100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Macro-economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving (8e druk) $8.05
Add to cart

Summary

Samenvatting Macro-economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving (8e druk)

21 reviews
 953 views  144 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Complete samenvatting van Macro-economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving (8e druk) van Ad Marijs en Wim Hulleman. Deze uitgebreide samenvatting omvat het hele boek en is aangevuld met illustraties ter verduidelijking van de stof. Het document bespaart veel tijd bij het voorbereiden van het te...

[Show more]

Preview 9 out of 57  pages

  • No
  • H1, h2, h3, h4, h8, h9, h10, h11.3, h12, h13.1.5
  • June 17, 2020
  • 57
  • 2020/2021
  • Summary

21  reviews

review-writer-avatar

By: fabiennerievers5 • 5 months ago

review-writer-avatar

By: quinty05 • 6 months ago

review-writer-avatar

By: ela_trum • 1 year ago

review-writer-avatar

By: samsultan • 1 year ago

review-writer-avatar

By: jens13 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: davedaanen04 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: sterrevangelder • 1 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Hoofdstuk 1: Algemene economie en bedrijfsomgeving
1.1: Economisch handelen en algemene economie
Er bestaat een voortdurende spanning tussen de behoeften, die we als oneindig ervaren, en de
middelen, die beperkt zijn. Mensen moeten steeds kiezen welke middelen ze zullen gebruiken voor
de behoeftebevrediging. De goederen en diensten worden geproduceerd met behulp van middelen,
zoals grondstoffen, machines en arbeid. Deze middelen kunnen voor heel verschillende doeleinden
gebruikt worden. Zo kan arbeid ingezet worden voor de productie van bijvoorbeeld
voedingsmiddelen, onderwijs en veiligheid. Men zegt ook wel dat ze alternatief wendbaar of schaars
zijn.

1.1.1: Economisch handelen
Economisch handelen: het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse middelen.

Economisch handelen vindt men overal in de samenleving terug. Bijvoorbeeld als een
bankmedewerker voor een cliënt aandelen inkoopt, of wanneer een ambtenaar stedenbouwkundige
plannen maakt ten behoeve van een nieuwe stadswijk. Het economisch handelen speelt zich af in en
tussen diverse organisaties.

1.1.2: Economische wetenschap
De economische wetenschap bestudeert het economisch handelen. Dit is zo complex dat de
economische wetenschap in verschillende onderdelen uiteenvalt. Een globaal onderscheid kan men
maken tussen de vakken die het interne proces bestuderen, zoals financiering, kosten en
opbrengsten en externe verslaglegging, en de vakken die de relatie met de omgeving of de omgeving
zelf bestuderen (externe proces).

1.1.3: Algemene economie
Economisch handelen in een land kan men op verschillende niveaus bestuderen. Al deze
onderwerpen behoren tot het vak algemene economie. We onderscheiden de volgende vier
onderdelen:

1. Meso- en micro-economie > deze onderdelen bestuderen de kenmerken van markten en
bedrijfstakken waarmee ondernemingen te maken hebben, de vraag naar goederen en het
aanbod ervan, en de veranderingen die plaatsvinden in vraag en aanbod als de prijzen
veranderen.
2. Macro-economie > dit onderdeel geeft een beschrijving en analyse van allerlei verschijnselen
voor een heel land. Bijvoorbeeld over de totale consumptie, of de investeringen van alle
bedrijven.
3. Monetaire economie > dit onderdeel houdt zich bezig met het verschijnsel geld en de rol van
banken in de economie. De omvang van de kredietverlening en de hoogte van de rente zijn
variabelen die men vanuit de monetaire economie tracht te verklaren.
4. Internationale economische betrekkingen (IEB) > dit onderdeel bestudeert de buitenlandse
handel van landen, de internationale kapitaalstromen en de monetaire betrekkingen tussen
landen.

,1.2: Bedrijfsomgeving
Om de invloed van algemeen-economische variabelen op ondernemingen te kunnen bestuderen, is
het van belang een indruk te krijgen van de bedrijfsomgeving.

1.2.1: Bedrijfsomgeving en ondernemingsresultaten
Bedrijfsomgeving: alle ontwikkelingen in de omgeving van een onderneming die invloed hebben op
de resultaten van een bedrijf. De invloed kan betrekking hebben op bijvoorbeeld inkopen, verkopen
en concurrentie.

De omgevingsfactoren die invloed op de resultaten van een onderneming uitoefenen, worden
meestal op een bepaalde wijze in kaart gebracht. Het criterium daarvoor is de mate waarin de
onderneming de omgeving kan beïnvloeden. Daarbij onderscheidt men de volgende factoren:

- Directe omgevingsfactoren
- Indirecte omgevingsfactoren
- Macro-omgevingsfactoren

,Directe omgevingsfactoren: deze bestaat uit de marktpartijen van de onderneming op haar in- en
verkoopmarkten. Het gaat daarbij om verschillende schakels in de bedrijfskolom, zoals de
leveranciers, de distributieschakels en de afnemers. Ondernemers staan in voortdurend contact met
deze partijen. Veel afdelingen zijn betrokken bij de directe omgeving en zijn gedwongen energie te
steken in de bestudering van de ontwikkelingen in de directe omgeving. Bijvoorbeeld als de
verkoopafdeling voortdurend probeert de beste informatie over afzetmarkten te verwerven om de
resultaten van de reclamecampagnes te verbeteren. Alleen dan kan de onderneming de directe
omgeving op een voor haar gunstige wijze beïnvloeden.

Indirecte omgevingsfactoren: in de tweede plaats is de indirecte omgeving van de onderneming te
onderkennen. Deze bestaat uit werknemers- en werkgeversorganisaties, de overheid en culturele
omgevingsfactoren, zoals de publieke opinie en de media, maar ook de sociale omgeving en
technologie spelen een rol. De indirecte omgeving behoeft meestal geen dagelijkse bemoeienis van
veel afdelingen in de organisatie. De onderneming is vertegenwoordigd in één of meer
werkgeversorganisaties, die op hun beurt de belangen van de bedrijfstak bij de overheid en de
werknemersorganisaties behartigen. De onderneming heeft een geringe invloed op de indirecte
omgeving, maar omgekeerd kan de invloed van de indirecte omgeving op de onderneming heel groot
zijn.

Macro-omgeving: in de derde plaats is er de ruime omgeving van de onderneming, ook wel de
macro-omgeving genoemd. Deze bestaat uit de conjuncturele ontwikkeling, de ontwikkeling van
wisselkoersen en prijzen van belangrijke grondstoffen, en demografische ontwikkelingen. Deze
factoren kunnen op individuele ondernemingen grote invloed uitoefenen, terwijl individuele
ondernemingen er op hun beurt geen enkele invloed op uit kunnen oefenen. Deze factoren zijn
vrijwel geheel onbeheersbaar. Een daling van de wisselkoers van een belangrijk exportland kan
ondernemers nachtmerries bezorgen vanwege de desastreuze invloed op de resultaten. Toch kunnen
ondernemers deze variabelen niet beïnvloeden. Het is dan ook noodzakelijk dat managers een beeld
hebben van de invloed van macro-economische variabelen op opbrengsten, kosten en winst.
Daarmee kunnen zij meer inzicht krijgen in de concurrentiepositie van de onderneming.

,1.2.2: Algemeen-economische en bedrijfseconomische variabelen




Managers mogen bedrijfseconomische problemen niet oplossen alsof zich vrijwel geen
veranderingen in de omgeving voltrekken. Toch gebeurt dit soms. In dat geval beschouwen zij
omgevingsvariabelen als onveranderlijke gegevens. De kosten, de afzet en de rente worden dan
bijvoorbeeld bij interne rendementsberekeningen als stabiel verondersteld. Een dergelijke
handelswijze vereenvoudigt de realiteit sterk. In werkelijkheid treden enorme fluctuaties in deze
variabelen op. Het is dan ook een verrijking als managers kunnen omgaan met voorspellingen van
omgevingsvariabelen en inzien dat deze een risico voor de onderneming kunnen opleveren. Juist het
voeren van een beleid om minder gevoelig te zijn voor schommelingen in de conjunctuur, valuta,
grondstofkosten, lonen en rente, is voor veel bedrijven van essentieel belang. In veel gevallen
kunnen bedrijven immers zelf kiezen welke relatie zij hebben tot toeleveranciers en afnemers, in
welke valuta zij leningen zullen afsluiten, waar zij zich zullen vestigen of hoe zij hun
productassortiment minder conjunctuurgevoelig kunnen maken.

,1.3: Absolute en relatieve gegevens
Gegevens kunnen in absolute vorm voorkomen, als getallen, maar ook in relatieve vorm, als
procentuele veranderingen.
De begrippen volume, prijs en waarde staan met elkaar in verband. Zoals bekend bestaat de omzet
van een bedrijf in een bepaalde periode uit de afzet vermenigvuldigd met de prijs. De omzet is een
variabele die een waarde weergeeft en de afzet is een variabele die een volume of een hoeveelheid
weergeeft. Niet alleen de absolute bedragen van hoeveelheid, prijs en waarde staan met elkaar in
verband, ook de veranderingen in elk van de variabelen blijken in een bepaalde relatie tot elkaar te
staan.

Nominale stijging: de waardestijging van een variabele.
Reële stijging: de volumeverandering van een variabele.
De nominale verandering is gelijk aan de volumeverandering plus de prijsstijging.

Ook voor algemeen economische variabelen is het belangrijk de volume- en de prijsverandering van
elkaar te onderscheiden. Zo bestaat de waarde van de consumptie uit het volume maal de prijzen.
Om de verandering van de waarde ten opzichte van een voorafgaand jaar te bepalen kan men de
volume- en prijsveranderingen bij elkaar optellen.
Voor vrijwel alle economische variabelen is het van belang volume en prijsveranderingen van elkaar
te onderscheiden.

De productie van een onderneming is gelijk aan het aantal werknemers vermenigvuldigd met de
productie per werknemer (arbeidsproductiviteit).
In een heel land is de productie (bbp) gelijk aan het totaal aantal werknemers vermenigvuldigd met
de arbeidsproductiviteit.
De groei van het bbp is dus de som van de groei van het aantal werknemers en de toename van de
arbeidsproductiviteit. Het verband tussen productie, werknemers en arbeidsproductiviteit wordt
weergegeven in de vergelijking:

Bbp = Av x ap

Waarin:
Bbp = het bruto binnenlands product
Av = de vraag naar arbeidskrachten, het aantal werknemers of de totale werkgelegenheid
ap = de arbeidsproductiviteit, de productie per eenheid arbeid per tijdseenheid

De veranderingen staan als volgt met elkaar in verband:

Gbbp = GAv + Gap
De g voor een variabele duidt op de relatieve groei van deze variabele, dus de groei in procenten. (Als
de vraag naar werknemers toeneemt met 2 procent en de arbeidsproductiviteit toeneemt met 1
procent, zal het bbp stijgen met 3 procent).

Een toename van de productie in een onderneming of in een land kan twee oorzaken hebben:

1. Een toename van het aantal werkenden
2. Een toename van de arbeidsproductiviteit

,Een tweede verband tussen belangrijke variabelen betreft het loon. De totale loonsom is belangrijk
voor zowel een individuele onderneming als de economie van een heel land. De loonsom kan
toenemen door een toename van het loon per werknemer of door een toename van de vraag naar
arbeid.

Het verband tussen loonsom, loon per werknemer en het aantal werknemers is weergegeven in de
vergelijking:

L = Lwn x Av
Waarin:
L = de totale loonsom
Lwn = de loonsom per werknemer
Av = de hoeveelheid werknemers
De relatietussen de veranderingen is dan als volgt weer te geven:

GL = GLwn + GAv
Het derde verband betreft de loonkosten per eenheid product. In elk product dat met behulp van de
productiefactor arbeid is geproduceerd, zit een bedrag aan loon. Dit bedrag kan toenemen door een
stijging van het loon per werknemer, maar als de arbeidsproductiviteit stijgt, zal het loon per eenheid
product weer dalen. In de vorm van een vergelijking:

Lkp.e.p. = Lwn / ap
Waarin:
Lkp.e.p = loonkosten per eenheid product
Lwn = loon per werknemer
ap = arbeidsproductiviteit
Stel dat een werknemer 100 euro verdient en vijftig producten maakt, dan zijn de loonkosten per
eenheid product 2 euro.
De veranderingen staan ook in verband met elkaar:

GLkp.e.p = GLwn – Gap
Stijgt het loon per werknemer met 3 procent en de arbeidsproductiviteit met 1 procent, dan nemen
de loonkosten per eenheid product toe met 2 procent. Ondernemers zullen een stijging van de lonen
dus trachten te compenseren door een arbeidsproductiviteitsstijging om de winstgevendheid op pijl
te houden. Op macroniveau geldt dat ook: een loonstijging die uitgaat boven de
arbeidsproductiviteitstoename, gaat ten koste van de winstgevendheid van het bedrijfsleven.

,Hoofdstuk 2: Produceren
2.1: Welvaart en welzijn
Welvaart: het beschikken over schaarse goederen en diensten voor de bevrediging van behoeften.

2.1.1: Welvaartsverschillen
De behoeftebevrediging met behulp van goederen en diensten noemt men welvaart. Goederen en
diensten uit de vrije natuur zijn zonder bewerking niet geschikt voor de behoeftebevrediging. Er
moet eerst waarde aan worden toegevoegd. Dat noemen we productie. De totale productie binnen
de landsgrenzen is het bruto binnenlands product (bbp). Het bbp is de belangrijkste maatstaf om de
welvaart van landen te vergelijken.

Het bbp per hoofd van de bevolking gebruikt men vaak als maatstaf voor de hoogte van de welvaart.
Deze variabele kan men berekenen door het bbp van een land te delen door het aantal inwoners. Het
bbp per hoofd van de bevolking geeft de waarde aan van de producten die elke inwoner ter
beschikking staan. Het is dus als het ware het inkomen waarmee mensen producten kunnen kopen.
Inkomens van verschillende landen kan men alleen vergelijken door ze in één munt uit te drukken.
De koopkracht van een dollar verschilt van land tot land. We moeten de inkomens dus ook nog
corrigeren voor deze verschillen in koopkracht. Door deze correctie krijgen we de
koopkrachtpariteit (kkp).

Om het bbp van landen te vergelijken, moet men dus:

- Het bbp per hoofd van de bevolking bepalen
- Het bbp omzetten in één munt (bijvoorbeeld de dollar)
- Corrigeren voor de verschillen in koopkracht van de munt per land

De meeste landen streven naar groei van het bbp. De groei van het bbp is dé maatstaf voor
economische groei. Door middel van economische groei kunnen landen voorzien in de toenemende
behoeften die een gevolg zijn van de bevolkingsgroei. Veel economen nemen aan dat de behoeften
van mensen oneindig groot zijn, veel groter dan ze met de beschikbare middelen kunnen bevredigen.

Niet alleen tussen landen, maar ook binnen landen kunnen grote welvaartsverschillen bestaan. De
mate waarin de bevolking van een land sterke inkomensverschillen accepteert, is afhankelijk van
plaatselijke zedelijke normen en waarden. Toch heeft de internationale gemeenschap vastgelegd
welke behoeften elk mens ten minste moet kunnen bevredigen om van een menswaardig bestaan te
kunnen spreken. Normen daarvoor zijn te vinden in de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens. Het gaat daarbij onder andere om het recht op voeding, kleding, onderdak, onderwijs en
medische voorzieningen. Desondanks bestaan ook in rijke landen grote verschillen in feitelijke
verwezenlijking van de rechten van de mens.

De inkomensverdeling is van invloed op de hoogte van de welvaart. Een belangrijke oorzaak voor
verschillen in inkomens is het verschil in arbeidsproductiviteit. Mensen die veel bijdragen aan de
productie, willen ook veel ontvangen. Anders zijn zij niet bereid zo’n hoge productie te leveren. Een
zeer gelijke inkomensverdeling, die de verschillen in arbeidsproductiviteit niet weerspiegelt, is dan
ook nadelig voor de welvaart. Een heel ongelijke inkomensverdeling kan ook tot productiviteitsverlies
leiden. In dat geval hebben de armste groepen van de bevolking onvoldoende mogelijkheden om
gebruik te maken van elementaire voorzieningen als gezonde voeding, onderwijs en
gezondheidszorg. Hun welstand is te laag om minimaal in de economie te kunnen functioneren. De
conclusie kan zijn dat zowel een te gelijke als een geheel ongelijke inkomensverdeling nadelige
gevolgen heeft voor de hoogte van de welvaart.

,2.1.2: Welzijn
Welzijn: de mate van geluksbeleving van mensen in een samenleving.

Voor een gelukkig leven is een zekere materiële behoeftebevrediging noodzakelijk, maar niet
voldoende. Het geluk van mensen hangt ook af van de bevrediging van immateriële behoeften, zoals
deelname aan onderwijs en een gezond leven.

De Verenigde Naties heeft een maatstaf ontwikkeld om het welzijn van de bevolking te meten. Deze
maatstaf is de human development index (HDI). De HDI varieert van 0 (minimaal welzijn) tot 1
(maximaal welzijn). De HDI is samengesteld uit de volgende elementen:

- Een lang en gezond leven – de levensverwachting bij de geboorte
- Kennis, gemeten als de deelname aan het lager, voortgezet en hoger onderwijs
- Een redelijke levensstandaard – het inkomen per hoofd van de bevolking

Een lang en gezond leven draagt bij aan het welzijn van mensen. De levensverwachting zegt iets over
de kwaliteit van de medische voorzieningen in een land. Hoe beter de medische voorzieningen in een
land zijn, des te hoger is de kwaliteit van leven. Deelname aan onderwijs biedt mensen de
mogelijkheid om te komen tot individuele ontplooiing. Zij kunnen daardoor een actieve bijdrage
leveren aan de cultuur en de economie van een land.

In het algemeen hangen de grote verschillen in HDI-scores in de wereld samen met het
ontwikkelingsniveau van de economie.

2.2: Toegevoegde waarde
Bbp: de som van alle productieve activiteiten die binnen bepaalde landsgrenzen plaatshebben.
Productie: het toevoegen van waarde, zodat producten geschikter zijn voor het gebruik.

De productie kunnen we op drie manieren meten, we onderscheiden het meten van:

1. De productie
2. De inkomens
3. De bestedingen

Productiebenadering: alle toegevoegde waarde van ondernemingen en overheden binnen de
landsgrenzen optellen.

Inkomensbenadering: het optellen van de beloningen die de productiefactoren ontvangen.

Bestedingsbenadering: het sommeren van de bestedingen om de productie van een land te bepalen.




1. Ondernemingen produceren, waardoor zij waarde toevoegen aan producten
2. Gezinnen stellen productiefactoren aan ondernemingen ter beschikking, waarvoor zij een
inkomen ontvangen.
3. De gezinnen besteden hun inkomen weer bij ondernemingen.

, 2.2.1: Productie en inkomensbenadering
Ondernemingen maken producten. De waarde van de productie komt tot stand bij de verkoop van de
producten. Dat levert een opbrengstenstroom op. Met de opbrengsten kopen bedrijven grondstoffen
in, huren ze arbeid en kopen ze kapitaalgoederen, en betalen ze aan de overheid de belasting op de
toegevoegde waarde. Zo verdelen ze de opbrengsten over de verschillende belanghebbenden bij het
productieproces.




Uit de opbrengst van de verkopen kan een onderneming in de eerste plaats de inkopen betalen. De
waarde van de grondstoffen en halffabricaten die ondernemingen kopen, is in andere
ondernemingen toegevoegd. Wat resulteert in het bruto binnenlands product tegen marktprijzen.
Ondernemingen dragen de kostprijsverhogende belastingen af aan de overheid. Aan de andere kant
verleent de overheid kostprijsverlagende subsidies aan ondernemingen (bijv. bibliotheken en
zwembaden). Als we het bruto binnenlands product tegen marktprijzen verminderen met deze post,
resulteert het bruto binnenlands product tegen factorkosten. We spreken van factorkosten omdat
deze post de kosten van de productiefactoren weerspiegelt. In de eerste plaats gaat het daarbij om
de afschrijvingen. Ondernemingen kunnen de afschrijvingen gebruiken om versleten machines en
gebouwen te vervangen.

Als we het bruto binnenlands product tegen factorkosten verminderen met de afschrijvingen,
resulteert het netto binnenlands product tegen factorkosten. Daaruit kunnen de lonen, de rente en
de winst worden betaald. De winst is het verschil tussen de opbrengsten uit de verkopen van
producten en de kosten van het productieproces. Vanuit ondernemingen gezien is er een groot
verschil tussen loon en rente enerzijds, en winst anderzijds. Loon en rente zijn in de regel
contractueel vastgelegde vergoedingen. Bij winstuitkering ligt dat anders. De winst kan veranderen
als gevolg van fluctuaties in opbrengsten en kosten. Winst heeft dan ook het karakter van een
restpost, die opbrengsten en kosten uiteindelijk aan elkaar gelijkmaakt. Winst wordt daarom gezien
als een vergoeding voor de productiefactor ondernemerschap. Hoe beter een bedrijf in staat is
productiefactoren te combineren, des te hoger is de beloning voor het ondernemersrisico.

Wanneer je bovenstaande tabel van boven naar beneden leest, volg je de productiebenadering van
het bbp. Van beneden naar boven volg je de inkomensbenadering.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tvdd2108. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.05  144x  sold
  • (21)
Add to cart
Added