100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Hersenen & Gedrag deeltentamen 1 $4.28   Add to cart

Summary

Samenvatting Hersenen & Gedrag deeltentamen 1

 24 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting Hersenen & Gedrag, deeltentamen 1. Aantekeningen hoorcolleges incl. uitleg alle begrippen en mechanismen.

Preview 2 out of 9  pages

  • June 21, 2020
  • 9
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Hersenen & Gedrag
Deeltentamen 1

Klassieke conditionering: de relatie tussen stimulus en de daarop volgende respons:
geconditioneerde stimulus (CS)  ongeconditioneerde stimulus (UCS) ongeconditioneerde
respons (UCR). Na een aantal keer: geconditioneerde stimulus (CS)  geconditioneerde
respons (CR).
Operante conditionering: reinforcement  zorgt dat het gedrag herhaald wordt.
DNA bevat de genen, die bestaan uit tienduizenden letters. Elk gen heeft een bepaalde
structuur. Ribosomen lezen de 3-letterige code van het DNA en rijgen de aminozuren aan
elkaar  eiwit (bestaat dus uit aminozuren). Dus: DNA (genen)  RNA (mini kopie van het
DNA)  eiwit. Eiwitten dienen de functie van (zenuw)cellen: enzymen, receptoren,
boodschapperstoffen. Transcriptie: omzetten van DNA naar RNA. Translatie: omzetten van
RNA naar eiwit (ribosomen), leest het af van het startcodon tot het stopcodon.
Chromosomen: waar het DNA (met daarin de genen) over verdeeld is. Bij mensen 23 paren.
Twee elementen (allelen) van één paar chromosomen van hetzelfde gen. Genen op twee
allelen zijn vaak identiek, niet altijd. De eerste 22 zijn autosomale chromosomen, de laatste
zijn geslachtschromosomen (mannen hebben XY, vrouwen XX). X en Y dragen ‘sex-linked’
genen. Wordt vaak X mee bedoeld, omdat Y weinig genen bevat. Bij één geslacht komen die
dus niet tot expressie. Sex-limited genen zijn er in beide geslachten  worden alleen
afgelezen in één van de twee geslachten, onder invloed van de geslachtshormonen. Verschil:
bij linked zit er een bepaald gen op het chromosoom dat kan worden overgegeven aan
kinderen. Vrouw geeft altijd X door. Man soms X, soms Y  de een is dominant, de ander
recessief. Bij limited worden de genen sowieso gegeven, zonder gevolgen voor het geslacht
 maar sommige genen worden niet afgelezen.
Door ervaringen kunnen er structurele veranderingen komen bij het DNA, zodat genen niet
meer tot expressie komen (wel of niet meer afgelezen kunnen worden)  epigenetische
veranderingen (= de mate waarin het DNA tot expressie komt te veranderen)  methylering
(aflezen wordt moeilijker) of acetylering (aflezen wordt makkelijker). Ervaringen passen het
RNA aan en daardoor het sperma en omgevingsfactoren. Histonen (8 bepaalde eiwitten)
binden DNA in de vorm van een touw rond een bal. Om een gen te activeren moet het DNA
zich gedeeltelijk van de histonen afwikkelen.
- Ervaringen kunnen de chemische samenstellingen in het gen aanpassen, waardoor er
acetylgroepen worden toegevoegd aan het histon  histon verliest grip  gen wordt
meer geactiveerd  acetylering.
- Bij methylering krijgt de histon meer grip op het DNA  aflezen wordt moeilijker.
Charles Darwin: natuurlijke selectie van varianten die zorgen dat een individu beter
aangepast (‘adapted’) is aan de omgeving en daardoor meer nakomelingen krijgt (‘fitness’) 
niet random. Overerfbaarheid van eigenschappen (genen). Spontane mutaties
(genveranderingen) leiden tot variatie (allelen)  random. Soorten biologische verklaringen
van ons gedrag:
- Fysiologische verklaring: hersenactiviteit en andere organen bepalen gedrag.

, - Ontogenetische verklaring: hoe een structuur/gedrag zich ontwikkelt  genen,
voeding.
- Evolutionaire verklaring: door evolutie wordt iedereen hetzelfde/rassen gaan mengen.
- Functionele verklaring: waarom een structuur/gedrag zo is ontwikkeld  waarom
hebben mensen een duim?
Neuron A stuurt signaal (elektrisch impuls) via axon naar de dendrieten van neuron B. Komt
uiteindelijk in soma (cellichaam met daarin de celkern  bevat DNA, buiten celkern zitten
aminozuren) en wordt verwerkt tot informatie. Axon = input (stuurt), dendriet = output
(ontvangt), soma = meer input dan output. Sommige neuronen bevatten myelineschedels 
snellere impulsgeleiding. Myeline zorgt ervoor dat Na+-kanalen in de knopen van Ranvier
zitten.
Als er voldoende signalen worden gestuurd van de visuele neuron naar de motorneuron, vindt
er voldoende depolarisatie plaats in de motorneuron. Motorneuron produceert zelf het
actiepotentiaal  leidt uiteindelijk via het ruggenmerg het signaal naar de spier.


Actiepotentiaal
1. Rustfase. Meer natrium buiten dan binnen de cel + meer kalium binnen dan buiten de
cel  rustpotentiaal (-70mV). De natrium-kaliumpomp zorgt ervoor dat de
concentratie van beide ionen ongeveer gelijk blijft  is continu bezig met het
uitpompen van Na+ en het inpompen van K+. Natrium- en kaliumpoorten zijn
gesloten. Neuron wordt klaargemaakt voor een actiepotentiaal.
o Concentratiegradiënt: binnen- en buitenkant van cel gelijk  natrium wil naar
binnen, kalium wil naar buiten.
o Elektrische gradiënt: plus en min trekken elkaar aan  natrium wil naar
binnen, kalium wil naar binnen.
o Beide gradiënten houden kalium dus in rustsituatie, maar natrium niet want
concentratiegradiënt duwt natrium naar binnen.
2. Depolarisatie. Als er voldoende Na+-ionen zijn binnengestroomd
(membraanpotentiaal is dus minder negatief)  als de drempelwaarde is bereikt, kan
er een actiepotentiaal plaatsvinden. Voltage-gated Na+-kanalen zijn open.
o Alles-of-nietswet: actiepotentiaal vindt alleen plaats als de drempelwaarde
wordt bereikt. Intensiteit (amplitude) van het actiepotentiaal is altijd hetzelfde,
ongeacht de intensiteit van de prikkel.
3. Repolarisatie. Na+-kanalen zijn dicht, Voltage-gated Ka+-kanalen zijn open 
kalium gaat naar buiten. Kaliumpoorten sluiten lastiger dan natriumpoorten 
kaliumpoort gaat te lang door met het uitzetten van kaliumionen het wordt iets
negatiever in de cel.
4. Hyperpolarisatie. Aangezien er teveel kalium de cel heeft verlaten ontstaat er een
refractaire periode.
o Absolute refractaire periode (eerste deel): natriumpoorten zijn nog niet klaar
om open te gaan (balans moet eerst hersteld worden)  er kan geen
actiepotentiaal plaatsvinden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller larahenstra. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.28  2x  sold
  • (0)
  Add to cart