Een uitgebreide samenvatting van alle doelstellingen (week 1 t/m 7) van de vakken medische en verpleegkundige kennis periode 3.1. De samenvatting is geschreven aan de hand van de opgegeven literatuur, PowerPoints, hoorcolleges en werkcolleges.
Delen van: h1, h2, h3, h4, h5, h6
June 18, 2020
July 2, 2020
131
2019/2020
Summary
Subjects
verpleegkunde
hbo
doelstellingen
tentamen
windesheim
samenvatting
periode 31
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Windesheim (HW)
Verpleegkunde
Medische & verpleegkundige kennis
All documents for this subject (43)
7
reviews
By: desiemekers • 2 year ago
By: s1154971 • 5 months ago
By: LT0 • 3 year ago
By: anne-lynnpat • 4 year ago
By: kirstenrijpkema • 4 year ago
By: bart_wierden • 4 year ago
By: lisawerner43 • 4 year ago
Seller
Follow
mb2000
Reviews received
Content preview
VERPLEEGKUNDIGE EN MEDISCHE KENNIS – P3.1
DOELSTELLINGEN
WEEK 1
MEDISCHE KENNIS
Preconceptiezorg
Voorlichting en overleg over medicijngebruik bv. kunnen beter al voorafgaand aan de zwangerschap plaatsvinden.
Ook wanneer het risico op bepaalde genetische aandoeningen voor een aanstaand ouderpaar groter is dan
gemiddeld, is het belangrijk daar al voor de conceptie van op de hoogte te zijn.
Voor de bevruchting zijn er ook wat betreft keuzen voor screening op Downsyndroom en neuraalbuisdefecten (zoals
spina bifida). Tijdens de zwangerschap is de tijd tussen een bepaalde uitslag en de mogelijkheid tot vervolgonderzoek
of – daarna - de keuze om de zwangerschap af te breken vaak heel kort.
Belangrijke preventiemaatregel: foliumzuur, moet 4 weken voor bevruchting gestart worden. Groot deel van effect dat
foliumzuur heeft op het voorkomen van een neuraalbuisdefect gaat verloren wanneer begonnen wordt met innemen
als zwangerschap al is opgetreden.
Ontwikkelingskenmerken van verschillende trimesters in zwangerschap
Ontwikkeling begint bij bevruchting [conceptie], wanneer mannelijke en vrouwelijke gameet versmelten.
Embryonale ontwikkeling bestaat uit processen die plaatsvinden tijdens de eerste twee maanden na de bevruchting.
Bestuderen van deze processen in het ontwikkelende organisme of embryo is embryologie. Na twee maanden wordt
het embryo een foetus. Foetale ontwikkeling begint bij het begin van de negende week en gaat door tot aan de
geboorte. Embryonale en foetale ontwikkeling worden samen de prenatale (natus, geboorte) ontwikkeling genoemd.
Postnatale ontwikkeling begint bij geboorte en gaat door tot volwassenheid, stadium van volledige ontwikkeling of
voltooide groei.
Tijdens prenatale ontwikkeling ontstaat uit één enkele cel uiteindelijk een zuigeling van drie tot vier kg. Periode waarin
prenatale ontwikkeling plaatsvindt: gestatie [zwangerschap]. Duurt negen maanden en vindt in uterus [baarmoeder]
plaats.
1. Eerste trimester (<16 weken): periode van embryonale en vroege foetale ontwikkeling. Tijdens deze periode
ontstaan alle belangrijke orgaanstelsel.
- Klievingsdelingen en vorming blastocyste, innesteling, placentatie en embryogenese.
2. Tweede trimester (16 t/m 27 weken): ontwikkeling organen en orgaanstelsels tot deze bijna zijn volgroeid.
Lichaamsverhoudingen foetus veranderen, en tegen het einde van dit trimester is duidelijk een menselijke vorm te
herkennen.
3. Derde trimester (>28 weken): snelle groei van foetus. Vroeg in dit trimester worden meeste belangrijkste
orgaanstelsel volledig functioneel. Een zuigeling die één of zelfs twee maanden te vroeg geboren wordt, heeft
redelijke kans te overleven.
Tijdens einde eerste trimester (week 12) zijn basale onderdelen van alle belangrijkste orgaanstelsels aangelegd.
Tijdens tweede trimester groeit foetus, omgeven door amnion, sneller dan omringende placenta. Als buitenste
oppervlak van amnion tegen binnenste oppervlak van chorion aan ligt, vergroeien deze lagen. Tijdens derde trimester
zijn alle orgaanstelsels aangelegd en meeste organen zijn gereed om hun normale functies te vervullen.
Groeisnelheid begint af te nemen, maar grootste absolute gewichtstoename vindt tijdens dit trimester plaats. Bij
geboorte weegt kind ongeveer 3,2 kilo.
, Periode 1e trimester (1-3 mnd.) 2e trimester (4-6 mnd.) 3e trimester (7-9 mnd.)
Centraal staat Aanleg organen en Ontwikkeling van organen en (snelle) Groei van
belangrijke orgaanstelsels, orgaanstelsels foetus en functioneel
embryonale en vroege worden van
foetale ontwikkeling orgaanstelsels
Naamgeving Embryo (tot wk 8) Foetus Foetus
Foetus (wk 8 – wk 12)
Bijzonderheden Wk 0: 1e dag menstruatie Wk 12: termijnecho waarin Wk 35: voelen hoe
Wk 2: ovulatie bevallingsdatum wordt bepaald baby ligt
Wk 5: overtijd Wk 14: geslacht kan bepaald Wk 40: uitgerekende
Wk 6: hartje horen kloppen worden bevallingsdatum
Wk 18: bewegingen voelen Wk 37 – wk 42 is een
Wk 20: 20-weken echo waar baby voldragen (a
afwijkingen worden terme)
opgespoord
Wk 22: levensvatbaar
Wk 24: vanaf hier abortus niet
meer toegestaan
Hormonen B-HCG: stijgt, met piek bij B-HCG: daalt B-HCG: daalt
wk 8, daalt daarna Oestrogeen: stijgt Oestrogeen: stijgt tot
Oestrogeen: stijgt Progesteron: stijgt geboorte en daalt dan
Progesteron: stijgt abrupt
Progesteron: stijgt tot
de geboorte en daalt
dan abrupt
Klachten Misselijkheid, moe, pijnlijke Obstipatie, verhoogde hartslag, Bekkeninstabiliteit,
borsten, veel plassen, meer huidpigmentatie, lichte spataderen,
vreetbuien, wisselende bloedarmoede ademtekort, rugpijn
stemming
Fysiologie van bevruchting, innesteling en placentatie
Bij bevruchting versmelten twee haploïde (cel met enkel chromosoom) gameten [geslachtscel] met elkaar. Door de
versmelting van de twee haploïde gameten (elk met 23 chromosomen) ontstaat een bevruchte eicel of zygote met 46
chromosomen, het normale aantal voor lichaamscel (somatische cel). Spermacellen dragen alleen de mannelijke
chromosomen bij. Vrouwelijke gameet, een secundaire oöcyt, levert alle celorganellen, voedingsstoffen en de
genetische programmering om de ontwikkeling van het embryo gedurende ongeveer een week na bevruchting te
ondersteunen.
Spermacellen die in de vagina gedeponeerd zijn, zijn al beweeglijk doordat ze gemengd zijn met klierproducten van
de zaadblaasjes, eerste stap van capacitatie. De spermacellen kunnen pas een bevruchting teweegbrengen wanneer
ze worden blootgesteld aan de omstandigheden in vrouwelijke voortplantingsorganen, met name in het oviduct [tuba
uterina of eileider]. Hoewel producten van secretiecellen (bevinden in de eileider) bijdragen aan capacitatie, is het
exacte mechanisme dat eraan ten grondslag ligt nog onbekend.
Capacitatie = natuurlijk proces dat zaadcellen doormaken als zij het baarmoederslijmvlies passeren. Er gebeuren
voornamelijk veranderingen in bewegingspatroon van zaadcellen en er treden fysiologische veranderingen op.
Meestal bevindt de bevruchting binnen een dag na de ovulatie plaats in het bovenste derde gedeelte van het oviduct.
,Ovulatie vindt plaats voordat de eicel volledig is uitgerijpt. Secundaire oöcyt die het follikel verlaat, bevindt zich in de
metafase van de tweede meiotische deling (meiose II). Stofwisselingsprocessen in de cel zijn gestopt, eicel verkeert in
een soort latente toestand en wacht op de prikkel voor verdere ontwikkeling. Vindt er geen bevruchting plaats dan
sterft de oöcyt af zonder meiose af te maken.
Voor het fysieke proces van bevruchting hoeft één enkele spermacel met de membraan van de eicel in contact te
komen. Deze spermacel moet eerst door de corona radiatia heen dringen. Acrosoom van spermacel bevat
verschillende enzymen waaronder hyaluronidase, dat de verbindingen tussen aangrenzende follikelcellen afbreekt. De
spermacel die de eicel bevrucht en activeert bindt zich eerst aan spermareceptoren in de zona pellucida. Vervolgens
scheurt het acrosoom, waardoor hyaluronidase en een ander proteolytisch enzym vrijkomen. Deze enzymen maken
een opening in de zona pellucida rond de membraan van de eicel. Zodra membranen van eicel en spermacel met
elkaar in contact zijn, beginnen ze te versmelten, waarmee activering van eicel in gang wordt gezet.
Blaasjes die zich binnen de membraan van eicel bevinden, ondergaan exocytose, waarbij enzymen worden
vrijgemaakt die voorkomen dat zich een afwijkend proces voordoet: polyspermie (bevruchting door meer dan één
spermacel). Meiose II wordt voltooid en er is een sterke toename van stofwisselingssnelheid in de eicel.
Na activering eicel en voltooiing meiose reorganiseert het kernmateriaal in eicel zich tot vrouwelijke pronculeus. Kern
van spermacel zwelt op en verandert in mannelijke pronucleus. Daarna versmelten mannelijke en vrouwelijke
pronucleus met elkaar tijdens amfimixis. Bevruchting is voltooid en is een zygote gevormd die het normale
chromosomenaantal van 46 heeft. Bij eerste klievingsdeling ontstaan twee dochtercellen.
Klievingsdelingen (dag 1 tot 6) = reeks celdelingen die onmiddellijk na bevruchting beginnen. Bij dit proces worden
steeds meer genetisch identieke dochtercellen gevormd die elk steeds kleiner worden [blastomeren]. Bij eerste
klievingsdeling ontstaan twee dochtercellen die elk half zo groot zijn als oorspronkelijke zygote. Eerste deling is
ongeveer 30 uur na bevruchting voltooid en volgende celdelingen vinden plaats met tussenpozen van 10 tot 12 uur.
Gedurende klieving wordt zygote een pre-embryo. Na drie dagen klievingsdelingen is pre-embryo, dat nu aan einde
van oviduct is, een massief bolletje van cellen (stadium = morula). Volgende twee dagen, als embryo de cavum uteri
[baarmoederholte] binnengaat, vormen blastomeren een blastocyste, holle bol met binnenste holte [blastocoele].
Buitenste laag, buitenste omhulsel van blastocoele, heet trofoblast. Die cellaag biedt voeding voor het zich
ontwikkelde embryo. Tweede groep cellen, embryoblast, ligt bij elkaar in gedeelte van blastocyste. In loop van tijd zal
hieruit embryo ontstaan.
Gedurende deze tijd wordt zona pellucida afgestoten. Blastocyste komt in contact met vloeistof in baarmoederholte.
Deze vloeistof, rijk aan glycogeen, die door klieren in endometrium (baarmoederslijmvlies) wordt afgegeven, voorziet
blastocyste van voedingsstoffen. Als blastocyste volledig is ontwikkeld, maakt hij contact met endometrium;
klievingsdelingen stoppen en innesteling begint.
, Innesteling (dag 7 -10) begint wanneer oppervlak van blastocyste dat het dichtste bij embryolast ligt, zich hecht aan
bekleding uterus. In de meeste gevallen vindt de innesteling plaats in de fundus of elders in de baarmoeder. Bij een
ectopische zwangerschap vindt de innesteling niet in de baarmoeder plaats, maar ergens anders, bv: in een van
oviducten. Deze zwangerschappen leveren geen levensvatbaar embryo op en zijn mogelijk levensbedreigend voor de
moeder.
Tijdens innesteling blijft syncytiotrofoblast in omringende endometrium uitgroeien. Door verdwijnen van klieren van
baarmoederwand komen voedingsstoffen vrij die door trofoblast worden opgenomen en via diffusie naar embryoblast
worden getransporteerd. Deze voedingsstoffen leveren energie die nodig is om eerste stadia van embryonale
ontwikkeling te ondersteunen. Uitstulpingen trofoblast groeien uit, zodat ze rond capillairen in endometrium komen te
liggen. Als wanden van capillairen worden afgebroken, begint bloed van moeder door kanalen in trofoblast te stromen
[bloedruimten of lacunae].
Tegen tijd van innesteling heeft embryolast zich van trofoblast losgemaakt. Scheidingslijn wordt geleidelijk groter,
waardoor een met vloeistof gevuld compartiment ontstaat [amnionholte]. Op dag 12 begint een derde laag cellen te
ontstaan tussen de oppervlakkige en diepe cellagen van binnenste celmassa, proces heet gastrulatie.
Oppervlakkige laag heet ectoderm, de diepe entoderm en migrerende cellen mesoderm:
- Ectoderm: opperhuid en huidaanhangsels, zenuwstelsel, hypofyse en bijnieren, hart, slijmvlies neusholten,
slijmvlies mond en anus
- Endoderm: endocriene stelsel, epitheel longen en spijsverteringsstelsel (m.u.v. mond en anus), lever en
pancreas, distale deel urinewegen en distale deel van het voortplantingsstelsel
- Mesoderm: onderste huidlagen, botten, spieren, lymfevaten, geslachtsorganen, nieren, bekleding
lichaamsholten thorax en bindweefselvorming
De drie kiembladen vormen vier vruchtvliezen die ontwikkeling van embryo en foetus ondersteunen: dooierzak,
amnion, allantoïs en chorion. Kiembladen vormen basis voor organen.
- Dooierzak: het eerste vruchtvlies dat ontstaat is dooierzak, die op 10e dag na bevruchting aanwezig is, vormt
een blaas binnen de blastocoele. Als gastrulatie doorgaat, migreren mesodermcellen rond deze blaas en
voltooien vorming van dooierzak
o Er ontstaan bloedvaten binnen mesoderm en dooierzak wordt een belangrijke plaats voor vorming
bloedcellen
- Amnion: bestaat uit ectoderm en mesoderm. Eerst verspreiden ectodermcellen zich over binnenste oppervlak
van amnionholte en daarna volgen mesodermcellen die een tweede, buitenste laag vormen. Als embryo en
later foetus groter wordt, blijft amnion groeien, waardoor amnionholte groter wordt
o Amnion bevat vruchtwater dat embryo en foetus omgeeft en tegen schokken beschermt
- Allantoïs: blaas van endoderm en mesoderm die zich vanaf embryo uitstrekt. Uit basis van allantoïs ontstaat
later urineblaas
o In allantoïs hoopt zich een deel van kleine hoeveelheid urine op die tijdens embryonale ontwikkeling
door nieren wordt gevormd
- Chorion: ontstaat wanneer migrerende mesodermcellen een laag vormen onder trofoblast, waardoor deze van
blastocoele wordt gescheiden. In begin van innesteling kunnen voedingsstoffen die door trofoblast worden
opgenomen de embryolast gemakkelijk via diffusie bereiken. Maar als embryo en trofoblast groter worden,
neemt afstand tussen deze structuren toe
o Nu beginnen in het mesoderm van chorion bloedvaten te ontstaan, waardoor een hogesnelheidslijn
voor voedingsstoffen wordt aangelegd die embryo met trofoblast verbindt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mb2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.