100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting De Wereld en Nederland (Economische en Sociale Geschiedenis, ESG) $5.89
Add to cart

Summary

samenvatting De Wereld en Nederland (Economische en Sociale Geschiedenis, ESG)

1 review
 93 views  15 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van het boek 'De Wereld en Nederland' re. Karel Davids en Marjolein 't Hart. Deze samenvatting is geschreven voor het vak Economische en Sociale Geschiedenis (ESG) voor de studie Geschiedenis aan de Universiteit Leiden. De samenvaating beslaat de stof van beide deeltentamens!

Preview 4 out of 48  pages

  • June 28, 2020
  • 48
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: evertdorregeest75 • 1 year ago

avatar-seller
WEEK 1:

De sociaaleconomische geschiedenis kijkt naar grote, ingrijpende veranderingen in de geschiedenis
en de manier waarop ‘gewone mensen’ deze veranderingen ervoeren en erop reageerden.
De sociaaleconomische geschiedenis kijkt naar zowel de lange als de korte termijn en concentreert
zich op ontwikkelingen.
Economisch- en sociaal-historici werken probleemgericht. Ze concentreren zich op bepaalde,
expliciet omschreven problemen in de geschiedenis die ze op een systematische manier proberen op
te lossen doormiddel van beschrijving, analyse en vergelijking.

Er zijn 3 basisproblemen in de sociaaleconomische geschiedenis:
1. Inkomen: Het probleem van de verwerving en verdeling van inkomen.
2. Macht: Het probleem van de vorming en verdeling van macht.
3. Risico’s: Het probleem van de kwetsbaarheid van het bestaan.
Deze drie basisproblemen zijn met elkaar verbonden omdat er wisselwerkingen tussen plaatsvinden.
De basisproblemen oefenden invloed uit op de ontwikkeling van welvaart, machtsverhoudingen en
sociale arrangementen, instellingen en organisaties.
De basisproblemen zijn een constant gegeven, maar variëren wel in de wijze waarop ze worden
aangepakt. De oplossingen kunnen in de loop van de tijd veranderen door langdurige ingrijpende
processen als bevolkingsgroei, verstedelijking, migratie, industrialisatie etc. Grootschalige
veranderingen in de afgelopen eeuwen zijn gerangschikt onder de noemer ‘modernisering’, waarmee
de transitie van een ‘traditionele’ samenleving naar een geïndustrialiseerde samenleving wordt
bedoeld.

Globalisering is de uitbreiding en intensivering van relaties tussen mensen op wereldwijde schaal. Dit
kunnen economische, maar ook sociale, culturele of politieke relaties zijn. Deze relaties betekenen
niet per sé dat landen steeds meer op elkaar gaan lijken: naast homogenisering of convergentie
kunnen zich ook trends naar divergentie voordoen. Zo kon industrialisatie in een moederland
samengaan met de-industrialisatie in de kolonies.
Met de Great Divergence wordt het uit elkaar groeien van industrialiserende landen en niet-
industrialiserende landen bedoeld. De Great Divergence markeert een wending in de
wereldgeschiedenis, met zowel economische, politieke als sociaal-culturele aspecten.

,WEEK 2:

Volkstellingen waren voor 1800 een zeldzaam verschijnsel en daarom zijn cijfers over de
bevolkingsomvang voor 1800 gebaseerd op schattingen. Rond het jaar 1000 telde de wereld
ongeveer 260 miljoen mensen en rond 1800 telde de wereld ongeveer 950 miljoen mensen. Het
grootste gedeelte (de helft tot tweederde) woonde in Azië, ongeveer één-vijfde in Europa. Binnen
Europa waren Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Rusland de volkrijkste
gebieden en aan het eind van de 18 e eeuw voegde Engeland zichzelf aan dit lijstje toe.
Omstreeks het jaar 1000 woonde de grote meerderheid van de wereldbevolking op het platteland.
Het overwicht op het platteland bleef ook in de volgende eeuwen bestaan, hoewel de urbanisatie
wel toenam, met name in Europa. Het percentage stadsbewoners hing in sterke mate af van de
agrarische productiviteit.
In de 12e eeuw steeg de bevolking van Europa door het ontstaan van nieuwe steden en door
kolonisatie ten oosten van de Elbe. De verstedelijking ging gepaard met het afbrokkelen van het
feodalisme.
De Kleine IJstijd had gevolgen op de bevolkingsaantallen. Door veranderend klimaat mislukten
oogsten, wat leidde tot voedselgebrek en stijgende prijzen wat weer leidde tot sterfte. Dit gold
echter alleen voor Eurazië. In Afrika viel er meer regen door de klimaatsveranderingen waardoor de
woestijn opschoof en er een groter gebied voor landbouw vrij kwam.

Tussen 1000 en 1800 kwamen regelmatige contacten tussen de verschillende delen van de wereld
tot stand. Connecties waren voor een deel commercieel of militair-politiek van aard, maar ze konden
ook sociale, culturele en ecologische aspecten omvatten: er vond bijvoorbeeld migratie plaats, er
werd kennis uitgewisseld, er werden dieren getransporteerd etc.
Tussen 1000 en 1300 vond een versnellingsfase in het vormen van contacten plaats. De impulsen
kwamen vanuit het Midden Oosten en Centraal- en Oost Azië en er ontstond een netwerk van
goederen, mensen en kennis als gevolg van commerciële expansie in de islamitische wereld en China
en de machtsexplosie in het Mongoolse Rijk.
Een tweede versnellingsfase vond plaats tussen 1500 en 1650. Europa liep voorop in deze fase en
groeide uit tot een gebied van centrale betekenis. Er ontstond een proces van expansie over de
oceaan waardoor overzeese verbindingen ontstonden.
Veel sociaal-historici benadrukken dat globalisering niet strikt als een economisch fenomeen moet
worden opgevat. Globalisering kan verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld cultureel, religieus
of politiek. Globalisering heeft ook veel effect gehad op mobiliteit doordat velen hun woonplaats
verlieten om naar een stad te verhuizen, op zee te varen, in het leger te gaan etc.

Veranderingen in de 3 basisproblemen:
Veranderingen in het inkomenspeil waren voor de 19 e eeuw niet zo spectaculair als daarna. Stijging
van het inkomenspeil werd met name door de industrialisatie mogelijk. Dankzij deze omwenteling
zou Europa de rest van de wereld in welvaart overtreffen,
Ingrijpende veranderingen deden zich ondertussen wel voor in machtsvorming en machtsverdeling.
Dit gold met name voor Europa dat door een proces van staatsvorming en politieke veranderingen
ging. De interne structuur van staten veranderde door centralisatie en bureaucratisering.
De risico’s van het bestaan veranderde nauwelijks tussen 1000 en 1800. De kansen om ziek, arm,
slachtoffer van oorlog of dergelijke te worden werden niet minder. Wel veranderde de sociale orde
en het wereldbeeld waardoor de manier van leven veranderde. Zo nam vrijheid van arbeid toe en
verdwenen feodale structuren.

Aanhoudende groei van het inkomen per hoofd van de bevolking is een recent verschijnsel.
Door de moderne economische ontwikkelingen, zoals de Industriële Revolutie, ontstond er een

,groeiende kloof in welvaart tussen het ‘Westen’ en andere delen van de wereld, de Great
Divergence.

Economen en economisch-historici hebben verschillende benaderingen/modellen om de vraag ‘’in
hoeverre was economische ontwikkeling voor het midden van de 19 e eeuw mogelijk?’’ te
beantwoorden. De belangrijkste hiervan zijn de malthusiaanse, de marxistische, de smithiaanse en de
institutionele benadering.

De malthusiaanse benadering is vernoemd naar politiek econoom Thomas Robert Malthus die zei dat
er een inherente spanning bestaat tussen de natuurlijke neiging van de bevolking om te groeien en
de begrensde capaciteit van de landbouw om het toenemend aantal mensen te voeden. Als de
bevolking zou blijven groeien zouden er voedseltekorten ontstaan waarna de bevolking uitgedund
zou worden door hongersnood. Dit noemde hij de positive check. Hij onderscheidde ook een andere
weg waarlangs de kloof tussen bevolkingsomvang en capaciteit van bestaansmiddelen kon worden
verkleind of opgeheven, die hij de weg van de preventive check noemde. Beperking van geboorte en
de daling van huwelijksfrequentie konden ervoor zorgen dat de bevolkingsgroei afzwakte voordat er
een sterftepiek zou optreden.
Bestaanscrisissen waarbij de bevolking verminderde hebben zich in pre-industrieel Europa inderdaad
voorgedaan. De stijging of daling in de frequentie van misoogsten en hongersnood had voor een deel
te maken met klimaatveranderingen. Er was ook een verband met de manier waarop de staat en
samenleving functioneerde.
De relatie tussen voedselprijzen, bevolkingsverloop en de agrarische productie was echter complexer
dan uitgelegd door Malthus doordat prijsontwikkelingen van meerdere factoren afhankelijk waren,
zoals geldhoeveelheid en verstoringen van voedselaanvoer door oorlog.
Gebrek aan voedsel was ook niet de enige oorzaak van een scherpe stijging van sterfte. Ook
epidemieën, als de Pest, en oorlogen speelden een rol. Bevolkingsgroei kan verder worden vertraagd
door emigratie.
Ook was de agrarische productie niet helemaal statisch. Landbouwopbrengsten konden toenemen
door uitbreiding van areaal en door productiever gebruik van dit areaal.
De bevolking van een gebied was bovendien niet altijd volledig afhankelijk van de productiecapaciteit
van de landbouw, noch van de toevallige uitslag van de oogst. Levensmiddelen konden ook van
elders worden aangevoerd en er konden voorraden worden aangelegd.

Ook de marxistische benadering gaat er van uit dat de productiviteit in de landbouw voor de 19 e
eeuw laag was en dat de agrarische sector nauwelijks groei vertoonde. Anders dan de malthusiaanse
benadering stelt de marxistische benadering dat de verklaring voor de stagnatie moet worden
gezocht in de manier waarop productie en de verdeling van de opbrengst was georganiseerd. De
kern van het probleem lag in de aard van productieverhoudingen, ofwel de relaties tussen degene
die de productiemiddelen bezitten en degenen die arbeidskracht leveren.
De productiewijze die in de middeleeuwen in het grootste deel van Europa bestond wordt door de
marxisten als feodaal aangeduid. Kenmerkend voor de feodale productiewijze was dat de productie
meestal plaatsvond in relatief kleine eenheden en dat een deel van de opbrengst moest worden
afgestaan aan landheren. Economische ontwikkeling zou vrijwel onmogelijk zijn zolang de feodale
structuur bleef bestaan. Het voortbestaan van deze structuur werd niet bepaald door economische
factoren maar door de machtsverhouding tussen landheren en boeren en verandering kon alleen tot
stand komen door strijd tussen deze klassen. Deze klassenstrijd zou inderdaad los zijn gebroken toen
een daling van landbouwprijzen in de veertiende en vijftiende eeuw ook de inkomens van de
landheren onder druk zetten waarna de productie georganiseerd werd onder het beheer van
pachtboeren. De klassenstrijd verklaart het ontstaan van een extreme mate van ongelijkheid in

, Europa doordat boeren hun vrijheid verloren aan landsheren.
De historische werkelijkheid was complexer dan de marxisten meenden doordat de klassenstrijd en
confrontaties amper voorkwamen.

Het kernelement van de smithiaanse benadering, vernoemd naar Adam Smith, is de ontwikkeling van
de handel. Groei van welvaart komt vooral voort uit een toenemende arbeidsverdeling die
afhankelijk is van de omvang van de markt. Naarmate de markt zich uitbreidt nemen de kansen voor
welvaartsgroei door arbeidsverdeling toe en hoe verder de arbeidsverdeling voortgaat, hoe meer
productiviteitsstijging kan plaatsvinden door specialisatie en verbetering van vaardigheden.
Smithianen menen dat langs deze weg ook in pre-industriële samenlevingen enige economische
groei mogelijk is.
Commercialisering en groeiende arbeidsverdeling kunnen worden afgelezen aan de expansie van
steden en de opkomst van markten, grotere specialisatie in de landbouw en toenemend gebruik van
geld en krediet. Ook de verspreiding van markten is een indicator voor commercialisering. Daarbij
kan het zowel gaan om markten voor producten als om markten voor productiefactoren (land,
arbeid, kapitaal). Commercialisering en arbeidsverdeling kunnen zowel in de stad als op het
platteland plaatsvinden. Als een bevolking groeit en er mogelijkheden voor handel ontstaan kan een
plattelandssamenleving twee trajecten volgen. Het eerste traject is het peasant model wat inhoud
dat boeren zich meer op zelfvoorziening als op de markt richten. Het tweede model is het
specialisatiemodel waarbij boerenhuishoudens gaan specialiseren en commerciëler gaan opereren.
Deze twee modellen zijn extremen en er zijn ook tussenwegen mogelijk. Een veelvoorkomende
tussenweg was die van de proto-industrialisering, waarbij in huishoudens met behulp van
eenvoudige werktuigen nijverheidsproducten worden gemaakt die op de lokale markt worden
verkocht. Deze vorm van productie vond vooral op het platteland plaats. De financiering en
organisatie lag gewoonlijk in de handen van stedelike kooplui. Textielfabricage vormde de
belangrijkste tak van de proto-industrie.
Er zijn verschillende belangrijke ontwikkelingen (groei van steden, opkomst van markten,
specialisatie in de landbouw, groei van geld en krediet) die erop wijzen dat commercialisering en
arbeidsverdeling tussen 1000 en 1800 toenamen.

In de institutionele benadering gaat de aandacht vooral uit naar het kader waarbinnen economische
ontwikkeling plaatsvindt. De kerngedachte is dat de verschillen in economische prestaties kunnen
worden verklaard uit verschillen in institutionele context. Met instituties wordt een stelsel van regels,
normen, overtuigingen en organisaties die samen voor regelmaat zorgen bedoeld. Markten kunnen
beschouwd worden als instituties. Vooral instituties die betrekking hebben op kosten van transacties
zijn van belang. Transactiekosten omvatten zowel kosten verbonden aan het meten van de waarde
van goederen en diensten die worden uitgewisseld, als kosten verbonden aan het beschermen van
eigendomsrechten. Naarmate instituties doeltreffender zijn kunnen transactiekosten dalen en kan
economische groei plaatsvinden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller britneybeck. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53022 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89  15x  sold
  • (1)
Add to cart
Added