22 juni 2020
Hoofdstuk 4: Integreren
V-1
1
a. f (x) x 3 c. h( x ) 5 x 2 x 5 x
2 21
x3
4 1 1 1 11
b. g(x ) 54 54 x 1 d. k( x) 31 11 13 x 2
5x x 3x x x2
V-2
3 x 4 5 x 2 2x
a. f (x) 3 x 3 5 x 2
x
x 8x 3 5x 2
4
x 4 8x 3 5x 2 1
b. g(x ) 3
3
3 3
2 x 4 2 12 x 1
2x 2x 2x 2x
3 2
3(2 x 3) 3(2 x 3)(2 x 3)
c. h( x ) 1 21 (2 x 3)2 6 x 2 18 x 13 12
4x 6 2(2 x 3)
2( x 5)2 2 x 2 20 x 50
d. k(x) 2
2
2 20 x 1 50 x 2
x x
V-3
a. f ( x ) (2 x 5)(2 x 1) 4 x 2 8 x 5 f '( x ) 8 x 8
2 2
g ( x ) (2 x 2) 4 x 8 x 4 g '( x ) 8 x 8
x 1(2 x ) 2 1(2 x ) 2 2
b. h( x ) 1 1 k ( x )
2 x 2 x 2 x 2 x 2 x
c. h '( x ) k '( x )
V-4
3
y log(3,1) 3 log(3)
a.
x
3, 3.1 3,1 3
0,2985
3
y log(3,01) 3 log(3)
b. 3, 3.01 0,3029
x 3,01 3
3
y log(3,001) 3 log(3)
3, 3.001 0,3034
x 3,001 3
c. De helling in (3, 1) is ongeveer 0,30
V-5
y log(4,0001) log(4)
a. 4, 4.0001 0,1086
x 0,0001
y 1,24,0001 1,24
b. 4, 4.0001 0,3781
x 0,0001
y h(4,0001) h(4)
c. 4, 4.0001 4,3334
x 0,0001
y k (4,0001) k (4)
d. 4, 4.0001 0,0400
x 0,0001
1
Uitwerkingen 5 vwo wiskunde B, hoofdstuk 4
, 22 juni 2020
V-6
a. u( x ) 2 x 5 en f (u ) 3u 4 f '( x ) 2 12u 3 24(2 x 5)3
3 15
b. u( x ) 5 x 1 en h(u ) 3u 1 h '( x ) 5 3u 2 15(5 x 1) 2
u (5 x 1)2
1 1
c. u( x ) 3 4 x en g (u ) 21 u g '( x ) 4 21
2 u 3 4x
4 1 121 10
d. u( x ) 5 x 6 en k (u ) 34 u 2 k '( x ) 5 34 21 u 11
3 u 3(5 x 6) 2
V-7
a. f ( x ) (2 x 3 1)2 4 x 6 4 x 3 1 f '( x ) 24 x 5 12 x 2
g ( x ) 4( x 6 x 3 ) 4 x 6 4 x 3 g '( x ) 24 x 5 12 x 2
b. De afgeleiden zijn gelijk aan elkaar. De functies kunnen dan alleen een constante
verschillen.
c. zie a: c 1
V-8
a. x 21 x c. x 2 4 x 6
x 41 x 2 x 2 x 2 0
1 2
4
x x 0 ( x 2)( x 1) 0
4 x ( x 4) 0
1 x 2 x 1
x 0 x 4 (2, 8) en ( 1, 5)
(0, 0) en (4, 2)
3 3
b. x 2 d. 2
x 2 2
x 4 x 4
( x 4)( x 2) 3 ( x 2 4)( x 2 2) 3
x 2 6 x 5 0 x 4 6 x 2 5 0
( x 1)( x 5) 0 ( x 2 1)( x 2 5) 0
x 1 x 5 x 1 x 1 x 5 x 5
(-1, 1) en (-5, -3) (-1, -1) (1, -1) ( 5, 3) ( 5, 3)
2
Uitwerkingen 5 vwo wiskunde B, hoofdstuk 4
, 22 juni 2020
1
a. Opp 2 f (1) 2 f (3) 2 3 81 2 4 38 15
b. Opp 1f ( 21 ) 1f (1 12 ) 1f (2 12 ) 1f (3 12 ) 14 43
c. Het antwoord van opdracht b is nauwkeuriger.
d. Als je de rechthoekjes nog smaller maakt krijg je een betere benadering.
2
a. Opp 2 f (2) 2 f (4) 52
b. Opp 21 f (1 14 ) 12 f (1 34 ) ... 12 f (4 34 ) sum(seq( 12 y1, x, 1 14 , 4 34 , 1
2 )) 50 34
3 Opp 1f (1 21 ) 1f (2 12 ) 1f (3 12 ) 1f (4 12 ) 6 14
4
a. De intervallen zijn dan 1 breed. Het midden van het eerste interval is 1 21 en van het
laatste deelinterval 4 21 .
b. Elk interval is dan 0,4 breed. Het midden van het eerste deelinterval is 1,2 en het
laatste 4,8.
c. Je neemt de som van de oppervlakte van de balkjes met breedte 0,4.
d. Opp 0,4 f (1,2) 0,4 f (1,6) ... 0,4 f (4,8) 0,2 (f (1,1) f (1,3) ... f (4,9))
Opp sum(seq(0,4 y 1, x, 1.2, 4.8, 0.4)) 30,72
5
a. (f (1,2) f (1,6) ... f (6,8)) 0,4 sum(seq(0,4 y1, x, 1.2, 6.8, 0.4)) 18,08
b. De grafiek daalt onder de x-as. Dus voor bepaalde waarden van x is de
functiewaarde negatief.
6
a. De deelintervallen zijn 208 0,4 breed
Opp 0,4 f ( 1,8) 0,4 f ( 1,4) ... 0,4 f (5,8)
sum(seq(0.4 y1, x, 1.8, 5.8, 0.4)) 130,56
b. Opp 0,08 f ( 1,96) ... 0,08 f (5,96)
sum(seq(0.08 y1, x, 1.96, 5.96, 0.08)) 130,66
7
a. 20 deelintervallen: de breedte is dan 0,25
Opp 0,25 f (2,125) ... 0,25 f (6,875) 68,36
b. De functiewaarden (lengte van de staven) liggen onder de x-as (zijn dus negatief)
8
a. 10 intervallen: Opp sum(seq(0.3 y1, x, 0.15, 2.85, 0.3)) 8,9775
20 intervallen: Opp sum(seq(0.15 y1, x, 0.075, 2.925, 0.15)) 8,994375
100 intervallen: Opp sum(seq(0.03y 1, x, 0.015, 2.985, 0.03)) 8,999775
b. De oppervlakte zal steeds dichter bij 9 komen.
c. Dezelfde berekeningen, alleen nu met y1 x
10 intervallen: Opp 3,473 20 intervallen: Opp 3,467
100 intervallen: Opp 3,464
3
Uitwerkingen 5 vwo wiskunde B, hoofdstuk 4