1 Begrippen en classificatie
1.1 Begrippen
- Communicatie:
• zender en ontvanger begrijpen elkaars signalen (= informatieoverdracht)
• proces van informatie-uitwisseling: zender, boodschap en ontvanger
Stap mislukt > geen communicatie
- Interactie: = acties tussen mensen, niet altijd begrijpen
➔ Besluit: Communicatie is altijd interactie, maar interactie is niet altijd communicatie
- axioma’s van Watzlawick (de 5 axioma’s benoemen, illustreren en toepassen)
• wie is Watzlawick?
• = de basis voor iedere communicatie
• De 5 axioma’s:
1. Onmogelijk om niet te communiceren: gedrag is een communicatievorm
× Twee soorten taal: 1. Digitale taal (universeel + regels over opgesteld) bv. Geschreven taal
2. Analoge taal (anders in verschillende groepen) bv. Lichaamstaal
× Storing: 1. Ontkenning v/d communicatie
2. Afwijzing v/d communicatie
3. Eenzijdige beëindiging van de communicatie
2. Relatie heeft invloed op de inhoud of Communicatie heeft een inhouds- en bezittingsaspect
Het betrekkingsaspect classificeert het inhoudsaspect (=metacommunicatie)
× Twee aspecten: 1. Inhoud: letterlijke boodschap
2. Betrekking: relatie met de andere speelt een rol
× Storing: 1. Slechte relatie bemoeilijkt de inhoud
2. Onenigheid over inhoud kan relatie raken
3. Relatie uit communicatie houden
3. De relatie met de andere is afhankelijk van hoe je de interactie gaat
interpreteren → Ieder zijn waarheid: boodschap kan anders geïnterpreteerd
worden
× Storing: 1. Eigen gedrag rechtvaardigen door gedrag v/e ander
2. Selffulfilling prophecy: houding lokt reactie uit > bevestiging in mening >
onveranderde mening
3. Een punt oorzaak wordt (onder dwang)
4. Taalaxioma: mensen communiceren digitaal en analoog:
➔ Digitale taal: verbaal en inhoud
➔ Analoog: relatie en non-verbaal
, × Storing: 1. Inconsistentie van 2 communicerende (verkeerde interpretatie analoge)
2. Inconsistentie van 1 communicerende (onbewust eigen analoge communicatie)
3. Paradox: analoge en digitale stemmen niet overeen
4. Dubbele binding: overheersing van 1 vorm
5. Communicatie is symmetrisch of complementair.
Wegwerken van verschillen > overeenstemming bereiken (symmetrisch)
Nadruk op verschillen > elkaar aanvullen + inzicht komen (complementair)
Beide vormen nodig voor succesvolle communicatie.
× Twee communicatievormen: 1. Complementaire actiepatronen
2. Symmetrische actiepatronen
× Storing: 1. Enkel overeenkomsten zoeken
2. Bij standpunten blijven + geen overeenkomsten zoeken
3. Gebruik van macht > afhankelijkheid of onzelfstandigheid
1.2 Indeling in interactievormen op basis van de betrokken partijen
- intrapersoonlijke interactie: communicatie met persoon en zichzelf
- interpersoonlijke interactie: directe communicatie tussen twee of meerdere personen
- intragroepsinteractie: interactie tussen leden van dezelfde groep
- intergroepsinteractie: interactie tussen leden verschillende groep
- mengvorm: combinatie van versch. vormen interacties
2 Intrapersoonlijke interactie
2.1 Intrapersoonlijke conflicten: conflicten tussen het persoon en zichzelf
- Motivationele conflicten: motivatie komt in conflict met ander doel, dat zorgt voor frustratie
en stress. (negatieve gevolgen)
• Oplossing: 1. Vermijdingsgedrag: Vermijden van onaangename ervaringen →
× Passief: bv. angst om niet te slagen > stoppen met studeren
× Actief: bv. angst om niet te slagen > bijles
2. Toenaderingsgedrag → Nastreven wat men niet heeft
→ Behouden wat men heeft
- Cognitieve dissonantie: is de onaangename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige
overtuigingen, ideeën of opvattingen of bij handelen in strijd met de eigen overtuiging.
× Drie componenten: 1. Affectief (eigen gevoel)
2. Cognitie (kennis erover)
3. Conatief (gedrag dat je gaat stellen)
- causale attributietheorie: mensen verklaren het gedrag van anderen en zichzelf in termen
van oorzaak en gevolg om succes/mislukking te verklaren, versch. types/manieren:
• interne en externe attributie: interne : oorzaak ligt bij jezelf, externe: oorzaak ligt buiten
jezelf
• stabiele en instabiele attributie: stabiel → oorzaak wijzigbaar, instabiel→ oorzaak
onwijzigbaar
• controleerbare en oncontroleerbare attributie: controleerbaar→ je hebt zelf vat op de
situatie, oncontroleerbaar→ je hebt zelf geen vat op de situatie
• specifieke en globale attributie : globaal→ oorzaak slaat op alle situaties, specifiek→
oorzaak slaat op specifieke situatie
- attributiefouten:
• Fundamentele attributiefout: de invloed van karakter op gedrag wordt overschat+
gedragingen zijn door de persoonlijkheid of het karakter.
• Zelfhandicapping: mislukkingen verantwoorden door een beperking als excuus te gebruiken
• Self-serving bias : bij mislukking ligt de schuld aan externe factoren
• Defensieve attributie: ter zelfbescherming: falen is door externe factoren, succes door
interne factoren.
• Stereotypering: kenmerk van een persoon wordt toegeschreven aan een hele groep bv. alle
blonden zijn dom
3 Interpersoonlijke interactie: interactie van personen onderling
- vormen van interpersoonlijke interactie:
1. Ruil: vrijwillig iets uitwisselen met voordelen voor beiden
2. Conflict: gedrag is afhankelijk van de rolverwachting
3. Conformiteit: er zijn gemeenschappelijke kenmerken
4. Machtsuitoefening: 1 persoon wilt iets bereiken→ andere dwingen om iets voor hem te
doen, geven,..
5. Samenwerking: samenwerken voor gemeenschappelijke doel
6. Competitie: doel is schaars→ vechten voor doel+ vrede tss partijen bij resultaat
- Rolconflicten:
• Rolpatroon: de verwachtingen bij een bepaalde sociale rol bv. man/vrouw
• intern en extern rolconflict: interne: versch. mensen hebben versch. verwachtingen bij
eenzelfde positie
externe: rollen van verschillende functies botsen met elkaar
- modellen voor interpersoonlijke interactie: opbouw, rollen, invloed op gedrag van de ander
1. roos van Leary: bedoeling= ons gedrag hangt af van onze relatiewens met de ander (welke
relatie willen we met de ander)
• bestaat uit: horizontale as: links= tegen (enkel eigen belang belangrijk) , rechts= samen (gem.
belang: belang van anderen ook belangrijk)
verticale as: boven= boven (baas→ leiden), onder= onder (onderdaan→ volgen)
• Axenroos: Interactie tussen mensen typeren + gebaseerd op roos van Leary
De axenroos is voorgesteld met totemdieren
• Opgesteld door Ferdinand Cuvelie
• Benadert interactie door 3 invalshoeken:
I. relatiewijze (manier waarop informatie-uitwisseling gebeurt, 6 wijzen: aanbieden (geven),
aannemen (ontvangen) (die twee: harmoniezone), aanvechten, weerstaan (allebei=
conflictzone), houden en lossen (allebei= afzonderingszone), voorgesteld dr 6 sectoren→ (zie
foto links)
II. Inzet: wat uitgewisseld wordt tijdens de interactie, 3 soorten:
informatie en richtlijnen, goederen en diensten, bijzijn (aanwezigheid, fysieke nabijheid) en
persoon (wat je van jezelf laat zien, persoonlijke eigenschappen)
III. Communicatiekanaal: woorden, gebaren, intonatie, lichaamstaal
,4 Mechanismen die interactie en communicatie beïnvloeden
Een aantal mechanismen beïnvloeden de interactie tussen personen en tussen groepen:
1. rolpatronen: verwachtingen over een bepaald rol bv. jongen/meisje, bij rolconflicten:
verwachtingen komen niet overeen met de rol→ intern: rol >< eigen doelstelling), Extern:
tegenstelling tussen verschillende rollen.
2. conformiteit: zich aanpassen aan bepaalde situatie/groep/ verwachting/…
1. Compliance (meegaan): Instemming met meerderheid zonder zelf overtuigd
2. Conversion (omgaan): Wel overtuigd van standpunt groep > aanpassing
3. deviantie: tegengesteld aan conformiteit: we weten de verwachtingen→ doen tegengesteld
4. Stereotypen: kenmerk 1 persoon→ hele groep bv. alle Amerikanen zijn dik
5. Vooroordelen: oordeel zonder zekerheid/achtergrondinformatie
Waarom stereotyperen? Argument voor racistisch/discriminerend gedrag (op basis van
ras/sekse/nationaliteit/.. oordelen)
6. Frustratie: door bv. tegengestelde meningen
7. Angst: onrust, paniek
8. Etnocentrisme: andere culturen beoordelen met normen en waarden van de eigen SL
5 Conflicten
conflicten analyseren op basis van deze kenmerken:
5.1 Oorzaak en aanleiding
- oorzaak en aanleiding van een conflict
oorzaak: 1 partij wilt iets, andere partij niet (geen overeenstemming)
aanleiding: er gebeurt iets die de conflict laat beginnen
- vormen van conflict naargelang de oorzaak:
• belangenconflict: belangen niet overeen
• Waardenconflict: waarden niet overeen
• Machtsconflict: 2 partijen hebben versch. machtspositie, partij met meeste macht kan haar
wil opleggen bv. baas en werknemer
• Generatieconflict: conflict tss generaties bv. Grootouders en kleinkinderen.
5.2 Escalatiefasen
- escalatieladder van Glasl: voorstelling van hoe conflicten kunnen escaleren (erger,
moeilijker,.. worden)
1. fase 1 : rationele fase (win-win): je gaat in debat→ vredig
• stap 1: hardere discussie, aandacht op verschillen→ spanning
• stap 2 verbale conflict in vorm van debat
• stap 3 daden i.p.v. woorden → empathie neemt sterk af
bemiddeling: vrienden, collega’s, familie,..
2. fase 2 : emotionele fase (win-loose): argumenten ook al beschadig je de ander→ agressiever
• stap 4: partijen gaan op zoek naar bondgenoten
• stap 5: gezichtsverlies: volledige wanttrouwen in ander+ verlies morele geloofwaardigheid
• stap 6: dreigementen
, 3. fase 3 : escalatiefase (loose-loose): alle middelen toegelaten andere uit te schakelen→ meest
agressief
• stap 7: beperkte vernietiging van vijand
• stap 8: vernietiging van vijand
• stap 9: samen de afgrond in: elke partij aanvaardt de eigen vernietiging indien de andere
partij ook vernietigd wordt.
Bemiddeling: rechtspraak,..
5.3 Conflicthanteringsstijlen
- het model van Thomas en Kilman:
- de conflicthanteringsstijlen: manieren van omgaan met conflicten:
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yusuramzand. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.40. You're not tied to anything after your purchase.