,Hoorcollege 2: Herhaling
Dit college: herhaling stof van het vak strategie in de praktijk vorig jaar
Herhaling hoofdstuk 1
Strategisch management proces
Vandaag: externe analyse, interne analyse en business level strategy (cost leaderschip en
differentiation). Volgende week: kijken naar iets nieuws van business level strategy dat we vorig jaar
nog niet hebben behandeld.
→ Competitive advantage
(duurzaam concurrentievoordeel)
staat helemaal rechts, want dat is
het uiteindelijke doel van alle
bedrijven.
Competitive advantage
Twee verschillende situaties in markten:
- Imperfect competition
o Differentiatie dus competitive
advantage mogelijk
o Producer en consumer surplus
o Realiteit
- Perfect competition
o Prijsnemer dus geen competitive
advantage mogelijk
o Geen producer en consumer surplus
Competitive advantage (duurzaam concurrentievoordeel): het verschil tussen de ETW van een
bedrijf en de concurrent. Zie plaatje: groene oppervlakte groter dan gele.
Concurrentievoordeel halen op lange termijn lukt bijna niet want concurrentievoordeel leid tot
hogere winsten en trekt concurrenten aan.
2
,Meten van competitive advantage
Het meten van concurrentievoordeel is altijd relatief, dus in vergelijking met anderen
Formules hoef je niet uit je hoofd te kennen maar je moet wel weten wat de ratio’s inhouden
Bv. profit ratio is de hoeveelheid winst die je maakt vergeleken met hoeveel asset je hebt
Accounting measures
→ bv. ROA van een bedrijf in vergelijking met ROA van een industrie.
• Profit ratios
• Liquidity ratios
• Leverage ratios
• Activity ratios
Economic measures
→ WACC in vergelijking met ROA
• The cost of debt
• The cost of equity
Economic Value Created
Economic value created (ETW: economisch toegevoegde waarde): verschil tussen perceived waarde
en volledige economische kosten, dus consumer surplus + producer surplus
- Consumer surplus (bovenste driehoek): het verschil tussen de bereidheid van een consument
en de prijs die hij moet betalen.
- Producer surplus (onderste rechthoek):het verschil tussen de kosten die een producent moet
betalen en de prijs die hij vraagt.
Voorbeeld
Als je economisch toegevoegde waarde wilt weten moet je naast de prijs ook de waarde van iets
weten. Prijs is niet per definitie gelijk aan de waarde van het product. Wij als consumenten kopen
iets als de prijs gelijk of lager is dan de waarde. In tentamen: gaat over bedrijf dus meerdere
hamburgers, niet over een hamburger.
Value (waarde) = €50, Price (prijs) = €37.50, Cost (kosten) = €15.
Wat is consumersurplus, producersurplus en ETW?
- Consumer Surplus: € 50 - € 37.50 = € 12.50
- Producer Surplus: m€ 37.50 - € 15 = € 22.50
- Economic Value Created: € 50 - € 15 = € 35
Interne analyse
Nut van interne analyse
Als je wilt weten hoe je het beste kan concurreren als een bedrijf dan moet je weten wat een bedrijf
heeft waarmee hij waarde kan toevoegen, oftewel zijn interne analyse
- Geeft een relatieve analyse van bedrijf ten opzichte van andere bedrijven
- Analyse van welke resources leiden tot een duurzaam concurrentievoordeel
- Basis voor optimale strategie keuzes op basis van sterktes en zwaktes van een bedrijf
Resource categorieën
Resources: alle zaken die een bedrijf kan gebruiken in het productieproces (resources is een heel
breed begrip, als je een schoenenfabriek bent is het niet alleen het rubber wat je binnen krijgt, maar
alles wat je nodig hebt voor de schoen)
3
, Type resources
- Financieel (financial)
o Het liquide geld wat je hebt om iets mee te doen
o Hele belangrijke resource als jouw concurrenten dat niet hebben
o Game: de bedrijven die het straks heel goed doen die hebben meer geld en kunnen
daardoor bv een nieuwe fabriek kopen zonder een hoge lening aan te schaffen bv.
dus het hebben van geld, als jouw concurrenten dat niet hebben, is een belangrijke
resource
o bv. geld
- Fysiek (physical)
o Game: begint met twee fabrieken en in die fabrieken heb je ook machines staan
o bv. fabriek, machines, locatie
- Menselijk (human)
o Game: bij compensation kun je je mensen trainen
o bv. kennis en kunde van mensen
- Organisatie (organizational)
o Naast het feit dat mensen individueel kennis hebben kun je ook zeggen dat de
organisatie als geheel een goede cultuur heeft.
o Deze type gebruiken als het eigenlijk niet in een van de andere resources past het is
eigenlijk overstijgend en het dus organisatie breed
o bv. structuur, relaties, reputatie, image rating, brand name
Resource based view (RBV) aannames
Sommige bedrijven doen het beter dan andere bedrijven o.b.v. hun resources. Resources bepalen of
een bedrijf het goed doet ja of nee.
Aannames binnen RBV
- Resource heterogeneity: organisaties verschillen in hun resource-aanbod. Als iedereen
dezelfde resources zou hebben dan kunnen we niet zeggen dat resources het onderdeel zijn
van waarom het ene bedrijf beter is dan het andere.
- Resource immobility: verplaatsen van resources is niet onmogelijk maar ook niet kosteloos,
het kost tijd, geld en energie. Het kost moeite om een resource te verplaatsen, immobiel.
o Bv. een machine kun je best makkelijk verplaatsen. Maar als bedrijf a een goede
machine heeft kan bedrijf b die machine niet zomaar overnemen, daar moet je voor
betalen.
VRIO framework
VRIO framework: interne analyse die bepaalt of een bedrijf concurrentievoordeel heeft/kan krijgen
Werking: je begint bij de eerste vraag, als je daar ja op antwoordt ga je naar de volgende, dit doe je
voor de eerste drie vragen (welke je van de eerste drie vragen beantwoordt hangt dus af van het
antwoord op de vorige vragen). Je komt dan uit bij een maximaal haalbare voor het bedrijf. Dan stel
je de vierde vraag om te bepalen of je dit maximum haalt (de vierde vraag stel je altijd)
Antwoord ja: maximum
Antwoord nee: dan kun je zeggen dat je het maximum niet haalt het niet precies duidelijk is waar het
bedrijf dan zit maar waarschijnlijk iets eronder. Let op: vierde vraag is niet verschil tussen tijdelijk en
duurzaam concurrentievoordeel.
Vier belangrijke vragen
- Value (waarde)
- Rarity (zeldzaam)
- Imitability (imiteerbaar)
- Organization (implementatie): gebruik je de resource ook (goed)?
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnneTU99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.