Dit is een samenvatting van het gehele boek Ontwikkelingspsychologie II en een samenvatting van een kennisbundel en artikel over dementie. Deze samenvatting bevat Hoofdstuk 1 t/m 7.
Samenvatting Healty Ageing
Ontwikkelingspsychologie II
1. Lichamelijke en cognitieve ontwikkeling tijdens de
vroege volwassenheid
1.1 Lichamelijke ontwikkeling
1.1.1 Lichamelijke ontwikkeling, fitheid en gezondheid
Veroudering – de natuurlijke lichamelijke achteruitgang die wordt veroorzaakt door het
ouder worden.
Myelinisering – vettige stof die op veel plaatsen in het zenuwstelsel het axon omhult.
Myeline geeft de witte stof zijn witte kleur. Het zorgt ervoor dat zenuwimpulsen sneller
worden doorgestuurd.
De prefrontale cortex is de plaats in de hersenen waar de executieve functies zitten.
Executieve functies zijn de mogelijkheden die wij hebben om onszelf te organiseren en om te
plannen.
1.2.2 Motoriek, fitheid en welzijn: gezond blijven
Tijdens de vroege volwassenheid is de reactietijd korter, de spierkracht groter en de oog-
handcoördinatie beter dan in enige andere leeftijdsfase.
Lichamelijke fitheid
Een op de drie Nederlanders beweegt onvoldoende, de maatstaaf is minimaal 30 minuten per
dag matige inspanning.
Voordelen van regelmatige lichaamsbeweging:
Verbetert de conditie van het cardiovasculaire systeem (hart en bloedvaten werken
efficiënter)
De longcapaciteit neemt toe
Spieren worden sterker
Het lichaam wordt soepeler
De bewegingsvrijheid wordt groter en de spieren, pezen en gewrichtsbanden worden
elastischer
Goede bescherming tegen osteoporose (botontkalking)
Stimuleert het immuunsysteem
Verminderd stress en angst
Werkt verlichtend bij depressie
Gezondheid
Mensen zijn vaak minder gevoelig voor verkoudheden en andere lichte ongemakken dan toen
ze kinderen waren en als ze ziek worden, zijn ze vaak weer snel beter.
De leeftijd 35 is een belangrijke mijlpaal, vanaf dat moment zijn ziekten en anderen
belangrijkere doodsoorzaken dan ongelukken.
Secundaire veroudering – lichamelijke aftakeling die veroorzaakt wordt door
omgevingsfactoren of individueel gedrag.
,1.1.3 Eten, voeding en overgewicht: een zwaarwegende zorg
Goede voeding
De meeste jongvolwassenen weten welke voedingsmiddelen gezond zijn en hoe een
uitgebalanceerd dieet eruitziet. Ze hebben alleen geen zin zich daaraan te houden.
- Schijf van vijf
- Voedingsdriehoek
3 richtlijnen
1. Eet in verhouding meer voeding van plantaardige dan van dierlijke oorsprong.
2. Geef de voorkeur aan weinig of niet-bewerkte voeding en eet zo weinig mogelijk ultra
bewerkte voeding
3. Vermijd overconsumptie en voedselverspilling
Overgewicht (obesitas)
Overgewicht: een lichaamsgewicht dat twintig procent hoger ligt dan het gemiddelde voor
iemand met een bepaalde lengte.
Het voedingscentrum definieert overgewicht als een Body Mass Index (BMI) van 25 tot 29,9
en overgewicht als een BMI van 30 of meer.
Het BMI = het lichaamsgewicht in kilo’s te delen door het kwadraat van lengte in meters.
Overgewicht is een belangrijk maatschappelijk probleem.
Anorexia
Eetstoornis (anorexia nervosa) = iemand is geobsedeerd is door alles wat met zijn/haar
gewicht, lichaamsomvang en eten te maken heeft en dat daarom zijn/haar gezondheid in
gevaar komt.
Bij anorexia eet iemand ondanks een hongergevoel langdurig weinig om zo mager te worden.
Twee typen anorexia
1. Beperkend type – hierbij heeft iemand tijdens een episode van anorexia nervosa niet
geregeld vreetbuien of laxeert.
2. Purgerende type – hierbij heeft iemand tijdens een episode van anorexia geregeld
vreetbuien of purgeert.
1.1.4 Lichamelijke beperkingen: omgaan met een handicap
Het leven van mensen met een handicap is vaak lastig en een hele uitdaging. Met name
wanneer zij niet in staat zijn om de algemene dagelijkse levensverrichtingen en de
huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren.
Een handicap kan aangeboren of niet aangeboren zijn.
1.1.5 Stress en coping: omgaan met de uitdagingen van het leven
Stress – de lichamelijke en emotionele reactie op gebeurtenissen die ons bedreigen of
uitdagen
Coping – het omgaan met stress
Stressoren – gebeurtenissen en omstandigheden die een bedreiging kunnen vormen voor ons
welzijn.
Psychoneuro-Immunologie – onderzoek naar de relatie tussen de hersenen, het
immuunsysteem en psychologische factoren.
,Oorzaken van stress
Primaire inschatting – de betrokkene beoordeelt de gebeurtenis om te bepalen of de gevolgen
ervan positief, negatief of neutraal zijn.
Bij een gebeurtenis die negatief overkomt:
- schade in vergelijkbare gebeurtenissen in het verleden
- de kans dat de dreiging kan worden afgewend
Secundaire inschatting – een inschatting of zijn coping vaardigheden en hulpbronnen
voldoende zijn om de dreiging die de potentiële stressor inhoudt het hoofd te kunnen bieden.
Als er geen hulpbronnen aanwezig zijn en de potentiële dreiging is te groot, ervaart iemand
stress.
Algemene principes van Taylor, als voorspellers van stress
Gebeurtenissen en omstandigheden die negatieve emoties oproepen, leiden eerder tot
stress dan positieve gebeurtenissen en omstandigheden
Situaties die onbeheersbaar of onvoorspelbaar zijn, veroorzaken eerder stress dan
situaties die beheerst en voorspelt kunnen worden.
Gebeurtenissen en omstandigheden die ambigu en verwarrend zijn, veroorzaken meer
stress dan gebeurtenissen en omstandigheden die eenduidig en overzichtelijk zijn.
Mensen die tegelijkertijd veel taken moeten vervullen die veel van hun capaciteiten
vragen zullen waarschijnlijk meer stress ervaren dan mensen die minder dingen te
doen hebben.
Gevolgen van stress
Stress kan op langere termijn vervelende gevolgen hebben:
Fysieke klachten (hoofdpijn, rugpijn, huiduitslag, verstopping, chronische
vermoeidheid en zelfs verkoudheid)
Het immuunsysteem kan beschadigd raken (eigen lichaamscellen aanvallen door
overmatige prikkeling)
Psychosomatische aandoeningen – medische problemen die worden veroorzaakt
door de interactie tussen psychologische, emotionele en lichamelijke problemen.
Stress hanteren
Coping – poging om de dreiging die tot stress leidt te beheersen, te reduceren of te leren
verdragen.
3 manieren van coping
1. Probleemgerichte coping – situatie rechtstreeks veranderen, waardoor de situatie minder
stress oproept.
2. Emotiegerichte coping – emoties bewust proberen te reguleren.
3. Defensieve coping – onbewuste strategieën die de ware aard van een situatie verdraaien of
ontkennen (een manier om het werkelijke probleem te vermijden of te negeren.
1.2 Cognitieve ontwikkeling
Wanneer mensen de volwassenheid bereiken, hechten ze steeds minder gewicht aan pure
logica van een situatie en krijgen ze steeds meer oog voor op de werkelijkheid gebaseerde
,overwegingen die het gedrag van mensen in bepaalde situaties kunnen beïnvloeden en
temperen.
1.2.1 Intellectuele groei tijdens de vroege volwassenheid
Volgens Piaget blijft ons denken vanaf de adolescentie, kwalitatief gezien grotendeels
hetzelfde.
Mensen kunnen meer informatie verzamelen maar de manieren waarop ze erover nadenken
zou gedurende de rest van hun leven niet veranderen
1.2.2 Benaderingen van postformeel denken
Labouvie-vief
Postformeel denken – denken dat rekening houdt met het feit dat de hachelijke situaties
waarin volwassenen kunnen terechtkomen soms op relativerende wijze moet worden opgelost.
- Dialectisch denken – hierbij is er ruimte voor de mogelijkheid dat zeken niet altijd
helder af te bakenen zijn en dat antwoorden op vragen niet altijd absoluut goed of fout
zijn, maar dat er soms over onderhandeld moet worden.
Perry’s benadering van postformeel denken
Dualistisch denken – iets is goed of fout, mensen zijn goed of slecht, anderen zijn voor of
tegen hen.
Meervoudig denken – er zijn over elke kwestie verschillende standpunten mogelijk
1.2.3 Schaies stadia van ontwikkeling
1. Verwervend stadium (bevat hele kindertijd en adolescentie) – volgens Schaies eerste
stadium van cognitieve ontwikkeling omvat de gehele kindertijd en adolescentie de
belangrijkste ontwikkelingstaak, die bestaat uit het verwerven van informatie.
2. Uitvoerend stadium – stadium waarin jongvolwassenen de verworven kennis toepassen op
specifieke situaties die te maken hebben met het bereiken van langetermijndoelen op het
gebied van carrière, gezin en bijdrage aan de maatschappij.
3. Verantwoordelijk stadium – stadium waarin mensen van middelbare leeftijd zich vooral
bezighouden met hun persoonlijke situatie, inclusief het beschermen en verzorgen van
partner, gezin en carrière.
3. Ondernemend stadium – periode tijdens de middelbare leeftijd waarin mensen de zeken
breder gaan bekijken, waarin ze meer betrokken raken bij de wereld.
4. Reïntegratief stadium – periode tijdens de ouderdom waarin de aandacht vooral gericht is
op zaken die persoonlijke betekenis hebben.
1.2.4 Intelligentie: wat is belangrijk tijdens de vroege volwassenheid
Triarchische theorie over intelligentie (sternberg) – theorie die stelt dat intelligentie uit
drie componenten bestaat: een componentiële, een experimentele en een contextuele
component.
- Componentiële – mentale aspecten die betrokken zijn bij het analyseren van data die
worden gebruikt om problemen op te lossen, met name problemen waarbij rationeel
gedrag een rol speelt.
- Experimentele – de relatie tussen intelligentie, eerdere ervaringen en het vermogen om
nieuwe situaties te hanteren’
- Contextuele – de mate waarin mensen kunnen voldoen aan de eisen die in het
dagelijks leven aan hen gesteld worden.
, Praktische intelligentie – volgens Sternberg intelligentie die voornamelijk verworven is door
het observeren en kopiëren van andermans gedrag.
Emotionele intelligentie – geheel van vaardigheden die een accurate inschatting, evaluatie,
uitdrukking en regulering van emoties mogelijk maken.
Mednick: Vertrouwdheid leidt tot rigiditeit de kans is kleiner dat mensen creatief zullen
zijn op een bepaald terrein naarmate ze meer over het onderwerp weten.
Creativiteit – ongewone manieren om responsen of ideeën te combineren.
Ups en downs van ingrijpende gebeurtenissen kunnen jongvolwassenen stimuleren om op
nieuwe, complexere, verfijndere en dikwijls minder rigide manieren over de wereld na te
denken.
1.3 Hoger onderwijs volgen
- In het hoger onderwijs is er een toename van diversiteit, in de zin van herkomst,
sociaaleconomische status, ras en etniciteit.
1.3.1 De demografie van het hoger onderwijs
- De huidige student is gemiddeld jonger geworden.
- Vrouwelijke studenten kiezen eerder voor sociale en linguïstische opleidingen.
- Mannen hebben een voorkeur voor een technische of economische studie.
1.3.2 Een leven lang leren?
Maturation reform (aanpassing door rijping) – verlangen naar risicovol gedrag verminderen,
meer gaan richten op het verwerven van de mogelijkheden om hun gezin te onderhouden
Willis
redenen om weer te gaan leren
- op zoek naar kennis over hun eigen toenemende leeftijd.
- een opleiding volgen om de snelle technologische en culturele veranderingen die zo
kenmerkend zijn voor het moderne leven beter te kunnen begrijpen.
- voorkomen dat ze op hun werk worden afgedankt.
- Een heel ander beroep leren.
- Een opleiding doen om zich voor te bereiden op de aanstaande pensionering.
1.3.3. Aanpassing aan het leven als student
Aanpassingsreactie in het eerste jaar – cluster van psychologische symptomen, waaronder
eenzaamheid, angst, neiging tot terugtrekken en depressie, die samenhangt met de overgang
van de middelbare school naar het hoger onderwijs, waar eerstejaarsstudenten aan kunnen
lijden.
- meestal gaat de aanpassingsreactie in het eerste jaar vanzelf over als de betrokkene nieuwe
vrienden maakt, goede cijfers haalt en zich aan het studentenleven leert aanpassen.
- in sommige gevallen blijven de problemen echter bestaan en groeien ze zelfs uit tot ernstige
psychologische problemen.
1.3.4 Geslacht en studieprestaties
Glazen plafon – een barrière waardoor vrouwen moeilijker doorstoten naar topfuncties.
Welwillend seksisme – een vorm van seksisme waarbij vrouwen in stereotypen en beperkte
rollen worden gedwongen die op het eerste gezicht positief lijken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tbosscha. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.59. You're not tied to anything after your purchase.