100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding Psychologie HS 7-13 $5.89   Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding Psychologie HS 7-13

 24 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide samenvatting van het vak Inleiding Pyschologie, met aantekeningen van hoorcolleges en voorbeelden erin verwerkt. LET OP! Deel 2 van de samenvatting.

Preview 4 out of 34  pages

  • No
  • Hs14 ontbreekt
  • June 21, 2020
  • 34
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 7: psychologische ontwikkeling

Blijkt uit het verbluffend aantal overeenkomsten tussen tweelingen die afzonderlijk van elkaar zijn
opgegroeid dat we primair een product van onze genen zijn? Of beïnvloeden erfelijkheid en
omgeving samen de groei en ontwikkeling tijdens het gehele leven?

Ontwikkelingspsychologie: de psychologie van groei, verandering en consistentie van de menselijke
ontwikkeling gedurende het hele leven.
 Welke voorspelbare veranderingen vinden gedurende het gehele leven bij individuen
plaats en welke rol spelen erfelijke factoren en omgeving bij deze verandering?

Nature-nurturevraagstuk: oud meningsverschil over de vraag of erfelijke factoren dan wel
omgevingsfactoren de meeste invloed hebben op ons gedrag en psychische processen.
Zowel nature als nurture speelt bij bijna alle aspecten van het menselijke gedrag een rol.
 Wat is het relatieve aandeel van elk van deze factoren en op welke wijze vertonen de
twee factoren interactie, zodanig dat uiteindelijk een bepaalde eigenschap ontstaat?

Interactie tussen nature en nurture betekent dat we allemaal geboren worden met een bepaalde
aanleg (nature) die, als deze wordt blootgesteld aan de juiste invloeden uit onze omgeving (nurture)
het volledige potentieel kan bereiken. erfelijkheid bepaalt je potentieel en ervaring bepaalt of en
hoe je dat potentieel gestalte geeft.

Tweelingonderzoek: onderzoek naar tweelingen. Door hun ontwikkeling met elkaar te vergelijken,
hoopt men te ontdekken welke eigenschappen zijn aangeleerd en welke aangeboren.
Adoptieonderzoek: alternatief voor tweelingonderzoek waarbij de eigenschap van het
geadopteerde kind worden vergeleken met de eigenschappen van de biologische gezinsleden en die
van de adopterende gezinsleden.


7.1 Wat kan een pasgeboren baby?

Pasgeboren baby’s beschikken als over een opmerkelijk aantal in de genen verankerde
gedragspatronen  aangeboren reflexen: gedrags- en reactiepatroon dat een kind al beheerst bij
de geboorte; deel van de biologische erfenis.
 Pasgeboren baby’s bezitten aangeboren gedragspatronen (reflexen) voor drie
elementaire overlevingstaken: voedsel vinden, contact maken en gevaarlijke situaties
vermijden. Deze reflexen zijn zo effectief dat ze de overlevingskans verhogen.

Prenatale ontwikkeling
Prenatale ontwikkeling: ontwikkelingsperiode voorafgaande aan de geboorte. Periode tussen de
conceptie en de geboorte. Deze periode is onderverdeelt in 3 fases:
 Germinale fase: de zygote (bevruchte eicel) begint door celdeling te groeien. En
nestelt zich na rond de 150 cellen tegen de baarmoederwand. Na de nesteling wordt
de zygote samen met de cellen die zich ontwikkelen in de placenta, een embryo
genoemd: het ongeboren kind gedurende de eerste 8 weken na de conceptie.
 Embryonale fase: genetische aanleg bepaalt op welke wijze de embryo zich
ontwikkeld. Differentiatieproces (met o.a. ontwikkeling van het anatomische
geslacht).
 Foetale fase: na de 8 weken tot aan de geboorte wordt het kind een foetus
genoemd: het ongeboren kind in de periode tussen het embryonale stadium en de

, geboorte. In deze fase beginnen spontane bewegingen en basale reflexen te
ontstaan.

Prenatale gevaren: teratogenen
Placenta: orgaan dat het embryo en later de foetus scheidt van de moeder. De placenta vormt een
barrière tussen de bloedbanen, maar laat wel voedingsstoffen en afvalstoffen door. Placenta kan ook
(enkele) schadelijke stoffen uitfilteren, deze gifstoffen heten teratogenen: substantie uit de
omgeving die schade kunnen toebrengen aan het ongeboren kind.
 Foetaal Alcohol Syndroom (FAS): een aantal fysieke en mentale problemen die
voorkomen bij kinderen van wie de moeders excessieve hoeveelheden alcohol dronken
tijdens de zwangerschap. = belangrijke oorzaak van mentale handicaps. Kan bij minimale
blootstelling aan alcohol al zorgen voor een verlaagd IQ en aanzienlijk vertraagde
lichamelijke ontwikkeling.
 Roken kan laag geboortegewicht, leerstoornissen, ADHD en zelf wiegendood
veroorzaken.

De neonatale periode: vaardigheden van het pasgeboren kind
Neonatale periode: de eerste maand na de geboorte. Groot deel van de neurale en sensorische
ontwikkeling heeft al plaatsgevonden.

Aangeboren reflexen
Vormen de biologische basis voor ontwikkelingen:
 Posturale reflex (houdingsreflex): zorgt dat baby’s rechtop kunnen zitten met
ondersteuning.
 Grijpreflex: kunnen verzorger of dingen vastpakken.
 Rooting-reflex: pasgeboren baby’s draaien naar alles hun hoofd wat hun wang
aanraakt en beginnen daarop te zuigen  zuigreflex.
 Stapreflex: bereidt baby’s voor op het lopen.
 Ook aantal reflexen die werken als ingebouwde veiligheidssystemen.

Sensorische vaardigheden van de pasgeborene  doorlezen.

Sociale vaardigheden
Baby’s spiegelen jou gezichtsuitdrukking of als je bv je tong uit steekt  te verklaren aan de hand
van spiegelneuronen: zenuwcel die geactiveerd wordt als je een handeling uitvoert, maar ook als je
iemand anders een handeling ziet uitvoeren. De ontdekking van spiegelneuronen wordt beschouwd
als een van de belangrijkste recente ontdekkingen in de neurowetenschappen.
Imitatie: het imiteren van gedrag van andere mensen. Met behulp van imitatie kan het kind in deo
omgeving overleven en gedijen.
Vanaf het moment dat baby’s geboren worden reageren ze op hun verzorgers en vertonen ze
interactie met hen.  synchroniciteit: de nauwkeurige coördinatie van de kijkrichting, stemgebruik,
aanrakingen of glimlachen van baby en moeder of een andere verzorger.
 Deze vroege interacties, die het resultaat zijn van zowel nature (spiegelneuronen) als
nurture (positieve bekrachtiging door imitatie), vormen de basis voor de latere
ontwikkeling van empathie.

Infancy: verder bouwen op de neonatale blauwdruk
Infancy/zuigelingentijd: de periode tussen het einde van de neonatale periode (de geboorte) en het
moment dat het kind kan praten, meestal rond 18 maanden tot 2 jaar. Periode van snelle, sterk
genetisch bepaalde groei en van verder bouwen op het repertoire van reflexen en gedragingen. Deze
vaardigheden ontstaan in het zenuwstelsel dat snel blijft ontwikkelen.

,Neurale ontwikkeling
Tussen neuronen die samen vuren, worden verbindingen gevormd
Gevoelige periode: voor de ontwikkeling van de hersenen zijn de eerste jaren het belangrijkst.
Bepaalde vermogens ontwikkelen zich alleen normaal als de stimulatie binnen een specifieke
periode plaats vindt.  gevoelige (of sensitieve) periode: een periode waarin het organisme
bijzonder gevoelig is voor specifieke stimuli en het een bepaalde functie goed kan ontwikkelen, of
waarin het juist nadelige effecten ondervindt door onvoldoende of slechte stimulatie.

Ontwikkeling van de hersenen: van het 4e tot het 14e levensjaar zullen de ervaringen waaraan het
kind wordt blootgesteld grotendeels bepalen welke gebieden en functies van de hersenen het best
worden ontwikkeld. Ongebruikte verbindingen gaan tegelijkertijd verloren  synaptic pruning: een
proces waarbij ongebruikte verbindingen in de hersenen verloren gaan en neuronen beschikbaar
komen voor toekomstige ontwikkeling. De neuronen keren terug naar een ongedifferentieerde
toestand waarin ze wachten op een functie tijdens de toekomstige ontwikkeling. Als dit niet gebeurt
kan dit leiden tot het vermijden van sociale interactie en vertonen van repetitief gedrag (symptomen
voor ASS). Daarbij is contactsteun zoals massage ook erg belangrijk voor baby’s, en kan dit gewenste
effecten hebben op het latere leven van het kind.

Hechting: langdurige sociaal-emotionele relatie tussen het kind en een ouder of andere vaste
verzorger. Deze relatie is belangrijk omdat het de basis legt tussen voor alle andere hechte relaties in
iemands leven.
Inprenting: primitieve vorm van leren waarbij sommige jonge dieren zich hechten aan het eerste
bewegende object dat ze zien. Het instinct tot inprenting is aangeboren, hoewel de omgeving en de
ervaring van het organisme bepalen tot welke relatie het leidt.

Hechtingsstijlen:
 Mary Ainsworth voor het meten van de mate van hechting: strange situation, kinderen
vertonen hieruit veilige hechting of onveilige hechting.
Veilige hechting: de hechtingsstijl van kinderen die – in tegenstelling tot kinderen die onveilig
gehecht zijn – ontspannen en op hun gemak zijn bij hun verzorgers en die verdraagzaam zijn
tegenover vreemden en nieuwe ervaringen. Als de vertrouwde verzorgers echter weg gingen, raakte
ze van streek = verlatingsangst: een veelvoorkomend patroon van angst dat wordt waargenomen bij
jonge kinderen die worden gescheiden van hun verzorgers. Dit wordt bij kinderen tussen 6 tot 30
maanden beschouwd als normaal gedrag. Als verzorger weer terug kwam kalmeerde de kinderen
weer, verzorger is dus veilige basis.

Onveilige gehechte kinderen:
 Angstig-ambivalente hechting: een van de twee primaire reactiepatronen bij
onveilig gehechte kinderen, waarin een kind contact wil met de verzorger, extreem
veel verdriet vertoont wanneer het wordt gescheiden van de verzorger en moeilijk
te troosten is wanneer het is herenigd met de verzorger.
 Angstig-vermijdende hechting: een van de twee primaire reactiepatronen bij
onveilig gehechte kinderen, waarin een kind geen interesse toont in contact met de
verzorger en geen verdriet vertoont wanneer het van de verzorger gescheiden
wordt, noch blijdschap wanneer het wordt herenigd met de verzorger.

Gedesorganiseerd en desoriënterend hechtingspatroon: kinderen met dit reactiepatroon vertonen
inconsistent en tegenstrijdig gedrag.

, Nature en nurture vertonen interactie bij de ontwikkeling van de hechtingsstijl. Temperament is
genetisch bepaald en is van invloed op de mate waarin het gemakkelijk of moeilijk is om te reageren
op een zuigeling. Ouders weten niet goed hoe ze hierop moeten reageren en zo ontstaat er een
interactie-effect tussen het temperament van de zuigeling en de opvoedingsstijl van de ouders.

Langetermijneffecten van hechting. Er bestaan aanwijzingen dat de primaire hechtingsrelatie als
werkmodel dient voor de latere belangrijkere relaties. Datgene wat het kind bij de eerste relatie met
de verzorger leert te verwachten, bepaalt hoe latere relaties worden waargenomen en
geïnterpreteerd.
- Veilige hechting: beter aangepast en kunnen makkelijker met andere omgaan
- Angstig-ambivalente hechting: wantrouwige volwassenen
- Angstig-vermijdende hechting: minste kans om hechte emotionele relaties met
andere aan te gaan.

Psychosociale ontwikkeling: vertrouwen tegenover wantrouwen
Erik Erikson: ging ervan uit dat we tijdens ons leven op onbewuste niveaus basisideeën vormen over
onszelf en onze relatie met onze sociale wereld. Zijn bepalend bij de keuzes die we maken in onze
relaties.
Psychosociale stadia: Volgens Erikson word de psychosociale ontwikkeling gekenmerkt door acht
opeenvolgende stadia, waarin een individu verschillende ontwikkelingsproblemen ervaart en waarin
hij zijn doelen en sociale relaties heroverweegt. Bv de keuze tussen vertrouwen en wantrouwen, het
eerste ontwikkelingsprobleem van ons leven.
Eerste belangrijkste taak van de zuigeling het ontwikkelen van een gevoel van vertrouwen in de
wereld: het belangrijkste ontwikkelingsdoel in de eerste 18 maanden van het leven. Volgens Eriksons
theorie moest het kind kiezen tussen het wel of niet vertrouwen van anderen. Zuigelingen die geen
fundamenteel gevoel van veiligheid in hun sociale wereld ontwikkelen, zullen moeilijk bevredigende
relaties kunnen vormen en onderhouden.
 Eriksons theorie is waardevol omdat ze de menselijke ontwikkeling gedurende de hele
levensloop omvat, terwijl veel eerder theorieën zich enkel richten op de eerste 12 tot 17
levensjaren.


7.2 Welke vaardigheden moet een kind zich eigen maken?

De samenwerking van nature en nurture zorgt ervoor dat kinderen belangrijke ontwikkelingstaken
kunnen verrichten, vooral op het gebied van taalverwerving, cognitieve ontwikkeling en het
ontwikkelen van sociale relaties.

Hoe kinderen taal verwerven
Baby’s beschikken over aangeboren vaardigheden die hen helpen een taal te leren.

Aangeboren taalstructuur van de hersenen
Chomsky: taalverwervingssysteem (LAD): biologisch georganiseerde hersenstructuur die (volgens
Chomsky) enkele elementaire grammaticale regels bevat waardoor het leren van taal gemakkelijker
zou worden. Kinderen beschikken voor het aanleren van taal aangeboren ‘programma’s’. Kinderen
wereldwijd doorlopen namelijk hetzelfde stadia als het gaat om het aanleren van hun moeder taal.
Baby’s worden geboren met het vermogen om alle klanken te produceren die voorkomen in alle
talen, na een maand of 6 concentreren zij zich echter alleen nog maar op de dominerende taal in
hun omgeving.

Verwerving van vocabulaire en grammatica

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller riannehaak11. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89
  • (0)
  Add to cart