NVO-EXAMEN DOMEIN 1
PSYCHOLOGY FOUNDATIONS AND FRONTIERS (BERNSTEIN)
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE
Psychologie: de wetenschap die probeert het gedrag en de geestelijke processen van de
mens te begrijpen en die dat begrip probeert toe te passen om het menselijk welzijn te
bevorderen
Gebieden binnen de psychologie
Organisatiepsychologi Factoren die werkprestaties beïnvloeden
e
Biologische Invloed van biologie op de mens
psychologie
Sportpsychologie Factoren die sportprestaties beïnvloeden
Milieupsychologie Effect van het milieu op de mens
Persoonlijkheidspsych Verschillen en overeenkomsten tussen mensen
ologie
Sociale psychologie Overtuigingen over zichzelf en anderen
Forensische Relatie psychologie en wet
pscyhologie
Ontwikkelingspsychol Verandering in het menselijk leven
ogie
Educatieve Leren van kinderen en schoolmilieu
psychologie
Cognitieve Mentale mogelijkheden en vaardigheden
psychologie
Kwantitatieve Analyseren van data
psychologie
Klinische psychologie Geestelijke ziekte en gezondheid
Vaak overlap tussen gebieden
Verlichting: tabula rasa – mens wordt geboren als onbeschreven blad (moet alles nog
aanleren, niks genetisch bepaald)
19e eeuw – natuurkundigen gingen zich bezig houden met het wetenschappelijk
bestuderen van zintuigen.
- Wilhelm Wundt zintuigen geen bron van kennis, maar van bewustzijn
introspectie – de eigen gedachten en ervaringen zijn het onderwerp van
onderzoek kwaliteit en intensiteit zijn twee belangrijkste determinanten van
gevoelens
- Edward Titchener voegde ‘duidelijkheid’ toe structuralisme – structuur van het
bewustzijn
- Ebbinghaus’ onderzoek vormde de basis van hoe we nu naar het geheugen kijken
,Gestalttheorie (Wetheimer, Koffka, Kohler) – mens moest als geheel bestudeerd worden,
dus niet alleen afzonderlijke zintuigen/bewustzijn
- Phi-fenomeen – als twee lampen afzonderlijk van elkaar aan en uitgaan, wekt het
de illusie dat het één licht is dat beweegt
Psychoanalyse (Freud) – ieder gedrag is resultaat van, voornamelijk onbewuste,
psychologie processen
Functionalisme (James) – verschillende mentale gebeurtenissen en activiteiten vormen
samen het bewustzijn (n.a.v. evolutietheorie)
Behaviorisme (ook n.a.v. evolutietheorie) (Watson, Skinner) – menselijk gedrag kan alleen
bestudeerd worden door het te observeren. Het (on)bewustzijn moet buiten beschouwing
gelaten worden. Het gedrag van de mens is volledig aangeleerd
Benaderingen psychologie
Evolutionaire Evolutionaire processen zijn de basis van het gedrag,
benadering Darwin, natuurlijke selectie
Behaviorisme Gedrag is aangeleerd
Biologische Biologische processen zijn de basis van het gedrag
benadering (hormonen, genen, zenuwstelsel)
Humanistische Menselijk gedrag is een eigen keuze
benadering
Cognitieve benadering Focus op hoe informatie binnenkomt, verwerkt wordt en
hoe dit ons gedrag beïnvloedt
Psychodynamische Onbewuste conflicten zijn de basis van het gedrag
benadering
HOOFDSTUK 2: ONDERZOEK IN DE PSYCHOLOGIE
Kritisch denken – wanneer een oordeel wordt gebaseerd op duidelijk bewijs, is dit het
resultaat van kritisch denken onderwerp kan aan 5 kritische vragen onderworpen
worden:
1. Wat is het dat ik moet geloven of aanvaarden?
2. Welk bewijs is er om die aanname te ondersteunen?
3. Kan het bewijs anders geïnterpreteerd worden?
4. Welk bewijs is er voor alternatieve aannames?
5. Welke conclusies zijn het meest aannemelijk?
Hypothese Operationalisatie hypothese onderzoeken testen op betrouwbaarheid/
validiteit theorie – combinatie van aantal stellingen die samen bepaalde zaken
verklaren, voorspellen of controleren
Methodes in de psychologie
- Doelen:
o Verschijnsel verklaren
o Verschijnsel beschrijven
o Controle uitoefenen op een verschijnsel
o Voorspellingen doen over een verschijnsel
,Soorten onderzoek
Natuurlijke Er wordt gekeken naar gedrag in de natuurlijke omgeving
observatie zonder deze te beïnvloeden
Case study Eén specifiek geval
Survey Grote groep, vaak d.m.v. test of enquête
Correlationeel Relatie tussen 2 variabelen
onderzoek
Experiment Een variabele wordt gemanipuleerd
Onafhankelijke Gemanipuleerde variabele
variabele
Afhankelijke Variabele die niet verandert
variabele
Confounder Derde variabele die het onderzoek beïnvloedt zonder wil van
de onderzoeker
Confounders
1. Random variabelen die niet te controleren zijn – toevallige verschillen tussen
deelnemers
2. Placebo-effect
3. Bias van onderzoeker
Double-blind onderzoek – onderzoekers en participanten weten niet wie deel uitmaakt
van welke groep
HOOFDSTUK 3: BIOLOGISCHE ASPECTEN
HET ZENUWSTELSEL
Zenuwstelsel – hersenen, ruggengraat en zenuwen. Functie: input verwerking output
Neuronen – zenuwcellen die reageren op signalen en zelf weer signalen uitzenden
Lijmcellen – cellen die neuronen bij elkaar houden en helpen communiceren snellere
informatieverwerking
Neugonen hebben uitlopers:
- Eén axon – voert signalen van de cel weg naar de rest van het lichaam
- Vele dendrieten – voeren signalen van de rest van het lichaam naar de cel
o sommige hebben exciterend membraanoppervlak
synapsen – kleine gaten tussen neuronen
Actiepotentiaal
- membraan van een neuron is semipermeabel. Het membraan laat sommige
chemische moleculen wel of niet door positief/negatief geladen.
- Gepolariseerde cel – positief geladen moleculen worden door het membraan naar
buiten gelaten binnen de cel is het negatiever dan erbuiten
- Elektrochemisch potentiaal – aantrekkingskracht van positieve moleculen op
negatieve moleculen
Positieve moleculen komen de cel in door kanaaltjes in het membraan (poortjes
die open en gesloten kunnen worden)
, - Normaal gesproken zijn de kanlen gesloten, maar als er iets verandert rondom de
cel, kan een deel van het membraan gedepolariseerd worden kanalen gaan
open en chemisch geladen positieve moleculen komen de cel in gebeurt ook bij
de naastgelegen membraan gaat zo door in een golf van veranderingen
verplaatst zich steeds verder langs axon/dendriet
- Als het axon bekleedt is met myelineschede beweegt het potentiaal zich sneller
voort
- Tussen 2 actiepotentialen zit een kleine rustpauze: retrofactaire periode cel
wordt opnieuw gepolariseerd – repolarisatie
Doel: communicatie tussen cellen
Neurotransmitters – opgeslagen in vesicles, kleine zakjes, aan het einde van het axon
- Als een actiepotentiaal het einde van een axon bereikt wordt een neurotransmitter
vrijgelaten in de synaps bereikt de volgende cel (postsynaptische cel)
neurotransmitter verbindt zich aan receptoreiwit stimuleert kanaaltjes in
membraan om open te gaan geladen moleculen kunnen de cel in/uit stromen
actiepotentiaal
o Exciterend postsynaptisch potentiaal (EPSP) – positief geladen moleculen
gaan de cel in depolarisatie grote kans dat cel gaat vuren
o Inhiberend postsynaptisch potentiaal (IPSP) – ositief geladen moleculen
gaan de cel uit, of negatief geladen gaan de cel in hyperpolarisatie
minder kans dat de cel gaat vuren
Neurale netwerken – groepen georganiseerde neuronen die weer gegroepeerd zijn in
verzamelingen
Motorisch zenuwstelsel – informatie naar spieren en klieren
Sensorisch zenuwstelsel – stuurt informatie van omgeving naar de hersenen
Centraal zenuwstelsel – hersenen en ruggengraat, beschermd door beenderen
- Nuclei – aantal cellichamen van neuronen in het centrale zenuwstelsel bij elkaar
- Weg/bundel – aantal axonen in het centrale zenuwstelsel
- Ruggengraat ontvangt signalen van zintuigen en stuurt signalen door naar de rest
van het lichaam, ruggengraag maakt steeds contact met de hersenen
- Reflex – reactie waarbij de hersenen niet geraadpleegd zijn
- Sensorische neuronen – affarente neuronen
- Motorische neuronen – efferente neuronen
EE Meet elektrische activiteit van de hersenen
G
PE Meet waar celactiviteit plaatsvindt
T
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Orthopedagoog. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.