Beknopte samenvatting Formeel strafrecht. Belangrijkste artikelen zijn hierin beschreven. Daarnaast is er een samenvatting van alle verplichte arresten opgenomen.
Leereenheid 1
De verdachte is een vrije burger die er door de overheid van wordt beschuldigd een
strafbaar feit te hebben begaan. Zijn positie zal als een persoon ‘charged with a criminal
offence’ worden beheerst door de onschuldpresumptie (art. 6 lid 2 EVRM) en het nemo
tenetur-beginsel. De verdachte moet voor onschuldig worden gehouden totdat zijn schuld in
een strafproces bewezen is. In het proces krijgt verdachte in het strafproces een positie die
niet gelijk, maar wel gelijkwaardig is aan die van de vervolgende overheid. Art 6 lid 3 EVRM
garandeert de ‘practical and effective’ – dus rechtsbijstand voor de verdachte. Verdachte
heeft het recht om zichzelf te verdedigen hierdoor rust op de overheid dus de verplichting
om in gratis rechtsbijstand te voorzien.
Verdachte – artikel 27 Sv. Schulduitsluitingsgronden spelen geen rol bij de schuld waarop art.
27 Sv Ziet.
artikel 27 lid 1 eist een redelijke verdenking. Een burger kan pas als verdachte worden
aangemerkt, als er ten aanzien van hem sprake is van een redelijk vermoeden.
Artikel 27 lid 2 eist geen redelijke verdenking. De omschrijving in deze lid wordt gegeven, is
technisch en kleurloos. Degene die wordt vervolgd is verdachte, ongeacht de vraag of de
vervolging op goede gronden is ingesteld of niet.
Artikel 27 lid 1 eist een redelijk vermoeden. Dit kan worden beantwoord aan de hand van
artikel 53 en 54 Sv.
Artikel 53 – in geval van ontdekking op heterdaad. Hierbij is een ieder bevoegd om de
verdachte aan te houden.
Artikel 54 Sv – aanhouding buiten heterdaad. Een opsporingsambtenaar is dan bevoegd de
verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten aan te houden. OvJ
toetst dan aan redelijk vermoden.
Gradatie van verdenking:
- Aanwijzingen – bijv. vage tips.
- Redelijk vermoeden – art. 27 Sv.
- Ernstige bezwaren – bijv. aangiften, getuigenverklaringen of anonieme tips
- Rechterlijke overtuiging – schuld ten aan zien van de ten laste legging.
Art 29 Sv – gaat over de voorschriften die betrekking hebben tot het verhoor van de
verdachte.
Lid 1 ziet toe op het pressieverbod zoals marteling, fysiek geweld, bedreiging of manipulatie.
Geoorloofde pressie, waaronder het achterhouden van relevante informatie of
leugenachtige verklaringen is wel toegestaan.
Lid 2 – cautieplicht. Verdachte hoeft niet te antwoorden. Cautie geldt alleen als de burger als
verdachte wordt aangemerkt.
Het zwijgrecht gaat voor de inlichtingenplicht, dit komt door de regeling uit artikel 6 EVRM.
EVRM gaat voor op nationale wetgeving.
Recht op rechtsbijstand:
- artikel 6 lid 3 EVRM – zichzelf vertegenwoordigen of door raadsman.
Op grond van artikel 28 Sv heeft verdachte het recht om zich te laten bijstaan door een
,raadsman. Dit is niet verplicht. Verdachte kan er ook voor kiezen om afstand te doen van het
recht op bijstand. Dit volgt uit artikel 28a Sv. Op grond van artikel 37 en 38 Sv staat het de
verdachte vrij om zelf een raadsman te kiezen.
In een verdachte geen raadsman heeft dan wordt er door het bestuur van de raad voor
rechtsbijstand een raadsman aangewezen (artikel 40 Sv). Dit zal dan een piketadvocaat zijn.
Artikel 331 Sv – alle bevoegdheden die aan een verdachte zijn toegekend, komen ook toe
aan de raadsman die de ter terechtzitting aanwezige verdachte bijstaat.
Het optreden van de raadsman wordt beheerst door een aantal uitgangspunten en
beginselen.
1. Onafhankelijkheid – de raadsman is in zijn optreden onafhankelijk van de
vervolgende overheid. Hij behartigt alleen de belangen van de verdachte. Grondslag
hiervoor is gelegen in de autonome partijpositie van de verdachte.
2. Onzelfstandigheid – de raadsman adviseert, maar de verdachte beslist. Verdediging
die raadsman voert, moet de instemming van verdachte hebben.
3. Geen vereenzelviging – raadsman treedt op voor verdachte, maar is zelf geen
verdachte.
4. Gelijke processuele bevoegdheden – om namens verdachte te kunnen optreden
moet de raadsman beschikken over de bevoegdheden die de verdachte zijn
toegekend, art. 331 Sv.
5. Vertrouwelijkheid – wat verdachte met raadsman bespreekt, dient tussen hen te
blijven. Raadsman is verplicht tot geheimhouding. Dit wordt ondersteund door
verschoningsrecht, art. 218 Sv.
6. Eenheid in optreden naar buiten – Raadsman brengt eventuele verschillen van inzicht
met de verdachte niet naar buiten. Raadsman mag verdachte niet in het openbaar
afvallen.
7. Gebondenheid aan recht – vrijheid van de verdediging betekent geen vrijbrief om de
wet te overtreden. Er mag bijvoorbeeld geen vervalst bewijsmateriaal aan de rechter
worden voorgelegd.
Artikel 28 lid 4 Sv bepaalt dat de verdachte die bijstand van zijn raadsman wenst, zoveel
mogelijk de gelegenheid moet worden gegeven om zich met die raadsman in verbinding te
stellen. Een soortgelijke bepaling is terug te vinden in artikel 45 Sv, waarin bepaald is dat de
raadsman vrije toegang heeft tot de verdachte die van zijn vrijheid is beroofd.
Naast de algemene beperkingen van artikel 45 Sv, staan de bijzondere beperkingen op de
vrije toegang van raadsman tot de verdachte beschreven in artikel 46 Sv.
- Indien uit bepaalde omstandigheden een ernstig vermoeden voortvloeit dat het vrije
verkeer tussen raadsman en verdachte hetzij zal strekken om de verdachte bekend te
maken met enige omstandigheden waarvan hij in het belang van het onderzoek
tijdelijk onkundig moet blijven
- Hetzij er het vermoeden bestaat dat er misbruik wordt gemaakt voor pogingen om
de opsporing tot de waarheid te belemmeren.
Op grond van het arrest Salduz tegen Turkije werd bepaald dat een verdachte in beginsel
recht heeft op toegang tot een raadsman als hij door de politie wordt verhoord (artikel 28d
, Sv). Een verzoek om bijstand bij verhoor kan niet worden afgewezen, tenzij er sprake is van
een uitzonderlijke situatie (artikel 28e Sv).
Daarnaast heeft hij recht op consultatiebijstand: bijstand voorafgaand aan het verhoor. Dit
blijkt uit hetzelfde arrest.
Op grond van artikel 27c lid 2: aan de verdachte die niet is aangehouden, wordt voorafgaand
aan zijn eerste verhoor mededeling gedaan van het recht op rechtsbijstand.
Op grond van artikel 27c lid 3: aan de verdachte die wel is aangehouden, wordt direct na zijn
aanhouding mededeling gedaan van het recht op rechtsbijstand.
Artikel 6 lid 3 sub b EVRM geeft elke verdachte het recht op kennisneming van de stukken. In
nationale recht is dit geregeld in artikel 30 Sv.
Leereenheid 2
artikel 8 EVRM garandeert eenieders recht op privacy. Het strafprocesrecht heeft allerlei
raakvlakken met het recht op privacy. Iedere opsporingsonderzoek maakt bijna per definitie
inbreuk op de privacy van personen die in het onderzoek worden betrokken. Daarnaast
grijpt de toepassing van dwangmiddelen en bijzondere opsporingsmethoden diep in het
priveleven van burgers. De beoordeling van EHRM van klachten over inbreuken op de
privacy verloopt volgens een vast patroon, dat is gebaseerd op de tekst van artikel 8 lid 2
EVRM.
Aller eerst moet er worden afgevraagd of er daadwerkelijk sprake is van inbreuk op de
privacy van klager. Indien er inbreuk wordt gemaakt onderzoekt het Hof vervolgens of er
sprake is van een toelaatbare, gerechtvaardigde inbreuk. Het hof toetst hiervoor aan 3
voorwaarden (uit artikel 8 lid 2 EVRM)
- Heeft het optreden waarover wordt geklaagd, inbreuk gemaakt op de privacy van
klager?
- Was het wel de overheid die inbreuk maakte op de privacy?
- Is de inbreuk noodzakelijk?
Kenmerkend voor bijna alle dwangmiddelen is dat zij inbreuk maken op de (grond)rechten
van burgers. Het huisrecht uit artikel 12 Gw omvat niet alleen het recht om anderen de
toegang tot de woning te weigeren, maar ook het recht om in de woning te ontvangen wie
men wil. Ook de politie mag worden uitgenodigd. Als een opsporingsambtenaar met
toepassing van de bewoner een huis betreedt, maakt hij geen inbreuk op diens huisrecht. Er
wordt dan geen dwangmiddel toegepast.
Een burger kan ook vrijwillige medewerking verlenen aan een onderzoek. De betrokkene
hoeft niet eerst te worden voorgelicht over zijn rechtspositie en over de consequenties die
het geven van toestemming voor hem kan hebben. Behalve bij DNA-onderzoek. Als aan
bepaalde voorwaarden is voldaan kan de verdachte bevolen worden celmateriaal af te staan
ten behoeve van een onderzoek, art. 151b en 195d Sv. Daarnaast bestaat de mogelijkheid
dat verdachten en niet-verdachten vrijwillig celmateriaal afstaan. Daarvoor is echter
schriftelijke toestemming vereist.
Niet-vrijheidsbenemende dwangmiddelen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rechtenstudent20152016. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.