1. Café ‘t Brouwertje: Damen is eigenaar van café ’t Brouwertje dat hij
in oktober 1979 verkoopt. Hij laat zich echter pas in augustus 1980
bij het Handelsregister als eigenaar uitschrijven. Groothandel Geho
ontvangt in februari een bestelling op naam van café t’ brouwertje
voor een partij glaswerk. De bestelling wordt afgehaald door twee
personen die zeggen te komen namens het café. Als betaling uitblijft
raadpleegt Geho het Handelsregister, omdat in Handelsregister staat
vermeld dat Damen in februari 1980 eigenaar was van het café ’t
Brouwertje, vordert Geho van Damen betaling van het glaswerk.
Een partij moet kunnen vertrouwen op de gegevens in het
Handelsregister, ook in de gevallen dat dit register niet werd
geraadpleegd. Art 25 lid 3 HR: degene aan wie een onderneming
toebehoort, de ingeschreven rechtspersoon of degene die enig
feit heeft opgegeven of verplicht is enig feit op te geven, kan aan
derden die daarvan onkundig waren niet de onjuistheid of
onvolledigheid van de inschrijving tegenwerpen.
2. Bodam: Bodam Jachtservice BV gaat failliet, en niet alle schuldeisers
kunnen voldaan worden.
De curator in een geval als onderhavige behoort niet tot de door
art 31 Hrw beschermde derden. Zijn vordering berust immers op
de wet en vloeit niet voort uit een rechtsbetrekking waarop dit
artikel ziet, te weten een rechtsbetrekking op het aangaan
waarvan het ontbreken van een juiste en volledige inschrijving in
het handelsregister van hetgeen daarin wettelijk ingeschreven
moet worden, in het algemeen van invloed kan zijn.
Week 2
3. Nimmox: Nimox BV was enig aandeelhouder van Auditrade BV. Nimo
besluit tijdens de ava van Auditrade tot een dividenduitkering van
meer dan 1 miljoen gulden. Dit bedrag werd omgezet naar een
lening aan Auditrade. 8 maanden later is Auditrade failliet. Nimox
heeft de door de dividenduitkering en uitleenconstructie een
concurrente vordering in het faillissement i.p.v. een achtergestelde
vordering op andere schuldeisers. De curator probeert het
dividendbesluit te vernietigen, wat niet lukt omdat aan alle formele
voorwaarden is voldaan. Ook spreekt hij Nimox als aandeelhouder
aan op grond van onrechtmatige daad. Zij zou andere schuldeisers
onrechtmatig hebben benadeeld door in te stemmen met de
dividenduitkering.
,Een besluit tot dividenduitkering door de aandeelhouders kan
onrechtmatig zijn tegenover andere crediteuren, indien de
aandeelhouders er ernstig rekening mee hadden moeten houden
dat door de uitkering een tekort bij de vennootschap zou
ontstaan.
Week 3
4. Forumbank: Twee aandeelhouders van de Forumbank riepen een
algemene vergadering van aandeelhouders (ava) bijeen, omdat ze
een voorstel wilden doen om de vennootschap eigen aandelen in te
laten kopen. Het voorstel werd aangenomen, ondanks dat het
bestuur het er niet mee eens was.
De algemene vergadering mag de bij wet en statuten getrokken
grenzen hare bevoegdheid niet overschrijden. De algemene
vergadering is niet bevoegd bindende opdrachten aan het bestuur
te geven.
5. ABN/AMRO: dit arrest gaat om de vraag of het bestuur van ABN
AMRO haar Amerikaanse dochtervennootschap (LaSalle Bank is hier
een belangrijk onderdeel van) zonder goedkeuring van de
aandeelhoudersvergadering heeft mogen verkopen. Het gaat hier
om de reikwijdte van art 2:107a BW. De verkoop geschiedt op een
moment dat dit bestuur op basis van exclusiviteit met Barclays een
fusie voorbereidt. Deze fusie dient door middel van een aandelenruil
tot stand te komen.
Het bepalen van de strategie van een vennootschap en de daaraan
verbonden onderneming is in beginsel een aangelegenheid van het
bestuur van de vennootschap. De RvC houdt daarop toezicht.
De AVA kan haar opvattingen ter zake tot uitdrukking brengen door
uitoefening van de haar in wet en statuten toegekende rechten, dit
betekent: het bestuur legt aan de AVA verantwoording af van zijn beleid,
maar dat betekent niet dat het bestuur, behoudens afwijkende wettelijke
of statutaire regelingen, verplicht is de AVA vooraf in zijn besluitvorming te
betrekken als het gaat om handelingen waartoe het bestuur bevoegd is.
Als een bedrijf een zeer belangrijk onderdeel van de onderneming
wil verkopen, dan moet de aandeelhoudersvergadering (ava) daar
eerst mee instemmen. Dit volgt uit art 2:107a BW, waarin staat
dat aandeelhouders mogen meebeslissen bij grote veranderingen
binnen de onderneming.
, HR: oordeelde dat de verkoop van LaSalle Bank niet onder artikel
2:107a BW viel. Dit artikel vereiste goedkeuring van de
aandeelhouders als er sprake is van een zeer ingrijpende
verandering in de onderneming. Volgens de HR was de verkoop
van LaSalle geen zodanige ingrijpende verandering, omdat het
slechts een onderdeel van ABN AMRO betrof en niet de gehele
onderneming. Het bestuur moet LaSalle dus zonder toestemming
van de aandeelhouders verkopen.
6. Roovers/Cancun Holding I: dit arrest benadrukt de zorgvuldigheid die
bestuurders moeten betrachten in joint ventures. Dit is vooral van
belang bij het handhaven van aandeelhoudersverhoudingen en het
transparant communiceren van belangrijke beslissingen. Ten slotte
onderstreept het ook het belang van het vastleggen van afspraken
om de continuïteit en onafhankelijke positie van de vennootschap te
waarborgen.
Joint venture = een samenwerkingsverband tussen twee of meer bedrijven
die gezamenlijk een nieuw bedrijf opzetten. De deelnemende bedrijven
blijven zelfstandig, maar werken binnen de joint venture samen om een
specifiek doel te bereiken. Bijv: twee autofabrikanten kunnen een joint
venture oprichten om samen elektrische auto’s te ontwikkelen. Ze
combineren hun technologie en investeringen, maar blijven afzonderlijke
bedrijven.
Bestuurders moeten zich richten op het belang van de
vennootschap en zorgvuldigheid moeten betrachten jegens alle
betrokkenen jegens art 2;8 BW. Elke bestuurder is gehouden zich
te richten naar het belang van de vsp en de met haar verbonden
onderneming en om zorgvuldigheid te betrachten jegens al
degenen die bij vsp en haar onderneming zijn betrokken,
ongeacht of een bestuurder is benoemd door of op voordracht van
vergadering bepaalde soort/aanduiding. Dat is niet anders indien
aandeelhouders nauw betrokken zijn bij de joint venture of indien
de statuten een instructierecht bevatten.
Onjuist is de opvatting dat het bestuur verplicht is, ook bij
afwezigheid van een daartoe strekkende bepaling als bedoeld in
art 2:239 lid 4 BW, de instructies van de AV of van een of meer
bepaalde aandeelhouders op te volgen.
Bestuur heeft bij de vervulling van zijn taak een eigen
verantwoordelijkheid zich te richten naar belang vsp en de aan
haar verbonden onderneming.