Dit is een samenvatting van het vak encyclopedie der rechtswetenschap 1 (eerste jaars). Het betreft de voorgeschreven stof van het boek ''Recht, orde en vrijheid'' en aantekening van de hoorcolleges en werkcolleges. Per week worden op een heel overzichtelijke manier de voorgeschreven filosofen beha...
Week 1 – introductie, natuurrecht en rechtspositivisme + Kelsen en Radbruch
R.O.V. par 1.2, 1.3 en 1.4
M.u.v. par 1.2.2.3, 1.2.3.3, 1.2.3.4
Rechtsfilosofie
Betreft grondvragen zoals: wat is recht? In hoeverre houdt het recht verband met moraal,
met name rechtvaardigheid? Wanneer moet men aan recht gehoorzamen?
Het biedt een kritische beschouwing van de dagelijkse juridische praktijk
‘Recht’ heeft een dubbelzinnige betekenis in de praktijk:
- Het bestaande positieve rechtsstelsel (zoals de wetgeving op dit moment)
- Het morele begrip rechtvaardigheid
Soms valt dit samen, maar soms is geldend recht niet rechtvaardig. Kijk bijvoorbeeld naar
Duitsland in de WOll, er werden veel zeer wrede dingen uitgevoerd op grond van de wet.
Kan leiden tot paradoxale uitspraken als: ‘Recht van Nazi Duitsland was niet echt
recht’
Met het ingewikkelder worden van samenlevingen (uitbreiding families en veroveringen van
stukken land waardoor staten groeide), groeien recht en moraal geleidelijk uit elkaar. Eerst
kenden iedereen elkaar, er heersten tradities, sociale controle. Dit werd steeds minder.
Het recht verzelfstandigt, wordt centraal geregeld naar gelang van omstandigheden.
Recht richt zich meer op het ordelijke verloop van de samenleving
Moraal groeit uit tot kritische ethiek
Als gevolg van de differentiatie tussen recht en moraal, wordt de vraag ‘wat is recht?’
uiteenlopend beantwoord.
Sommigen achten de ordende functie van het recht kenmerkend, anderen hebben de
opvatting dat recht naar zijn aard gericht is op het verwerkelijken van een rechtvaardige
orde
Debat tussen 2 stromingen:
- Natuurrechtsleer
o Wet = rechtvaardig
o Recht impliceert een noodzakelijk verband met moraal, vooral met
rechtvaardigheid
o Dit verband is er ‘van nature’ (onafhankelijk van menselijke wetgeving en
daarom voorgaand daaraan)
o Zeer immoreel positief recht kan geen aanspraak maken op de status van
‘recht’
Een onrechtvaardige wet, is geen wet
- Rechtspositivisme
o Wet = wet
o Ontkend een verband tussen recht en moraal
, o Recht is datgene dat door het bevoegde overheidsorgaan wordt uitgevaardigd
en wordt gehandhaafd, ook al is het onrechtvaardig
Er zijn 2 stromingen binnen het rechtspositivisme:
Normatieve rechtspositivisme
= verbindt er een gehoorzaamheidsplicht aan. Rechtszekerheid/orde is zo belangrijk, dus ook
aan onrechtvaardig recht moet je gehoorzamen.
- Zij koppelen er dus toch enigszins morele argumenten aan: chaotische samenleving is
erger dan een onrechtvaardige samenleving!
- Zonder orde bestaat er geen basis voor een rechtvaardige orde
Beschrijvend rechtspositivisme
= koppelt recht en moraal volledig los van elkaar.
- Enkel neutrale wetenschappelijke beschrijving van het recht
- Zeggen niks over gehoorzaamheid
Natuurrechtsleer
Deze stroming baseert zich veelal op een veronderstelde fundamentele ‘natuur’ of
wezensaard van de mens: de mens vertoont een aantal essentiële eigenschappen waaruit
samenlevingsregels volgen die altijd en overal de kern van het positieve recht moeten
uitmaken
Het recht is gebaseerd op een ‘onveranderlijke’ morele kern, waar de mens geen invloed op
heeft.
Bv: via Gods bestemmingsplan kennisnemen van Gods openbaring (bijbel), daardoor weten
welke eigenschappen je moet bevorderen/bestrijden
Bovenstaande is het klassieke natuurrecht, met metafysisch karakter (=
bovennatuurlijke/geloof)
Er is ook naturistisch natuurrecht, zij baseert zich op een natuuropvatting, geïnspireerd op
een biologisch model (denk aan Aristoteles): de uiteenlopende levensvormen in de natuur
vertonen allemaal een eigen ontwikkelingspatroon. Daarom is het moeilijk om voor elke
soort te bepalen welke levenswijze zijn ontplooiing het beste dient
Beschrijvend rechtspositivisme (en zijn critici)
Als reactie op het onbewijsbare metafysische karakter van natuurrecht theorieën, wil het
beschrijvend rechtspositivisme het begrip ‘recht’ uitsluitend bepalen op basis van concrete
juridische verschijnselen van de maatschappelijke werkelijkheid
- Austin (= beschrijvend rechtspositivist)
Recht bestaat uit voorschriften om op bepaalde manier te handelen (maar deze
omschrijving geldt ook voor andere maatschappelijke verschijnselen als moraal en
etiquette)
Juridische voorschriften onderscheiden zich hiervan door hun institutionele karakter
(= afkomstig van een centrale instantie)
, o Hij noemt deze instantie de ‘soeverein’, want het is de hoogste instantie in de
samenleving
o Recht heeft, anders dan moraal en etiquette, de functie van het
maatschappelijke verkeer ordelijk te laten verlopen. Dit moet gehandhaafd
worden
Dus: de nadruk ligt op maatschappelijke ordeningsfunctie van het recht. Een hoge instantie
stelt inhoud vast, iedereen weet waar ze zich aan moeten houden.
In tegenstelling tot moraal, dit kent geen centrale organisatie!
Tevens worden norm overtreders door dwang in het gareel gehouden, in tegenstelling tot
moraal.
- Hart (= beschrijvend rechtspositivist)
Het recht is meer dan louter gehoorzaamheid aan de soevereine staat, veroorzaakt
door sanctiedreiging en gewoontevorming
Bezwaar tegen Austins theorie:
o Alleen gewoontevormingen en externe dwang zijn onvoldoende om de
gehoorzaamheid aan recht te verklaren. Er is ook vereist dat een aantal
rechtssubjecten haar innerlijke aanvaart als richtlijn.
Er moeten ‘regels’ zijn i.p.v. ‘gewoonte’ en ‘bevelen’, want dat houdt tevens
het bewustzijn in dat iets zo behoort te geschieden (= normatieve bewustzijn)
o Overheid ontleent haar macht ook weer aan rechtsnormen die haar
bevoegdheden regelen; dit is een cirkelredenering
o Austin doet specifieke structuur van het recht tekort, door het te beschrijven
als ‘bevelen van de soeverein’
- Kelsen (= beschrijvend rechtspositivist)
Hij had kritiek op Austin. Hij zei namelijk dat uit het feit dat een soeverein iets wil,
volgt niet dat dat ook hoort te gebeuren. Een bevel kan pas bindend worden (dus een
norm geven) als het afkomstig is van iemand die bevoegd is dat bevel te geven!
o Hij onderscheidt feiten en normen:
Norm = ‘’zou moeten zijn, zo behoort het te zijn’’
Feit = ‘’zo is het’’
Normen zijn nooit te herleiden tot feiten/nooit af te leiden uit feiten
Het is 1 zaak dat men de gewoonte heeft om iemand te volgen (= feit), het is een
andere zaak of men die andere ook behoort te gehoorzamen (= norm)
o Op basis van dezelfde feiten, kun je tot verschillende normen komen
o Een bevel (Austin) kan nooit voldoende zijn om een norm te funderen, dat is
enkel een wilsuiting
Kelsen had een zuivere rechtsleer:
Het recht is normatief, normen zuiver als normen beschrijven en niet als verkapte feiten. Het
gaat om rechtsleer/rechtswetenschap. Dat is altijd uit op de juridische waarheid:
rechtswerkelijkheid correct analyseren en weergeven. Daarbij past geen eigen opvatting
over wat recht is, want dit is geen wetenschap/waarheid
- Grundnorm:
, Een autoriteit moet bevoegd zijn om een norm te geven. Een hogere norm dient hen
die bevoegdheid te geven, alleen dan is er een normatieve betekenis!
Die hogere norm verkrijgt zijn gelding wederom van een hogere norm, uiteindelijk is
de hoogste de grondwet.
Maar: waarom is dat wat de grondwet wetgever heeft bepaald dan geldend?
Vanwege de vorige grondwet wetgever. Maar dan stuit je uiteindelijk op de eerste
rechtsnorm, waarom is die dan geldend?
Hiervoor is de grundnorm bedacht door Kelsen (= hypothetisch).
Daarin staat: ‘wat in die eerste norm staat is geldend’’ (dus bv: wat in de grondwet
staat is geldend recht).
Deze grundnorm is zelf geen geldende norm, want anders is daar ook weer de vraag
naar een hogere norm.
- Effectiviteit:
Een andere voorwaarde voor de positieve gelding van een rechtsorde is dat die
effectief is.
Wanneer haar normen in het algemeen gevolgd worden. Kijken naar het gehele
systeem, niet 1 specifieke norm.
Wanneer men zich niets van de rechtsorde aantrekt, verliest het zijn gelding!
Maar: de eigenlijke grond voor de gelding van de rechtsorde is de grundnorm. Effectiviteit is
enkel een noodzakelijke voorwaarde.
Kelsen vindt dat normatieve rechtspositivisten ‘neppe’ rechtspositivisten zijn, zij houden zich
wel enigszins bezig met rechtvaardigheid. Ook heeft hij kritiek op de natuurrechtsleer, de
feiten zijn gewoon willekeurig. Er is geen wil/hoger doel achter, het is willekeurig welke
norm je eruit haalt.
2 typen natuurrecht:
- Metaphysiek/religieus = bovennatuurlijk, gaat om God
- Rationeel = natuur van de mens, het verstand gebruiken
In 19de en 20ste eeuw: rechtspositivisme heeft natuurrechtsleer steeds meer verdrongen. De
oorzaak hiervan was:
Deels het ideaal van waardevolle wetenschap, deels het sterk afgenomen vertrouwen in de
mogelijkheid om algemeen geldige morele maatstaven voor het recht te formuleren
Normatieve rechtspositivisme
Zoekt de grondslag voor scheiding moraal en recht vooral in de voorspelbaarheid/zekerheid
die positieve rechtsorde biedt vs. de onzekerheid over algemeen geldende maatstaven in de
morele discussie
- Gustav Radbruch
Betoogde in eerste helft van de 20ste eeuw dat het recht 3 doeleinden nastreeft:
1. Rechtszekerheid
2. Rechtvaardigheid
3. Doelmatigheid
, o De rechtszekerheid is het doorslaggevende rechtsbeginsel, want er zijn
diepgaande meningsverschillen over wat rechtvaardigheid precies inhoudt.
o Er is wel eenstemmigheid over dat het recht orde moet scheppen (=
rechtszekerheid)
Was dus rechtspositivist
Maar: hij werd geconfronteerd met de WOll: racistische wetten werden
uitgevaardigd (was volgens velen onrechtvaardig)
o Gehoorzaamheid aan zoiets onrechtvaardigs vond hij onaanvaardbaar.
Gehoorzaamplicht was afhankelijk van de morele criteria.
Hij wees het rechtspositivisme af, hernieuwde natuurrechtsleer; verband tussen
recht en rechtvaardigheid (= liberale mensenrechten)
Na WOll opleving van natuurrechtsleer, men zocht naar kritische morele maatstaven voor
het recht
Kloof tussen rechtspositivisme en natuurrecht is nu kleiner in de westerse wereld, aantal
morele waarden zijn gepositiveerd (zoals vrijheid en gelijkheid)
Aantal belangrijke begrippen
Moraal/ethiek = geheel van normen en waarden, houdt zich bezig met wat als goed en
slecht gezien wordt
Er is een overgang van een brede rechtsmoraal
= betreft het gehele menselijke leven. Hoe moet je leven. Gaat niet echt over autonomie van
de persoon (niet vrijblijvend om leven in de richten hoe jij dat wilt)
Overheid heeft veel invloed, heeft een ideaalbeeld hoe je moet leven
Naar een meer smalle rechtsmoraal
= beperkt zich tot billijke regels die noodzakelijk zijn voor vreedzaam samenleven. Gaat meer
om de autonomie van de persoon (zelf bepalen hoe je je leven inricht)
Schrijft geen duidelijke levenswijze voor, maar enkel dingen als ‘niet doden’/’niet
stelen’ etc.
Er is een onderscheid tussen een brede, perfectionistische rechtsmoraal
= volledig richten op een ideaal van volmaaktheid, een totaalbeeld van hoe je moet zijn. Dit
is dan perfect.
Speelt bij Plato en Thomas van Aquino vooral
- Bv: de mens wordt in het Christendom opgevat als een wezen enerzijds naar Gods
gelijkenis geschapen, anderzijds mist hij diens volmaaktheid. De mens moet de
aspecten waarin hij lijkt op God zoveel mogelijk ontwikkelen.
En een smalle, liberale rechtsmoraal
= zelf verantwoordelijk voor inrichting van je leven, de kern van menselijke waardigheid is
het vermogen tot zelfbepaling
Speelt bij Locke en Kant vooral
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cindykroon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.