samenvatting inleiding rechtswetenschap voor criminologie inleiding rechtswetenschap
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Rechtsgeleerdheid
Inleiding in de rechtswetenschappen
All documents for this subject (44)
Seller
Follow
summaryking
Reviews received
Content preview
lOMoARcPSD|383 406 3
Blok 1.2 Inleiding rechtswetenschap
Vakdoelstellingen
I. het recht en de rechtswetenschap op basaal niveau in verband brengen met de
filosofische en maatschappelijke context ervan
II. de basisonderscheidingen en een aantal algemene begrippen in het rechtssysteem
hanteren, waaronder het onderscheid tussen rechtsgebieden, tussen materieel en formeel
recht, tussen objectief en subjectief recht en tussen feit en handeling
III. van de rechtsbronnen de geldingsvoorwaarden en de legitimiteitsvoorwaarden uitleggen
IV. de belangrijkste verschillen tussen de rechtstheorieën van het rechtspositivisme, natuurrecht
en rechtsrealisme benoemen en herkennen in actuele situaties en daarover een
beargumenteerd standpunt innemen
V. de beginselen van democratie en rechtsstaat uitleggen en met elkaar in verband brengen
VI. de grondgedachten van de rechtsgebieden strafrecht, privaatrecht en bestuursrecht
benoemen en de basisbegrippen ervan omschrijven en toepassen
VII. rechtsvindingsmethoden benoemen en in context plaatsen en het gebruik ervan in een
rechterlijke uitspraak analyseren
VIII. wettelijke regels vinden, analyseren, interpreteren en gebruiken in een eenvoudige casus
IX. jurisprudentie vinden, analyseren, interpreteren en gebruiken in een eenvoudige casus
X. een eenvoudige casus oplossen en de beargumenteerde oplossing schriftelijk presenteren.
Probleem 1
LD1: Welke rechtsgebieden zijn er?
In Nederland zijn er twee rechtsgebieden:
1. Publiekrecht = tussen burgers en overheid voor het algemeen belang; bemoeienis
overheid met maatschappelijk leven
a. Staatsrecht → regels voor organisatie van de staat (grondwet)
b. Bestuursrecht → regels over relaties tussen burgers en bestuursorganen;
bescherming van de burger tegen de overheid
c. Strafrecht → sancties bij overtreden van wettelijke bepalingen
- Materieel: wat is strafbaar en welke straf hoort erbij
- Formeel: strafprocesrecht; regels voor procedure
d. Internationaal
- Volkenrecht: recht over onderlinge verhoudingen tussen staten
- EU-recht
- Internationaal strafrecht
2. Privaatrecht = tussen burgers onderling
a. Burgerrecht → burgers onderling (materieel)
b. Handelsrecht → regels over handelen (materieel)
c. Vermogensrecht → recht over vermogen (materieel)
- Goederenrecht
- Verbintenisrecht
d. Niet-vermogensrecht
e. Personen- en familierecht
f. Internationaal recht → volkenrecht; bepaald welk rechtssysteem op burgers
wordt toegepast
g. Formeelrecht: burgerlijk procesrecht regelt de wijze waarop burgers onderling hun
rechten kunnen handhaven
Functionele rechtsgebieden: regels worden samen beschouwd omdat ze hetzelfde
maatschappelijke werkterrein hebben, zoals milieurecht of burgerarrest.
Andere indelingen:
Positiefrecht: objectief; regels die hier en nu gelden
Subjectief: rechten die uit rechtsnormen worden gehaald, zoals je mening mogen geven
Dwingend recht: regels waar niet afgeweken mag worden, zoals polygamie.
Regelend recht: regels die men, door afwijkende regels te treffen, buiten toepassing kan laten
, lOMoARcPSD|383 406 3
Materieel: inhoudelijk, zoals verkeersregels
Formeel: het proces
Publiekrecht is geheel dwingen voor rechtszekerheid, privaatrecht is dwingend en regelend.
LD2: Wat zijn de criteria van de rechtsgebieden?
Er zijn vier criteria:
Privaatrecht Publiekrecht
1 Aard van betrokken partijen Burgers onderling Burgers en overheid
2 Aard van het te beschermen Privé Algemeen
recht
3 Initiatief tot handhaving recht Zelf initiatief Overheid
(wie)
4 Middelen tot Minder ingrijpend, burgerarrest Overheid: strafvervolging
rechtshandhaving (hoe)
LD3: Welke visies/invalshoeken zijn er op het rechtssysteem?
Er is een driehoeksmodel
- normatieve, juridische moment: positieve recht; rechtsnormen bepalen wat we moeten
(geboden), mogen (bevoegdheden) en niet mogen (verboden). Recht gaat puur over
de regels.
- Ideële, filosofische moment: geheel van ideeën, opvattingen en waarden als leidraad voor
positieve recht; over goed en kwaad (spanning tussen geldende en wenselijke recht)
- Actuele, sociologische moment: wisselwerking tussen maatschappij en recht
Contextualisme: de toepassing van het recht is afhankelijk van de context. Er zijn uitzonderingen
mogelijk op de rechtsregel. Rechtsvinding is de betekenis van het geldende recht vaststellen in
het geval waarover de rechter moet oordelen
- Casuïstische rechtsvinding: het streven naar rechtvaardigheid → aan de hand van
omstandigheden van het concrete geval. Gevolg: verscheidenheid
- Regelgeleide rechtsvinding: het streven naar rechtseenheid, rechtsgelijkheid
en rechtszekerheid. Draagt bij aan recht als systeem.
Arrest: wrongful birth
De rechtsvraag is of de dokter aansprakelijk gesteld kan worden. Er is namelijk een kind geboren
nadat de dokter vergeten is een spiraaltje te plaatsen. De moeder werd zwanger en wilde het
kind niet.
Normatieve moment → kijken naar de regels/wet voor aansprakelijkheid
Ideële moment → kind is geen schadepost dat je in geld kan uitdrukken (menselijkheid), ze wilde
het kind niet weg halen wegens geloof
Actuele moment → vergoeden van levensonderhoud, want een kind mag niet leiden (acceptabel
van de samenleving)
Casus: monstertruck
Klaas-Jan → normatieve moment, want er is geen overtreding van de wet
Hafida → ideële moment, want gemeente en stichting verantwoordelijk, maar welke
rechtsgebieden? Geen gevolgen zou onrechtvaardig zijn
Nicolette → actuele moment, want morele en praktische kant voor de slachtoffers
, lOMoARcPSD|383 406 3
Probleem 2
LD1: Wat is het verschil tussen een wet en een verdrag?
Wetten in formele zin = een besluit van de wetgever in formele zin (regering en SG) en heeft
betrekking op de vorm waarin dat besluit tot stand komt ( ook wel algemeen voorschrift)
Wetten in materiële zin = algemene, abstracte, burgers bindende rechtsregels, afkomstig van een
van de overheidsorganen die bevoegd zijn tot het maken van regels ( ook wel algemeen bindend
voorschrift; niet te herleiden tot concrete gevallen/groepen/individuen)
Deze zijn onder te verdelen in 3 categorieën:
1. Wel formele zin, niet materiële zin (goedkeuren begroting, want individueel geval)
2. Wel materiële zin, niet formele zin ( algemeen maatregel van bestuur, want wel
algemeen binden, maar niet door formele wetgever opgesteld)
3. Wel formele én materiële zin ( auteursrecht, want door formele wetgever en
algemeen bindend)
Verdragen zijn bindende afspraken tussen twee of meerdere staten. Bilateraal is tussen twee staten,
multilateraal is tussen meer dan twee staten. Door verdragen ontstaan rechten en plichten voor
landen, maar ook bindende rechtsregels. Er is een belofte om de afspraken na te komen (= pacta
sunt servanda).
LD2: Hoe komen wetten en verdragen tot stand?
Wetten in formele zin: voorbereiding ministers → behandeld door ministerraad en Raad van State →
toegelicht aan TK → parlementaire behandeling (voorbereiding onderzoek RvO, Kamercommissie
brengt verslag uit (evt. wijzigingen), behandeling TK + stemmen, behandeling EK + stemmen) →
ondertekenen koning → bekendmaking in Staatsblad (in Staatscourant voor lagere regelgeving)
→ Art. 81 t/m 89 GW
Legaliteitseisen van een wet als rechtsbron (criteria):
- Wet is geschreven (lex scripta) en bekend gemaakt
- Wet is bevoegdelijk gegeven
- Wet is niet in strijd met hogere rechtgeving.
Verdragen: staten bepalen zelf of ze een overeenkomst willen sluiten en doen dit in onderling overleg.
→ Art. 91 GW
Twee belangrijke fases:
1. Sluiting van verdragen op internationaal niveau door ondertekening van gemachtigde van
de regering, publicatie in Tractatenblad
2. Goedkeuring door SG: stilzwijgend bij goedkeuring, uitdrukkelijk als het in strijd is met de GW.
De SG kan het verdrag niet wijziging. Het tijdstip van inwerkingtreding is vooraf
vastgelegd. Voor sommige verdragen is er een transformatiewet nodig (zie LD4)
LD3: Wat is de rangorde van wetten?
Conflictregels:
1. Lex superior: hogere wet boven lagere wet
2. Lex specialis: specifieke regeling boven algemene regeling
3. Lex posterior: jonge regeling boven oude regeling
Een rechter mag wetten alleen toetsen aan verdragen, niet aan de GW, want dit is als het goed
is gebeurd bij het opstellen van de wet → Art. 120 GW
LD4: Wat is de verhouding van internationale verdragen en wetten?
1. Internationale verdragen
2. Statuut van het Koninkrijk
3. Grondwet
4. Wet in formele zin
5. Algemene maatregel van bestuur
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller summaryking. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.