 8.10 Wet IB)
De Arbeidskorting (art. 8.11 Wet IB)
De Inkomensafhankelijke combinatiekorting (art. 8.14a Wet IB)
De Jonggehandicaptenkorting (Wajong) (art. 8.16a Wet IB)
De Ouderenkortingen (art. 8.17 Wet IB)
De Alleenstaande-ouderenkortingen (art. 8.18 Wet IB)
De korting voor groene beleggingen (art. 8.19 Wet IB)
3.5 Toerrekeningregels
De verschuldigde belasting wordt per box en per belastingplichtige bepaald. Om dit mogelijk te
maken, is in de Wet IB een drietal bepaling opgenomen die bepalen hoe de inkomsten en
vermogensbestanddelen moeten worden toegerekend. Het gaat hierbij om een toerekening tussen:
De boxen onderling
Ouders en hun minderjarige kinderen
Volwassen partners onderling
Afgezonderd particulier vermogen
Toerekening inkomen op boxen
Een bepaald inkomen kan slechts in één box worden belast. Zou het in twee of meer boxen passen,
dan wordt het toegerekend aan de box die het eerst in de wet wordt genoemd.
Het inkomen in box 1 wordt op een andere manier bepaald dan bijvoorbeeld bij inkomen in box 3. In
box 1 worden, behalve bij de inkomsten uit eigenwoning, de werkelijk in een kalenderjaar genoten
inkomsten belasten.
In box 3 wordt het inkomen bepaald aan de hand van het vermogen dat bij aanvang van het
kalenderjaar aanwezig. Hierdoor kunnen mensen misbruik van maken om belasting te ontlopen.
Voorbeeld: directeur van een BV heeft een spaargeld van € 100.000, - (box 3). Hij leent zijn spaargeld
uit op 28 december uit aan zijn eigen BV. Op 2 januari lost de BV de lening vervolgens de lening af.
Hierdoor wordt de rente die de directeur ontvangen heeft van zijn BV belast in box 1, de rente over
een periode van 5 dagen zal beperkt zijn. Op 1 januari is er hierdoor niets te belasting in box 3.
Een maatregel om te voorkomen dat de verschuldigde belasting op deze manier kan worden
ontlopen, is bepaald dat een vermogensbestanddeel in dit soort gevallen meerder keren in de heffing
kan worden betrokken. (art. 2.14 lid 3 letter b, c en d Wet IB). Als het vermogensbestanddeel van box
3 wordt overgeheveld naar box 1 of 2 en het binnen 3 maanden weer terugkeert naar box 3, wordt
het betreffende vermogensbestanddeel geacht steeds deel te hebben gemaakt van de
heffingsgrondslag van box 3.!! Artikel 2.14 lid 3 letter d wet IB !! staat de misbruik duidelijk nog een
keer in gemeld
Toerekening inkomen minderjarig kind
, Hoewel de belasting wordt geheven van iedere inwoner afzonderlijk, geldt voor minderjarige
kinderen een uitzondering. Sommige inkomensbestanddelen van minderjarige kinderen worden
toerekenend aan de ouder (art. 2.15 lid 2 Wet IB).
Toerekening inkomen fiscale partners (art.)
Bij fiscaal partnerschap moet eenieder zijn eigen inkomen belasten, ze mogen de verminderingen wel
verdelen. Hierbij is handig om de persoon met hoge inkomen de belastingvermindering te geven.
Toerekening afgezonderd particulier vermogen
3.6 Fiscaal partnerschap
In de Wet IB wordt er diverse punten gesproken over fiscale partners. Fiscale partners genieten, zoals
hiervoor al werd opgemerkt, soms fiscale voordelen. De wet regelt dat voor het fiscale partnerschap
in aanmerking komen (art. 5a AWR juncto art.1.2 Wet IB):
Gehuwden en geregistreerde partners
Ongehuwden samenwonenden
Gehuwden en geregistreerde partners
Gehuwden en geregistreerde partners zijn fiscaal partner op grond van het algemene begrip
(art. 5a lid 1 letter a AWR en art 2 lid 6 AWR). Degene die van tafel en bed gescheiden zijn worden
voor het fiscaal partnerschap niet langer aangemerkt als gehuwd (art.1:169 en art. 5a lid 3 AWR)
Ongehuwden samenwonenden
Wanneer een belastingplichtige ongehuwd samenwoont, kan er ook sprake zijn van een fiscaal
partnerschap. Op de grond van het centrale partnerbegrip is dat het geval als twee ongehuwde
meerderjarigen een notarieel samenlevingscontract zijn aangegaan en op hetzelfde adres zijn
ingeschreven (art. 5a lid 1 letter b AWR).
Wanneer 1 van de partners wordt opgenomen in verpleeg- of verzorgingstehuis en hierdoor niet
meer op hetzelfde adres kunnen wonen. Kan jullie nog wel fiscaal partnerschap houden zonder
gehuwd te hoeven zijn. (art.5a lid 7 AWR)
Voor de inkomstenbelasting worden fiscaal als partners aangemerkt: gehuwden en geregistreerde
partners. Ook ongehuwden die bij de basisadministratie persoonsgegevens op hetzelfde woonadres
staan ingeschreven en die aan tenminste één van de volgende voorwaarden voldoen worden als
partner aangemerkt.
De voorwaarden zijn onder andere:
De personen hebben samen een notarieel samenlevingscontract gesloten (art. 5a AWR).
De personen hebben samen een kind.
Eén van de partners heeft een kind en de ander heeft dit kind erkend.
De personen zijn als partners aangemeld bij een pensioenregeling.
De personen zijn allebei eigenaar van de woning die het hoofdverblijf is (art. 1.2 Wet IB).
Op het woonadres ook een minderjarig kind van tenminste een van de beide personen staat
ingeschreven.
De personen waren in het voorafgaande kalenderjaar al fiscaal partner.
3.7 Wijze van heffing
De inkomstenbelasting is een aanslagbelasting (art. 9.2 Wet IB). Dit betekent dat er aangifte moet
worden gedaan van het in een kalenderjaar genoten inkomen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hoidoei123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.