Fundamentele Rechten
B5 S2 J1 Samenvatting Literatuur
Hoofdstukken Grondrechten
Inhoudsopgave
Week 1 – Algemene begrippen en dragers van grondrechten
Hoofdstuk 1: inleiding
Hoofdstuk 2: geschiedenis en achtergronden
Hoofdstuk 3: dragers van grondrechten
Week 2 – Rechtsbescherming en reikwijdte
Hoofdstuk 4: rechtsbescherming
Hoofdstuk 5: reikwijdte en interpretatie
Week 3 – Beperkingen van grondrechten
Hoofdstuk 6: beperking van de grondrechten
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Vraagstukken van grondrechtelijke aard kunnen over wezenlijke zaken gaan.
Fundamentele normen
Grondrechten kunnen worden omschreven als fundamentele rechtsnormen die de strekking hebben het
individu persoonlijke vrijheid en een menswaardig bestaan te verzekeren en die de handelingsvrijheid van (met
name) de overheid beperken.
Grondrechten zijn dus belangrijke normen. Deze gelden in de relatie tussen burger en overheid en perken de
handelingsvrijheid van de overheid in.
Bij de klassieke vrijheidsrechten staat de onthoudingsplicht van de overheid voorop. Bij de sociale
grondrechten staat de zorgplicht van de overheid voorop.
Rechtsstaat
Grondrechten, met name de vrijheidsrechten en het gelijkheidsbeginsel, zijn verbonden met de opkomst van
de rechtsstaat. Deze is gestoeld op een viertal pijlers:
1. Ingrijpen van de overheid mag slechts geschieden op grond van algemene regels.
2. De scheiding der machten.
3. De mogelijkheid van rechtsbescherming door de onafhankelijke rechter.
4. Het bestaan van grondrechten.
Mensenrechten
Het fundamentele karakter van grondrechten blijkt uit de verwante term ‘mensenrechten’. Dit zijn rechten die
ieder mens – van nature – toekomen of horen toe te komen. Deze rechten zijn veelal vastgelegd in
documenten van hoge orde: verdragen en de Grondwet.
In dit boek wordt de term ‘grondrechten’ gebruikt voor zowel internationaalrechtelijk als nationaalrechtelijk
vastgelegde fundamentele rechten.
Rechtsbronnen
Er zijn verschillende rechtsbronnen (plaatsen waar grondrechten te vinden zijn) :
- Internationale verdragen (IVBPR, IVESCR, EVRM, ESH, Hv EU)
- Jurisprudentie van internationaal-rechterlijke organen (EHRM)
- Nationale Grondwet
- Uitwerking van bepaalde grondrechten in de nationale wetgeving (AWGB, WOM, WBP)
Deze geven een goed begrip van de reikwijdte of gelding van een grondrecht
- Jurisprudentie van de nationale rechter
- Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
- Besluiten van internationale organisaties
- Oordelen van internationale organen
1
,Fundamentele Rechten
B5 S2 J1 Samenvatting Literatuur
- Oordelen van nationale semi-rechterlijke organen (College voor de Rechten van de Mens)
Overzicht
Op grond van een onderzoek van verdragen en de Grondwet is het mogelijk een overzicht te geven van de
grondrechten die relevant zijn bij de bestudering van het Nederlandse recht. Hierbij wordt een onderscheid
gemaakt tussen klassieke grondrechten/vrijheidsrechten en sociale grondrechten.
Klassieke grondrechten/vrijheidsrechten zijn te vinden in het IVBPR, EVRM en de Grondwet.
Sociale grondrechten zijn te vinden in het IVESCR, ESH en de Grondwet.
Toenemend belang
De grondrechten nemen in het Nederlandse recht een steeds belangrijkere positie in.
Dit heeft verschillende oorzaken:
- De werkingssfeer van de grondrechten neemt toe, omdat de grondrechten in aantal groeien en de
reikwijdte van al langer bestaande grondrechten wordt opgerekt.
- Er bestaat een tendens om aan beperkingen van de grondrechten steeds hogere eisen te stellen.
- Er wordt steeds vaker een zekere werking aan de grondrechten in de relatie tussen burgers onderling
toegekend.
- Klassieke grondrechten worden niet meer louter gezien als onthoudingsplichten van de overheid. Deze
onthoudingsplichten kunnen gekoppeld zijn aan positieve verplichtingen (hierbij is actie vereist van de
overheid om te kunnen voldoen aan een plicht, bijv. de veiligheid waarborgen).
Voor de sociale grondrechten geldt van begin af aan dat zij de overheid een zorgplicht opleggen.
- Het internationale stelsel van grondrechtsbescherming doet haar invloed meer en meer gelden binnen
de nationale rechtsorde. Veel grondrechtbepalingen uit (in het bijzonder) klassieke
grondrechtverdragen zijn eenieder verbindend en hebben daarom voorrang binnen de Nederlandse
rechtsorde (art. 94 GW).
Ten aanzien van het EVRM is de Nederlandse rechter gebonden aan de uitleg door het EHRM.
Belang in rechtenstudie
Het – toenemende – belang van de grondrechten betekent dat vrijwel iedere jurist met enige regelmaat met
grondrechtelijke kwesties zal worden geconfronteerd, ook als hij of zij zich niet specialiseert op het gebied van
grondrechten.
Algemene leerstukken
Dit boek geeft geen volledig beeld van alle afzonderlijke grondrechten, maar de genoemde algemene
vraagstukken worden geïllustreerd aan de hand van specifieke grondrechten.
Hoofdstuk 2 – Geschiedenis en achtergronden
§2.2 – Geschiedenis
§2.2.1 – Athene en de Griekse staatsleer
Het idee van grondrechten is vreemd aan de inrichting van de stadstaat, omdat het individu zijn waarde
voornamelijk ontleent aan het gemeenschapsleven. De nadruk ligt op de vrijheid in de polis, niet op individuele
vrijheid.
Uit het werk van Plato en Aristoteles blijkt de afwezigheid van de notie van grondrechten duidelijk.
Plato zag een ideale staat in een staat die bij uitstek een opvoedende rol had en de controle van de overheid
strekte zich in deze staat uit over vrijwel alle aspecten van het individuele en maatschappelijke leven.
Aristoteles was van mening dat de politieke gemeenschap de mens houvast moest bieden om zijn natuurlijke
aanleg te verwezenlijken. De mens is volgens hem een ‘zoon politikon’ en vindt zijn bestemming binnen de
staat. Een vrije privé sfeer los van de politieke gemeenschap kan slechts leiden tot pervertering van zijn
natuurlijke eigenschappen.
2
,Fundamentele Rechten
B5 S2 J1 Samenvatting Literatuur
Ideeën over gelijkheid en individuele vrijheid in de privé sfeer zijn eerder elders in de Griekse filosofie te
vinden. Het zijn denkbeelden die voor een belangrijk deel opkomen tijdens de teloorgang van de stadstaten,
bijv. de opvattingen van Epicurus.
Epicurus zocht de bestemming van de mens buiten het publieke leven. De privé sfeer biedt, volgens hem, het
individu de meest aangename situatie.
Een andere opvatting is die van de Stoïcijnen; volgens hen neemt de gehele menselijke gemeenschap deel aan
de morele orde, die de basis vormt van een universeel natuurrecht. Deze enigszins abstracte individuele
gelijkheid wordt niet uitgewerkt in rechten tegen de overheid.
§2.2.2 – Christendom en middeleeuwen
De christelijke leer is in veel opzichten dubbelzinnig. Enerzijds gaat zij ervan uit dat alle mensen geschapen zijn
naar het evenbeeld van God en in dat opzicht gelijkwaardig zijn. De opvatting dat de spirituele sfeer uiteindelijk
belangrijker is dan de wereldlijke of statelijke sfeer en dat hierom het geloof en de kerk een eigen domein
dienen te hebben waardoor de bevoegdheid van de statelijke overheid beperkt is, word beschouwd als
voedingsbodem voor de opkomst van het idee van de mensenrechten in Europa.
Anderzijds wordt het gezag van de overheid in de christelijke leer veelal als van God gegeven beschouwd, zodat
gehoorzaamheid voor de onderdaan een eerste plicht vormt. Godsdienstige en politieke legitimiteit vallen dus
grotendeels samen.
In de christelijke feodale orde, die ontstaat in de Middeleeuwen, is hierom geen plaats voor de idee van
grondrechten. De samenleving is bovendien een standenmaatschappij met een hiërarchische structuur, waarin
de rechtspositie van het individu in belangrijke mate wordt bepaald door zijn stand.
De christelijk-aristotelische natuurrechtsleer van Thomas van Aquino kan als een verdediging voor deze
middeleeuwse orde worden beschouwd. Deze leer stelt wel grenzen aan de overheidsmacht: de macht van de
heerser is van God gegeven ten behoeve van het algemeen welzijn en de uitoefening van het gezag dient hier
ook op gericht te zijn.
Begrenzingen aan de macht van de vorst in deze periode zijn veelal vastgelegd in de vorm van een
overeenkomst tussen de vorst en een bepaalde stand. Het bekendste voorbeeld is de Magna Charta, dat aan de
grondbezitters (de freemen) bepaalde waarborgen tegen de uitoefening van het koninklijk gezag bood. Hier
gaat het om het behoud van reeds bestaande rechten tegen de sterker wordende vorst. Desondanks kan van
een voorloper van de vastlegging van grondrechten worden gesproken.
§2.2.3 – Achtergrond van de opkomst van het idee van grondrechten
Tussen de 13e en 19e eeuw gaat de christelijk-middeleeuwse ordening schoksgewijs teloor in Europa. Hiervoor
zijn de volgende oorzaken aan te wijzen, die een rol spelen bij de opkomst van het idee van grondrechten:
- De Renaissance
- De Hervorming
- De Verlichting
- De centralisering van het gezag binnen de natiestaat
- De maatschappelijke en politieke opkomst van de burgerij
De Renaissance
Mede onder invloed van het opkomend humanisme wordt de aandacht meer dan voorheen gericht op het
individu, zijn mogelijkheden en morele zelfstandigheid.
De Hervorming
Een belangrijk gevolg van de Hervorming is dat de overheid zich in veel gebieden geconfronteerd ziet met
substantiële groepen met een afwijkende godsdienst. De staat gaat zich daarom terughoudender dan voorheen
opstellen in geloofszaken.
In het verlengde daarvan stelt de breuk binnen het christendom nieuwe eisen aan de legitimering van het
overheidsgezag.
De Verlichting
Een belangrijk uitgangspunt van de Verlichting is dat de mens zich aan zijn onmondigheid kan trachten te
ontworstelen door gebruik te maken van zijn verstandelijke en intellectuele vermogens.
De vrije ontwikkeling daarvan vormt aan de ene kant een doel op zichzelf, maar zal aan de andere kant tot
wetenschappelijke, morele en maatschappelijke vooruitgang leiden. Het individu kan zich immers kritisch
3
, Fundamentele Rechten
B5 S2 J1 Samenvatting Literatuur
opstellen tegenover de heersende opvattingen en de bestaande maatschappelijke en staatkundige
verhoudingen. De verwachting is dat nieuwe inzichten als basis kunnen dienen voor verbeteringen.
De periode waarin de natiestaat in Europa verschijnt
Het proces van staatsvorming gaat gepaard met centraliserings- en uniformeringstendensen.
De nieuwe overheid neemt minder dan voorheen genoegen met een plaats binnen de bestaande orde en gaat
ervan uit zelf het recht te kunnen scheppen.
Centraal vastgestelde regels komen steeds meer in de plaats van regionaal of lokaal gewoonterecht. Met
andere woorden, er is sprake van een vergroting van de macht van de (centrale) overheid, die om een
tegenwicht vraagt.
De periode waarin de burgerij opkomt
Het idee van ‘standsrechten’ wordt vervangen door het idee van gelijkheid voor het recht.
Bij het afschaffen van middeleeuwse beperkingen van ondernemingsvrijheid en het opruimen van
handelsbelemmeringen op het grondgebied van de staat zien we de door de vorst geleide centrale overheid en
de burgerij vaak zij aan zij staan, maar tegelijkertijd ziet de burgerij haar vrijheden bedreigd door de steeds
machtiger wordende centrale overheid.
Al deze ontwikkelingen samen stellen nieuwe eisen aan een theorie die het overheidsgezag wil legitimeren en/
of begrenzen.
Met name de theorieën waarbij schrijvers uitgaan van (de vrijheid van) de individuele burger en zijn
mogelijkheid zich contractueel te binden, zijn van belang voor de grondrechtenleer.
§2.2.4 – Contractstheorieën: Hobbes en Locke
Hobbes
Hobbes heeft een voor die tijd modern wereld- en mensbeeld. Volgens hem kan men individuen bestuderen,
net zoals men de wetmatige beweging van voorwerpen kan bestuderen. Het individu reageert op prikkeling van
de zinnen. Het individu volgt zijn eigenbelang, geleid door begeerte en afgestoten door afkeer.
Wanneer men zich een natuurtoestand voorstelt, een situatie zonder staat en overheid, dan zal ieders streven
naar bezit de aanleiding zijn voor vele conflicten. Strijd zal dan plaatsvinden om macht en eigendom. Het
menselijk bestaan in de natuurtoestand omschrijft Hobbes als ‘solitary, poore, brutish and short’.
Echter is het individu ook begiftigd met rede (ratio). Dit zorgt ervoor dat hij inziet hoe men de natuurtoestand
te boven kan komen. Dit is het geval indien een individu zijn natuurlijke vrijheid om te oden wat hij wil opgeeft,
onder de voorwaarde dat alle andere individuen dat ook doen. Hierna kunnen er gezamenlijke besluiten
volgen.
Door het gezamenlijke besluit komt de overheid tot stand, met als primair belang het waarborgen van
veiligheid en orde en als secundair belang vrijheden. Een overheid die vrijheden onderdrukt of de burger zijn
eigendom afpakt is immers altijd nog te prefereren boven de natuurtoestand volgens Hobbes.
Hobbes heeft dan ook geen idee van individuele grondrechten en een staatsvrije sfeer is hem dan ook vreemd.
Het individu kan alleen het recht op zelfbehoud niet afstaan aan de overheid. Wanneer de overheid iemands
leven bedreigt, mag het individu zich dus verdedigen, maar valt hierdoor wel terug in de natuurtoestand waarin
het recht van de sterksten geldt.
Op deze wijze heeft Hobbes de staat een legitimiteitsgrondslag in het individu gegeven.
Willen we bij Hobbes van een fundamenteel belang spreken, is dat ‘veiligheid’. Is veiligheid gegarandeerd, dan
is er mogelijkerwijs ook ruimte voor enige vrijheid.
Locke
Ook Locke gaat uit van een natuurtoestand. Anders dan bij Hobbes heeft het individu in die toestand echter
een aantal onvervreemdbare natuurlijke rechten.
Het ingeschapen natuurrecht impliceert dat men in beginsel geen schade aan elkaars leven, vrijheid en
eigendom mag toebrengen. Het probleem is vooral dat er in de natuurtoestand geen duidelijk uitgewerkte
regels zijn, dat er geen goede geschilbeslechting is en de handhaving en de uitvoering te wensen over laten.
Om deze redenen sluiten de individuen gezamenlijk een contract en stellen zodoende een politieke
gemeenschap in.
De overheid kan worden opgevat als een instelling van deze politieke gemeenschap en heeft daarom als
belangrijkste doel het waarborgen van de natuurlijke rechten die onvervreemdbaar zijn. Wetten zijn slechts
een precisering van deze rechten.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller larahoefman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.50. You're not tied to anything after your purchase.