Dit is een samenvatting van het boek 'Geschiedenis van Nederland, van Opstand tot Heden', geschreven door Friso Wielenga. Deze samenvatting is geschikt voor het vak Vaderlandse Geschiedenis van de opleiding Geschiedenis aan de Universiteit Leiden.
De samenvatting beslaat de stof van beide deeltenta...
Vaak begint de stichting van een land met het uitbreken van een opstand, soevereiniteit en/of
buitenlandse erkenning. Bij Nederland is dit ietwat anders, omdat de Nederlandse Opstand niet
begon met de intentie om een Nederlandse Republiek te stichten. Nederland had zichzelf zelfs nog 2
keer aan een buitenlandse vorst aangeboden, nadat Filips II was afgezet. Dit was echter een mislukte
actie die leidde tot de oprichting van de Republiek in 1588. De grenzen van de Republiek kwamen
gedurende de jaren 1590 pas tot stand als gevolg van militaire successen tegen de Spanjaarden. Het
gebied werd nog uitgebreid met Zuid-Limburg en Noord-Brabant in 1648 toen de oorlog met Spanje
werd beëindigd met de Vrede van Westalen, ook wel Vrede van Munster genoemd. Dit was ook het
jaartal dat de Republiek buitenlandse erkenning kreeg.
Het begrip ‘Opstand’ werd tijdens de Opstand zelf niet gebruikt. Deze term werd pas in de 19 e eeuw
voor het eerst gebruikt. Tot die tijd sprak men over oorlogen, beroerten en troebelen.
Het eindresultaat van de Opstand vertoonde weinig overeenkomsten met haar doelstellingen.
Volgens Anton van Lem was de Opstand ‘’een lange aaneenschakeling van toevallige en
onvoorspelbare gebeurtenissen van politieke, militaire en economische kettingreacties.’’
Van Protestantse zijde is de Opstand tot in de twintigste eeuw geïnterpreteerd als een doelbewuste
nationale strijd om onafhankelijkheid en vrijheid voor het eigen geloof. Dit is een vereenvoudigd
mythisch beeld over de Opstand, zoals er wel meerdere zijn. Net zoals het mythische beeld bestaat
dat Willem van Oranje het volk naar nationale onafhankelijkheid zou hebben geleid (terwijl hij
eigenlijk voor lange tijd geen breuk met Spanje wilde). Dergelijke beelden zijn onderdeel van de
nationalistische negentiende-eeuwse geschiedschrijving en allang als onjuist terzijde geschoven. De
uitkomsten van de Opstand weken sterk af van de aanvankelijke intenties en doelstellingen, maar in
terugblik is de Opstand wel de centrale factor in de wording van de Nederlandse staat. Aan het eind
ervan was immers sprake van een internationaal erkend Nederlandse Republiek met ongeveer
dezelfde grenzen als het huidige Nederland.
De politiek die men bedreef was als het ware de basis van de huidige politiek cultuur en begrippen
als ‘tolerantie’ en ‘vrijheid’ werden in de tijd van de Nederlandse Republiek al sleutelbegrippen. Zo
zie je dat de ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse staat nauw is verbonden met de Opstand. De
vraag wanneer de vaderlandse geschiedenis begon is echter nog niet beantwoord en een precies
begin van de Opstand is ook niet aan te tonen. In de nationale geschiedschrijving is 1568 lange tijd als
beginjaar genoemd, verwijzend naar de militaire opmars van Willem van Oranje. 1566 kan ook als
beginjaar worden genomen, omdat dat het jaar van het Smeekschrift en de Beeldenstorm was. Ook
1555 wordt door een aantal historici als beginjaar genomen, omdat dit het jaar was waarin Philips II
Heer der Nederlanden werd. Historicus Jonathan Israel laat de Opstand al beginnen in het jaar dat de
Bourgondische hertog Karel de Stoute overleed en de tijd van de Habsburgse Nederlanden begon
(1482).
Tegen de bovengeschetste achtergrond is het gerechtvaardigd om het overzicht van de Nederlandse
geschiedenis te laten beginnen in 1555 met een korte aanloop vanaf de late vijftiende eeuw.
,HOOFDSTUK 2:
OPPOSITIE EN OPSTAND
ONTSTAAN EN CONSOLIDATIE VAN DE REPUBLIEK DER VERENIGDE NEDERLANDEN (1555-1609)
Met het begrip ‘de Nederlanden’ werd rond het midden van de 16e eeuw een gebied omschreven dat
geografisch ongeveer overeenkwam met de huidige Benelux. Politiek, juridisch en economisch gezien
was er geen sprake van eenheid in dit gebied. Zeggenschap over de gewesten en provincies was
verdeeld over heersers van diverse pluimage.
Onder Karel V (g. 1500) verenigde zich in deze jaren groot Europees rijk door erfenissen en oorlogen.
Vanaf de jaren 1520 vergrootte hij zijn invloed in de Nederlanden. In 1548 besloot de Duitse Rijksdag
in de Pragmatieke Franctie ,op verzoek van Karel V, de Nederlandse gewesten onder te brengen in
een gezamenlijke Kreits, een zelfbesturende eenheid binnen het Duitse rijk. De onderlinge
samenhang tussen de gewesten werd daardoor versterkt en er werd vastgelegd dat de Nederlanden
een eenheid zouden blijven en niet verdeeld zouden worden. Al in 1581 ging dit mis met het Plakkaat
van Verlatinghe waarin de Noordelijke Nederlanden Filips II afzetten en 7 jaar later verder gingen als
soevereine provincies onder de naam van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Deze zou, na de
internationale erkenning in 1648 bij de Vrede van Munster, blijven bestaan tot zij in 1795 bij de
Franse expansie ten onder zou gaan. De Zuidelijke provincies bleven onder het bewind van de
Habsburgers vallen, tot 1794 waarin zij onder het bewind van Napoleon zouden vallen. Na het einde
van de Napoleontische heerschappij werd de Nederlandse eenheid kort hersteld in de vorm van het
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden als gevolg van het Congres van Wenen (1814-1815). Aan de
Belgisch-Nederlandse eenheid kwam in 1830 een einde en de band met Luxemburg werd in 1890
beëindigd.
Vooral dankzij de relatief dichtbevolkte en verstedelijkte gewesten Vlaanderen, Brabant en Holland
vormden de Habsburgse Nederlanden rond het midden van de 16e eeuw een economisch en
daardoor strategisch belangrijk gebied. Met de opkomst van de wereldhandel ontwikkelde dit deel
van Europa zich in deze eeuw tot het centrale internationale knooppunt met Antwerpen als
belangrijkste stad. Naar Europese maatstaven kenden deze gebieden een zeer hoge
urbanisatiegraad. Bevolkingsgroei en verstedelijking deden de vraag naar massagoederen (zoals
graan en hout uit de Oostzee) toenemen, waarbij het noorden van Holland het voortouw nam.
Tegelijk vond in het westen van de Nederlanden intensivering en specialisatie van de landbouw
plaats. De economische bloei maakte bevolkingsgroei mogelijk. Amsterdam ontwikkelde zich tot een
belangrijk centrum van deze handel in massagoederen. Een belangrijk verschil tussen Antwerpen en
Amsterdam was dat in Antwerpen de ‘rijke handel’ (textiel, koloniale waren) geconsenteerd was en
in Amsterdam de handel in massagoederen. Als gevolg daarvan bestond de Hollandse vloot uit grote
schepen geschikt voor grote ladingen en de Antwerpse vloot was kleiner en uitgerust voor kostbaar
vervoer en lange afstanden.
In de vroege 16e eeuw kwamen veel handelsstromen in de Noordzee samen en namen de
Nederlanden de centrale rol in de wereldhandel van Italië over. Een economische eenheid bestond
echter niet. De economie was ‘wisselvallig’ en ‘onsamenhangend’. Een aantal gewesten (vooral in het
noordoosten) waren erg arm en nog volledig afhankelijk van een agrarische structuur en waren
daarmee volledig afgescheiden van het zuidwesten. Van een nationale economische eenheid was dus
nog geen sprake, wel van een zich rondom Antwerpen ontwikkeld economisch en militair strategisch
hart van Noord-Europa, dat een centrale betekenis had voor de consolidatie en expansie van de
positie van de Habsburgers in Europa en de rest van de wereld.
De Habsburgse expansie kostte veel geld. Karel V en zijn zoon en opvolger Filips II waren voor de
financiering van oorlogen mede door belastinginkomsten uit de Nederlandse gewesten, waarbij
,vooral het westen als winstgever werd beschouwd. Onder de Bourgondiërs was op belastinggebied
een systeem van bedes ontstaan, waarin de landsheer zijn gewesten om afdrachten had moeten
verzoeken, wat had geleid tot moeizame besprekingen tussen de vorst en gewestelijke staten,
doordat de gewesten hun eigen belangen veilig wilden stellen. Filips II zou uiteindelijk een poging
doen dit systeem af te schaffen.
Karel V en Filips II zagen de Nederlandse gewesten als 1 geheel dat verder samengevoegd zou
moeten worden tot een centraal geregeerd koninkrijk. Het bestuur zou in uniformering over moeten
gaan, met Brussel als centraal regeerpunt. In de gewesten rees bij de bestaande regionale adellijke
en burgerlijke elites verzet tegen de centralisatiepolitiek, door de dreiging van verlies van macht. Dit
plaatste Karel V voor een dilemma: enerzijds besefte hij dat hij de steun van de elites nodig had om
zijn eenheidssteven tot een succes te maken en was hij op hen aangewezen voor de financiering van
zijn kostbare oorlogen. Anderzijds wist hij dat hij deze zo noodzakelijke steun onvoldoende zou
krijgen wanneer hij te weinig rekening zou houden met de belangen van de elites. Het gevolg van
deze fundamentele tegenstelling tussen het centrale gezag en de genoemde elites was dat de
verwezenlijking van meer bestuurlijke eenheid een moeizaam proces was. De eenwording ging dan
ook gepaard met grote spanningen die een rol zouden gaan spelen bij het ontstaan van de Opstand.
In de praktijk betekende dit dat er een mengvorm van oud en nieuw ontstond waarbij vanuit Brussel
een aantal centrale ambten en instellingen aan het bestaande bestuurlijke netwerk werd
toegevoegd. In 1531 werden 3 raden, de collaterale raden, opgericht. De belangrijkste was de Raad
van State, een invloedrijk adviesorgaan over het centrale gezag, internationale vraagstukken en
nationale aangelegenheden van kerkelijke, financiële en bestuurlijke aard. De leden van deze raad
kwamen uit de hoge adel, geestelijkheid en later kwamen er ook juristen bij. De tweede raad was de
Geheime Raad, die uit beroepsambtenaren en gerechtsgeleerden bestond en een
beleidsvoorbereidende en uitvoerende taak had. Als laatste had je de Raad van Financiën die met 3
hoge adellijke vertegenwoordigers en drie juridisch-financiële ambtenaren de inning van bedes
voorbereidde en toezicht hield op gewestelijke financiële organen.
De landvoogd was de persoon die de vorst verving als deze niet in Brussel was. Vanaf 1531 hield de
landvoogd zijn positie, ook als de vorst in Brussel was. Naast een landvoogd had de vorst
vertegenwoordigers in de gewesten, namelijk de uit de hoge adel afkomende stadhouder. De
stadhouder was bevelhebber van de troepen in het gewest en verantwoordelijk voor de orde
handhaving. Ook speelde hij een belangrijke rol bij de benoemingen van stedelijke ambtsdragers. De
stadhouder had tevens de bevoegdheid tot het bijeenroepen van de gewestelijke staten, waarin de
adel, de steden en de geestelijkheid waren vertegenwoordigd. De belangrijkste functie van de
gewestelijke staten was het beraadslagen over de vorstelijke verzoeken om geld. Naast de
gewestelijke staten had je ook de Staten Generaal, waarin het ook meestal om de vorstelijke bedes
ging. Onder Karel V en Filips II werden de Staten General regelmatig bij elkaar geroepen.
Onder de Habsburgers werd de centralisatie en bureaucratisering dus versterkt voortgezet. Een
echte eenheidsstaat was echter niet haalbaar, verder dan een composite state (een bundeling van
verschillende eenheden onder één algemeen bestuur) zouden de Habsburgers niet komen.
Door de spanningen tussen het groeiende Brusselse gezag en de gewestelijke en lokale
bestuurseenheden was het proces van eenwording gedoemd te mislukken.
In de eerste helft van de 16e eeuw was de positie van de kerk fundamenteel veranderd. Rond 1500
was er sprake van een overlapping van de rooms-katholieke kerk en de samenleving, maar deze was
verloren gedaan door de groeiende invloed van Luther. Karel V zette een repressieproces tegen de
ketters in en mede daardoor ontbrak er een organisatorische kracht en samenhang in de Reformatie,
wat de verspreiding van het lutheranisme bemoeilijkte. Dit leidde tot een verinnerlijking van de
, reformatie, waarbij zich binnen de kerk een kloof ontwikkelde tussen godsdienstige overtuiging en
praktijk. Velen dachten er niet over te breken met de katholieke kerk, maar verlangden naar ruimte
voor een eigen ethiek en interpretatie.
De dopers waren een stuk radicaler dan de meeste mensen. Zij waren een minderheid die vanaf de
jaren 1530 tot eind jaren 1550 de organisatorische voorhoede van de reformatie vormden. Zij namen
de Bijbeltekst letterlijk en baseerden daarop onder meer hun opvatting dat de kinderdoop niet
erkend mocht worden. Alleen volwassenen konden bewust voor het geloof kiezen en mochten zich
laten dopen. De vervolging van de dopers was hard en de dopers zelf reageerde zelf ook met geweld,
tot midden 16e eeuw toen de beweging van de dopers geweldloos werd.
Vanaf 1540 werden de Calvinisten een begrip in Nederland, een groep protestanten die vooral in het
zuiden aanwezig waren. Zij hoopten niet op een breuk met de kerk, maar op een vernieuwing met de
bestaande kerk. Vanaf de jaren 1560 groeide de aanhang van de calvinisten, wat leidde tot hevigere
vervolgingen. De spanningen liepen op omdat katholieken de gewelddadige repressie en onrust
verafschuwde, waardoor de sympathie voor de calvinisten groeide, net zoals de vervreemding van de
katholieke kerk en de Habsburgers. Deze ontwikkeling vormde een belangrijke factor bij het
uitbreken van de opstand.
In oktober 1555 deed Karel V afstand van de troon en kwamen de Nederlandse gebieden onder het
bewind van Filips II. Het was duidelijk dat hij zich zou vasthouden aan de kerk van Rome en dat hij de
vervolgingen met harde hand zou voortzetten. Een tweede factor van spanningen was de lege
schatkist die Filips II van zijn vader had geërfd, waardoor hij in financiële nood kwam. Een derde bron
van spanning was de wankele relatie die de nieuwe vorst had met de hoge adel. Willem van Oranje
behoorde tot deze hoge adel. Van Oranje had een goede band met Karel V en diende ook Filips II
toen Karel afstand van de troon deed als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht.
De machthebber in Brussel was Antoine Perrenot, ook wel bekend als Granvelle. De spanningen
tussen hem en de hoge adel liepen hoog op. Het godsdienstvraagstuk speelde hierbij een belangrijke
rol. Er was een nieuwe kerkelijke indeling van de Nederlanden die tot verzet had geleid. De lokale
geestelijkheid en de hoge adel waren gezag verloren en onder de lokale bevolking ontstond verzet
doordat de nieuwe kerkelijke indeling zou leiden tot strikter toezicht en hardere vervolgingen.
Willem van Oranje bewoog zich in de tegenovergestelde richting van Granvelle en een huwelijk met
Anna van Saksen, een lutheraan, leidde tot een vertrouwensbreuk met Filips. In 1564 hield van
Oranje een betoog in de Raad van State waarin hij pleitte voor het naast elkaar toelaten van
verschillende godsdiensten en daarmee vrijheid van geweten. Dit zonder succes; Filips II gaf in de
‘Brieven uit het Bos van Segovia’ aan dat de vervolgingen door zouden gaan, waardoor de situatie
verslechterde.
Eind 1565 hadden lagere edelen van verschillende godsdienstige pluimage zich aaneengesloten in
een verbond, dat zij Compromis noemden. In 1566 bood een driehonderdtal lagere edellieden de
landvoogdes Margaretha van Parma een verzoekschrift dat bekend staat als het Smeekschrift der
Edelen aan. Hierin vroegen zij de koning om opschorting van de ketterplakkaten en om het
bijeenroepen van de Staten Generaal, hopend voor een toleranter beleid. De plakkaten werden
opgeschort tot Filips zou reageren op het verzoek. Dit leidde tot een korte periode van vrijheid voor
protestanten, wat leidde tot calvinistische hagenpreken. Deze hagenpreken waren de oorzaak voor
de Beeldenstorm, een beweging die kerken ontdaan moest maken van heiligbeelden om deze kerken
vervolgens voor de calvinistische diensten te kunnen gebruiken.
Het jaar 1566-1567 was een sleuteljaar voor het verloop van de opstand. In verschillende sociale en
religieuze groepen was de onrust toegenomen, maar van gelijkgezindheid en gezamenlijk optreden
was amper sprake. De afkeer tegen Filips was in ieder geval aanwezig. In 1567 stuurde Filips Alva
naar Brussel met de opdracht de centralisatie voort te zetten en definitief af te rekenen met ketterij.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller britneybeck. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.