1.3.4.1 – Enzymen
Enzymen hebben het vermogen om chemische reacties (veel) sneller te laten verlopen dan zonder
hun tussenkomst zou gebeuren.
Voor elke chemisch reactie is een zeker tempo vereist, om:
• Direct te kunnen reageren op acute behoeften;
• Te voorkomen dat de reactanten vroegtijdig worden gecontamineerd of anderszins worden
beschadigd.
Enzymen leiden dit soort zaken in goede banen.
Ze zorgen ervoor dat de juiste reactie op het juiste moment en op de juiste plaats optreedt.
Enzymen zijn katalysatoren. Ze werken zeer
specifiek; iedere chemische reactie vereist een
eigen specifiek enzym.
Door de manier waarop het enzym is gevouwen
ontstaat er een specifieke pasvorm (actieve zijde
= slot) waarin alleen een zeer specifiek molecuul
(het substraat = reactant = sleutel) past.
Het enzym-substraat complex is in dit sleutel-slot
model het resultaat van een binding tussen
geometrisch complementaire rigide structuren.
Omdat enzymen een bepalende rol spelen in het gehaal van de reacties binnen de cel, kunnen cellen
hun chemie regelen door de aanmaak van enzymen te controleren.
Oxidoreductasen; Katalyseren redoxreacties.
Transferasen; Katalyseren groepsoverdrachtsreacties.
Hydroslasen; Katalyseren hydrolysereacties.
Lyasen; Katalyseren de splitsing van C-C, C-O en C-N-bindingen.
(= Eliminatiereactie).
Isomerasen; Katalyseren isomeratiereacties.
Ligasen; Katalyseren de koppeling van twee substraten waarbij een binding van een
koolstofatoom met een ander atoom (meestal O, N of S) gevormd wordt.
1.5 – Lipiden
Lipide = elke vetachtige verbinding die één of meer lange apolaire
koolwaterstofstaarten bevat. Deze vetachtige verbindingen hebben
allemaal een hydrofoob karakter hoewel de meeste ervan ook een (klein)
hydrofiel gedeelte bevatten.
Chemisch gezien gaat het om verbindingen die ontstaan na een
koppeling van een of meerdere verzuren aan een alcohol (meestal
glycerol) op basis van een condensatiereactie, hierbij ontstaat een
esterbinding.
Glycerol
Tot de groep der lipiden behoren onder andere:
• Vetten en Oliën; esters van glycerol en vetzuren, (met verhouding 1:3). Vetten zijn vaste
stoffen en zijn veelal van dierlijk herkomst. Oliën zijn vloeibaar en plantaardig.
Vetten en Oliën hebben de volgende functies:
o Brandstof;
, o Opslagplaats van energie;
o Warmte-isolator;
o Schokdemper;
o Oplosmiddel voor bepaalde vitamines (A, D, E en K);
o Modellering ten behoeve van de stroomlijning bij dieren.
Vetten en oliën worden ook glyceriden genoemd. Triglyceriden zijn vetten of oliën waarbij
alle drie de hydroxylgroepen van het glycerol veresterd zijn met vetzuren.
• Fosfolipiden; esters van glycerol en vetzuren, (met verhouding 1:2).
Op de derde bindingsplaats zit hier een hydrofiele kop. De fosfolipiden zijn biologische
bouwstenen van membranen.
• Wassen; apolaire, zachte vaste stoffen, die voor het overgrote deel bestaan uit ester van
hogere vetzuren met hogere (dan glycerol) alcoholen.
Ze dienen onder andere ter bescherming van bladeren:
o Als inerte waterafwerende beschermingslaag;
o Door beperking van de verdamping via het blad.
En speciaal type (waterafstotend) was vinden we tussen de veren van vogels.
1.5.1 – Vetzuren
Een vetzuur heeft een koolwaterstofstaart met daaraan verbonden één COOH-groep op C1. Het
kleinste vetzuur (propionzuur) bevat een keten van twee koolstofatomen plus een carboxylgroep. (In
totaal dus 3 C-atomen).
De koolwaterstofstaart is hydrofoob, terwijl de carboxylgroep juist hydrofiel is.
De carboxylgroep is de reactieve groep van het vetzuur.
Verzadigd vetzuur = geen dubbele bindingen (alle C-atomen zijn verzadigd met H-atomen).
Onverzadigd vetzuur = wel dubbele bindingen.
Het dubbelgebonden C-atoom (twee per dubbele binding) binnen het onverzadigd vetzuur heeft ter
plaatse minder rotatievrijheid en kan een dubbele knik veroorzaken in de koolwaterstofstaart.
In de koolstofketen van een vetzuur kunnen nul tot drie dubbele bindingen voorkomen.
Enkelvoudig onverzadigde vetzuren = slechts één dubbele binding in het molecuul.
Meervoudig onverzadigde vetzuren = meer dan één dubbele binding in het molecuul.
Er zijn twee ‘essentiële’ meervoudig onverzadigde vetzuren, die niet door zoogdieren zelf
gesynthetiseerd kunnen worden. Dit zijn linolzuur en linoleenzuur, deze moeten ze via voeding
binnen krijgen.
1.5.1.1 – Cis- en transvetzuren
Door de aanwezigheid van een dubbele binding kan er isomerie optreden. Hierbij maken we
onderscheid tussen cis- en transvetzuren.
De afgeleiden van deze cis- en transvetzuren (na verestering met glycerol) worden cis- en transvetten
genoemd.
In de natuurlijke vorm (in biologische systemen) komt alleen het cis-type voor; hierbij staan de twee
H-atomen van de dubbele binding aan dezelfde kant. Hierbij ontstaat altijd een knik.
De starre knik in een overigens flexibele rechte keten van het vetzuur heeft tot gevolg dat ze langer
vloeibaar blijven bij biologisch veel voorkomende temperaturen. De verzadigde vetten zijn onder die
condities vaak vast.
,1.5.1.2 – Nomenclatuur vetzuren
Vetzuren worden aangeduid met de afkorting Cx:y
Waarbij: x = het aantal C-atomen en y = het aantal dubbele bindingen.
De meeste cellulaire vetzuren hebben een even aantal koolstofatomen in de koolwaterstofstaart ter
grootte van C12, C14, C16 of C18.
Voorbeelden:
C12 = dodecaanzuur C16:1 = hexadeceenzuur
C14 = tetradecaanzuur C16:2 = hexadecadienzuur
C16 = hexadecaanzuur C16:3 = hexadecatrienzuur
C18 = octadecaanzuur Deze vervoegingen zijn op alle vetzuren toepasbaar.
De positie van de dubbele binding wordt aangegeven met het symbool met als index (in
suprascript) het nummer van het koolstofatoom waarvan de dubbele binding uitgaat. Dit symbool
wordt daarbij voorafgegaan met de toevoeging 'cis' of 'trans om aan te geven wat voor type dubbele
binding het betreft.
Bijvoorbeeld:
• Cis-9 hexadeceenzuur = een onverzadigd vetzuur met 16 C-atomen in de keten en een
dubbele binding tussen C9 en C10. De dubbele binding is van het cis-type.
• Cis,cis,cis-9,12,15 octadecatrienzuur = een onverzadigd vetzuur met 18 C-atomen in de
keten en een dubbele binding tussen C9 & C10, C12 & C13 en C15 & C16. Alle dubbele
bindingen zijn van het cis-type.
1.5.3 – Vetten en Oliën
De hydroxylgroep uit de COOH-groep van het vetzuur én het
waterstof-ion van een COOH-groep van het glycerol kunnen met
elkaar reageren. Zij vormen samen een watermolecuul tijdens de
condensatiereactie tussen het vetzuur en het glycerol.
Er is tussen een binding ontstaan tussen een carbonzuur (vetzuur)
en een alcohol, een dergelijk binding is een ester-binding.
Het deel van het vetzuur dat zich bindt aan het glycerol heet een
acylgroep. Het uiteindelijke resultaat is een vetmolecuul, ook wel
een triacylglycerol of triglyceride genoemd.
Een dergelijke acylgroep kan ook gebonden
zijn aan een ander vetmolecuul zoals
cholesterol. Hierbij ontstaan dan cholesteryl
esters. Triglyceriden en cholesteryl esters
zijn hydrofoob.
, 1.5.4 – Fosfolipiden
Een fosfolipide lijkt op een triglyceride, maar één vetzuur is
vervangen door een fosfaatgroep. Hieraan is weer een stikstof
bevattend alcohol-molecuul gebonden.
Choline is een voorbeeld van een molecuul dat gebonden kan
worden aan de fosfaatgroep.
Cholinefosfaat is polair: de fosfaatgroep is negatief en de
aminogroep is positief.
Er zijn verschillende varianten van fosfolipiden, omdat er
verschillende alcoholen aan de fosfaatgroep kunnen binden.
Ook de vetzuren van de ‘staart’ kunnen wisselen.
De fosfaatgroep is negatief geladen en het stikstofatoom is positief
geladen. De ‘kop’ van de fosfolipide is dus polair en hydrofiel. De
‘staart’ kent echter alleen non-polaire bindingen is om die reden
hydrofoob.
In water gaan de fosfolipiden bij elkaar liggen, met de hydrofobe
staarten naar binnen. Deze organisatie leidt tot de vorming van
micellen: microscopische kleine structuren omgeven door
watermoleculen met een hydrofobe, watervrije binnenholte.
5.1 – Metabolisme
Celmetabolisme; een verzamelnaam voor alle processen van afbraak (katabolisme) en van aanmaak
(anabolisme) van moleculen. Katabolisme en anabolisme zijn altijd in evenwicht:
1. Moleculen van voedingsstoffen worden afgebroken tot hun bouwstenen, die op hun beurt
weer nodig zijn voor de biosynthese van andere stoffen. Door de afbraak van moleculen
wordt energie, die is opgeslagen in de onderlinge bindingen der atomen (binnen dat
molecuul) en energie, die is opgeslagen in de elektronen, vrijgemaakt. Katabole processen
voltrekken zich altijd in vele kleine stappen, waarbij per stap slechts een kleine verandering
in het bestaande molecuul wordt doorgevoerd. Daardoor komt per stap slechts weinig
energie vrij, en kan deze efficiënt worden ‘opgevangen’. Katabolisme is dus: het vrijmaken
van energie en van materie, onder andere ten behoeve van de opbouw.
2. Omgekeerd wordt bij de opbouw van energie opgeslagen in de onderlinge bindingen der
atomen (binnen dat molecuul) en in de elektronen.
Er is steeds spraken van opname en afgifte.
Wanneer er meer opname dan afgifte is; influx.
Wanneer er meer afgifte dan opname is; efflux.
5.1.1 – Opname van energie en materie
Ten aanzien van de opname van energie en materie is er een onderscheid te maken tussen:
• Autotrofe organismen; en
• Heterotrofe organismen.
5.1.1.1 – Autotrofe organismen
Een organisme is autotroof (zelfvoorzienend) als het in staat is zelf organische stoffen te maken uit
anorganisch materiaal. Bijvoorbeeld d.m.v. fotosynthese en chemosynthese.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentmondzorgkunde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.