OWE3 GEZOND LEVEN
Anatomie en Fysiologie
Spijsvertering
7.2 spijsverteringskanaal
De functie van het spijsverteringkanaal kan opgesplitst worden in een aantal
afzonderlijke taken:
- opname van voedsel uit het uitwendige milieu (eten op drinken)
- mechanische verkleining en menging van het voedsel (kauwen en kneden)
- chemische bewerking door enzymen (vertering)
- vervoer van voedsel door het spijsverteringskanaal (peristaltiek)
- overdracht van de voedingsstoffen aan het bloed (resorptie)
- uitscheiding van onverteerde en onverteerbare stoffen (ontlasting)
Maag: hier komt het eten na doorslikken terecht, het blijft hier 2 tot 6 uur, waar het
ondertussen gedeeltelijk wordt verteerd. daarna wordt het naar de darm
getransporteerd
Darm: het eten blijft hier 5 tot 6 uur zitten, hierna is de vertering van voedsel en
opname van voedingsstoffen in het bloed voltooid. het onverteerde en
onverteerbare delen van het voedsel verlaten het lichaam als feces (ontlasting). (ong.
na 12 tot 24 uur)
Bij het spijsverteringskanaal horen;
- mondholte
- keelholte
- slokdarm
- maag
- dunne darm
- dikke darm
De wand van het spijsverteringskanaal heeft bijna overal dezelfde bouwelementen.
Van binnen (van uit de lumen gezien) naar buiten bestaat de wand uit 4 lagen:
- mucosa
- submucosa
- muscularis
- serosa
Mucosa (slijmvlies): de epitheel laag die aan het lumen grenst. Tussen de
epitheelcellen zitten veel slijm-producerende cellen. Het slijm dient als glijmiddel voor
het voedseltransport en beschermt de wand tegen de chemische inwerking van de
spijsverteringssappen.
Bij het slijmvlies hoort een onderliggende laag losmazig bindweefsel; de lamina
propria mucosae. Daaraan grenst de muscularis mucosae; een dun laagje glad
spierweefsel. Contracties (samentrekkingen) van deze gladde spieren ondersteunen
de afgifte van klierproducten aan de lumen.
Submucosa: relatief dikke bindweefsellaag met bloedvaten, lymfevaten, lymfatisch
weefsel en zenuwen. Hierin liggen de grotere klieren van de mucosa ingezonken.
, Muscularis: het spiergedeelte van de wand. Het bestaat uit glad spierweefsel en is
verdeeld in een binnenste laag kringspieren en daaronder een laag lengtespieren.
Wanneer de kringspieren samentrekken, wordt het lumen dichtgeknepen. Bij het
samentrekken van de lengtespieren wordt dat stukje darm korter. Beide bewegingen
kort na elkaar resulteren in peristaltiek.
Peristaltiek: een golfbeweging van de darmwand, waardoor een voedselbrok een
stukje verder door het spijverteringskanaal wordt geduwd.
Serosa: het viscerale blad van het buikvlies (niet aanwezig in slokdarm). Het is dun,
glad vlies, bestaande uit mesotheel op een basaalmembraan.
Mondholte
De mondholte (cavum oris) vormt het begin van het spijsverteringskanaal.
Het dak van de mondholte wordt gevormd door het platatum (gehemelte).
Platum durum (harde gehemelte) is hard en bevat botweefsel dat tot de bovenkaak
behoort. Platum molle (zachte gehemelte) bestaat voornamelijk uit spierweefsel.
Structuren in de mondholte die een rol spelen bij de voedselbewerking:
- tong: de lingua (tong) is een dwarsgestreepte spier met een grote bewegelijkheid. De
tongriem speelt een rol bij de bewegelijkheid van de tong. De achterkant zit vast aan
het os hyodeum (tongbeen). Het tongslijmvlies is een dikke laag niet-verhoornend
plaveisepitheel. Het heeft een groot aantal smaakpapillen.
De tong heeft meerdere functies bij de spijsvertering; je onderzoekt met je ton het
voedsel door middel van tast-, temperatuur-, en smaaksensoren. Bij het kauwen en
het vermengen met speeksel is de tong een belangrijk hulporgaan. Ook bij het
inslikken van voedsel of vloeistof zijn tongbewegingen noodzakelijk. De tong speelt
ook een belangrijke rol bij het spreken. Bovendien helpt de tong bij het reinigen van
het gebit, doordat hij telkens speeksel tussen de gebitselementen door perst. De tong
heeft ook een erotische functie (tongzoenen, likken)
- kauwspieren: de kauwspieren zijn erg sterk. Ze trekken de onderkaak zeer krachtig
tegen de bovenkaak aan.
- Gebit: De tanden zitten in de maxilla (bovenkaak) en mandibula (onderkaak). De
kaak wordt onder verdeeld in 4 kwadranten; elke kwadrant heeft 2 dentes incisivi
(snijtanden), 1 dens caninus (hoektand) en 3 dentes molares (kiezen).
- Speekselklieren: Speeksel (saliva) wordt geproduceerd door speekselklieren. Er zijn
3 paar grote speekselklieren;
1. Glandula parotidea (oorspeekselklieren): liggen aan allebei de kanten aan de
buitenkant van de onderkaak.
2. Glandula submandibularis (onderkaakspeekselklier): Liggen aan de binnenkant
van de onderkaak te hoogte van de verstandskiezen.
3. Glandula sublingualis (ondertongspeekselklieren): liggen iets hoger in de
mondbodem. De klieren hebben elk ongeveer 20 kleine afvoergangen die opzij
van de tong in de mondbodem uitkomen.
, Alle speekselklieren samen produceren ong. 1.5 liter speeksel per dag. Speeksel
kan sereus (waterig) of mukeus (slijmerig) zijn. Speeksel wordt sereus wanneer
het voedsel droog, scherp, bitter, zoet of zuur is. Speeksel is mukeus bij taaie,
harde voedseldelen.
Speeksel bevat het enzym ptyaline (speekselamylase). Ptyaline splitst een deel
van de polysachariden (zetmeel en glycogeen) in maltose en glucose.
Slikken is een proces dat uit 2 fasen bestaat; een willekeurige en onwillekeurige fase.
Willekeurige fase begint met het sluiten van de mond. Slikken met mond open is vrijwel
onmogelijk, doordat je dan geen druk op de hap voedsel achterwaarts kan zetten. De tong
begint de voedselbrij om te vormen tot een spijsbrok (bolus) en schuift deze via het
gehemelte naar achteren in de richting van de keelholte.
Dan start het slikreflex; dit is de onwillekeurige fase van het slikken. Een sluitspier bovenin
de slokdarm, die normaal samengetrokken is waardoor de slokdarm gesloten is, ontspant
zich. De huig wordt naar boven geduwd en sluit samen met het opgetrokken zachte
gehemelte de neusholte af. De luchtpijp wordt afgesloten doordat de epiglottis (strotklepje)
door de tongbeweging achterover kantelt.
Larynx (strottenhoofd): Beweegt bij slikbeweging omhoog en komt tegen de gekantelde
epiglottis aan. de doorgang naar de luchtpijp is afgesloten.
Kokhalsreflex: treedt op wanneer de keelwand ruw geprikkeld wordt, bijv. door iets scherps
als een vissengraat. Het kan ook opgewekt worden door het ruiken, zien of horen van iets
heel schokkends of onaangenaam. Bij het kokhalzen wordt het voedsel vanuit de keelholte
terug naar de mondholte gebracht.
Verslikken: wanneer er per ongeluk voedsel in het strottenhoofd of in de luchtpijp terecht
komt.
Keelholte
Pharynx (keelholte):
- buisvormige ruimte vanaf de neusholte tot aan het strottenhoofd en de slokdarm.
- Doorgang voor voedsel en ingeademde en uitgeademde lucht.
Je onderscheidt 3 delen aan de pharynx (van boven naar beneden);
1. Nasopharynx (neus-keelholte): bevinden zich het adenoïd (neusamandel) en aan
allebei de kanten de buis van Eustachius. Staat in dienst van ademhaling
2. Oropharynx (mond-keelholte): gemeenschappelijke ruimte voor de ademhaling en
voedingstransport
3. Laryngopharynx (strottenhoofd-keelholte): deel tot aan strottenhoofd en slokdarm
Slokdarm
Oesophagus (slokdarm): gespierde buis van 30 cm lang, die de keelholte met de maag
verbindt. Slokdarm zorgt voor het transport van het voedsel van de keelholte naar de maag.
Dit gebeurt door middel van peristaltiek.
Maag
Ventriculus of gaster (maag): Voedsel wordt hier tijdelijk in opgeslagen en mechanisch en
chemisch bewerkt.
, De maag is in 5 onderdelen te onderscheiden:
- cardia (maagingang): deel waar de slokdarm in uitmondt
- fundus (maagkoepel): hierin kan zich gas bevinden. Dit gas bestaat vooral uit
ingeslikte lucht. wanneer dit gas ontsnapt ontstaan er boeren of oprispen.
- corpus (maaglichaam): grote (verticale) deel van de maag
- pars pylorica of antrum (maaguitgang): laatste deel van de maag, sluit aan op de
duodenum (twaalfvingerige darm).
- pylorus (maagportier): vernauwde uiteinde van de maaguitgang.
- m. Sphincter pylori: bevindt zich in de wand van de pylorus. Kringspier die de maag
afsluit van de twaalfvingerige darm.
Crypten: ruimte tussen uitstulpingen in de maag. Hebben de functie van klieren die
maagsap produceren.
Hoofdcellen: produceren pepsinogeen, niet-actieve voorstadium van pepsine. dit wordt in
de maaglumen pas omgezet tot pepsine.
Pepsine: een protease (peptidasen, enzymen) en het splitst eiwitten in kleinere
polypeptidenketens.
Zoutzuur HCl (sterk zuur pH 1,5) heeft meerdere functies:
- zet het inactieve pepsinogeen om in het actieve enzym pepsine.
- Verlaagt de zuurgraad van voedselbrij, waardoor pepsine optimaal werkt
- Vernietigt (denatureert) de opgegeten eiwitten, waardoor pepsine nog effectiever kan
inwerken
- Lost kalk- en collageenhoudende voedseldeeltjes gedeeltelijk op.
- Ontsmettende werkingen, doordat het vele micro-organismen in het voedsel
vernietigt.
Intrinsieke factor (wordt zo genoemd omdat het lichaam dit zelf aanmaakt): is noodzakelijk
om vitamine B12 in het bloed op te nemen. Zonder deze factor zou deze vitamine ongebruikt
het lichaam verlaten.
Maagsap bestaat voor een groot gedeelte uit slijm, die ondoordringbaar is voor pepsine en
zoutzuur, zodat deze stoffen de maagwand niet kunnen aantasten.
De slijmproductie door de maagwand is redelijk constant en wordt alleen iets verhoogd door
mechanische prikkeling; namelijk wanneer voedsel in contact komt met de maagwand.
De productie van maagsap wordt, behalve door mechanische prikkeling, zowel neuraal als
hormonaal gereguleerd.
Neurale regulatie: verloopt reflectorisch. Zien, ruiken, proeven of zelfs maar denken aan of
lezen over voedsel leidt korte tijd daarna reflectorisch tot verhoogde maagsapafscheiding.
Hormonale regulatie: wanneer voedsel in contact komt met de maagwand, gaan bepaalde
cellen van pars pylorica het hormoon gastrine (maaghormoon) produceren. Dit hormoon
stimuleert de maagklieren tot extra productie.
Chymus: dunne spijsbrij van voedsel in de maag. Dit is erg zuur en bevat gedeeltelijk
afgebroken koolhydraten en eiwitten. Met de vetten is niks gedaan nog.
Pylorusreflex: nadat de 1e portie zure chymus via de pylorus is doorgelaten naar de
twaalfvingerige darm (duodenum), sluit de m. Sphincter pylori reflectorisch. De prikkel voor
dit reflex is de hoge pH (door ontzuring) van de chymus in de 12-vingerige darm.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mandyderksen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.18. You're not tied to anything after your purchase.