hi,
in deze samenvatting vind je alles van blok 1.4 week 2
dus hierin staat alles over de hoorcolleges, leerdoelen en de artikelen.
hopelijk heb je er iets aan.
succes met leren!
Anatomie en fysiologie hoofdstuk 6.8 en 6.9
6.8 lymfevatenstelsel
Wat is het?
Lymfevatenstelsel= een gesloten buizensysteem dat de werking van het bloedvatenstelsel
ondersteunt. In dit stelsel stroomt lymfe (een heldere vloeistof).
Ontstaan
Ontstaat in de weefsels wanneer een deel van het weefselvocht opgenomen wordt in de
lymfevaten.
Lymfoïde organen
Bij het lymfevatenstelsel horen de lymfoïde organen deze spelen een belangrijke rol bij de
afweer.
Belangrijke lymfoïden organen zijn:
- Lymfeknoop, dit is een soort tussenstation in de lymfevaten. Tussen een kapsel en
merg zit een ruimte; randsinus. Van hieruit stroomt aangevoerde lymfe door de hele
lymfeknoop. Mergsinussen; ruimtes binnen het merg, deze vergemakkelijken de
lymfedoorstroming naar het afvoerende lymfevat. dus de lymfeknoop werkt als een
filter: de eventuele bacteriën, dode of geïnfecteerde cellen en andere lichaamsvreemde
stoffen blijven in het merg steken. En de reticulumcellen kunnen zelf bepaalde stoffen
onschadelijk maken door fagocytose.
- Lymfatische keelring (waldeyerring), hier komen micro-organismen als eerste
binnen. hierdoor activeert het afweersysteem.
- Peyerplaques, zijn ophopingen van lymfatisch weefsel deze liggen verspreid in de
wand van de dunne darm.
- Thymus, speelt een belangrijke rol bij de eerste levensfases van de mens, tot ongeveer
het begin van de puberteit. Bevat thymocyten dit zijn ongerijpte bloedstamcellen die
zich kunnen ontwikkelen tot T-lymfocyten (werkzaam bij de afweer van het lichaam).
- Ductus thoraricus
- Milt, functie is vergelijkbaar met lymfeknoop. De uit ruticulumcellen gevormde
lymfocyten worden aan de bloedbaan toegevoegd en werken mee aan de afweer. Ook
helpt de milt als bloedreservoir.
Lymfe en lymfevaten
De fijnste haarvaten noem je lymfecapillairen (lymfehaarvaten). Ze zijn het beginpunt van de
afvoer van een deel (ongeveer 15%) van het weefselvocht dat zich tussen de weefselcellen
bevindt.
Wanneer noem je het lymfe?
Als het weefselvocht in het lymfevatenstelsel terechtkomt.
,De grotere lymfevaten in de armen en benen hebben kleppen. Deze worden aangeduid met de
termen; ductus lymphaticus (lymfebuis) en truncus lymphaticus (lymfestam). De lymfe uit de
benen en bekkenorganen wordt afgevoerd via de rechter en de linker truncus lumbalis. Twee
trunci intestinales vervoeren lymfe uit de buikorganen. Deze komen samen op één punt de
cisterna chyli. Vanaf daar loopt een grote lymfebuis naar boven dit is de ductus thoracicus
(borstbuis). De rechter lymfestam voert de lymfe af uit de rechterarm, de rechterhelft van het
hoofd en de hals en uit de rechterlong.
6.9 immuniteit
Virussen, bacteriën, schimmels, parasieten en giftige stoffen kunnen het lichaam
binnendringen en je ziek maken. En als er binnenin het lichaam bedreigingen niet op tijd
worden weggehaald dan kunnen ze overgaan in kankercellen.
AFWEER
1. A-specifiek= gericht tegen alle antigenen, 1e en 2e afweerlinie, aangeboren.
2. Specifiek= gericht tegen bepaalde antigenen, 3e afweerlinie, verworven.
1E AFWEERLINIE = fysieke barrière uitwendige A-Specifiek immuniteit.
HUID
- Intacte huid
- Lage PH bacteriedodend
Slijmvliezen
- Maagzuur in de maag
- Lysozym (bacteriedodend) in lichaamsvloeistoffen.
2E AFWEERLINIE (granulocyten&monocyten)= Inwendige A-Specifieke immuniteit.
Macrofagen= fagocytose van pathogenen
Neutrofiele granulocyten= fagocytose pathogenen
Eosinofiele granulocyten= tegen parasieten
Natural killercellen= ruimen geinfecteerde cellen op
Eiwitten= comptementensysteem en interferon
3E AFWEERLINIE= Specifieke immuniteit
Antigeen dringt lichaam binnen wordt opgemerkt door MACROFRAAG, deze breekt
antigeen in stukjes macrofaag presenteert antigeen aan de T-helpercel neemt waar en zet
de afweer in gang.
Humorale immuniteit T-helpercel verteld de vorm aan B-lymfocyt worden
plasmacellen producerende immunoglobines (specifieke antistoffen).
Cellulaire immuniteit Cytotoxische T-cel & naturelkillercellen worden geactiveerd en
ruimen de geïnfecteerde cel op.
Geheugencellen slaan het op voor de volgende keer.
,Klinische pathologie hoofdstuk 4.1, 4.2 en 5.1 + studieactiviteiten
4.1 afweer, aanvullende informatie
Micro-organismen komen drie vormen van afweer tegen:
- Lokale barrières aan het lichaamsoppervlak
- Fagocytose (aspecifieke, ‘pacmans/veelvraten’)
- Immunoglobulinen (specifieke afweereiwitten)
Lokale barrières
Droge huid, hierbij moeten ziektekiemen het stellen zonder water en komen
huidschilfers in doucheputjes of de wasmachine terecht.
Trilharen, in gezonde luchtwegen zwiepen slijm met micro-organismen voortdurend
richting keel en vervolgens wordt de ziektekiem uitgehoest of ingeslikt.
Zuur milieu, komt door maagzuur, hierin kunnen enkele zuurvaste bacteriën
overleven.
Volledig en krachtig, de blaas en urethra blijven vrij van bacteriën door volledig en
krachtig plassen.
Commensale flora, beschermt tegen pathogene micro-organismen. Maar als de
ziekteverwekkers toch door de eerste barrière heenbreken, komen ze in het inwendige
milieu terecht, en hier worden ze aangevallen door leukocyten die bestaan uit
granulocyten, monocyten en lymfocyten.
In de specifieke afweer, waarbij de ziekteverwekkers zijn binnengedrongen komen de T-
lymfocyten en B-lymfocyten.
T-lymfocyten kunnen één specifiek antigeen herkennen. Je hebt verschillende soorten:
- T-helpercellen, stimuleren de immuunrespons
- T-suppressors, onderdrukken de immuunrespons
- T-geheugencellen. Worden gemaakt nadat het lichaam voor het eerst in contact is
gekomen met een bepaalde ziekteverwekker. Dus als er weer een zelfde soort
ziekteverwekker binnendringt dan weet de T-geheugencel meteen wat die moet doen
zodat het proces sneller gaat.
B-lymfocyten kunnen een antigeen opmerken, produceren ze klonen (plasmacellen) die
dezelfde immunoglobinen (antistoffen) produceren.
Een micro-organisme bedekt met antistoffen worden snel gefagocyteerd. Lymfocyten geven
indringers dan een soort merkteken, waardoor granulocyten en plasmacellen ze sneller
ophappen. B-lymfocyten maken ook geheugencellen, waardoor de tweede keer dat je in
contact komt met een ziekteverwekker de reactie hierop sneller is.
4 vormen van specifieke immuniteit:
1. Natuurlijke passieve immuniteit, de baby ontvangt immunoglobinen (antistoffen)
van de moeder via de placenta of borstvoeding. Dit beschermt voor een paar maanden
tegen ziekten.
2. Kunstmatige passieve immuniteit, hierbij krijgt de patiënt immunoglobinen
ingespoten zoals MATIG (menselijk antitetanus immunoglobinen). Passieve
, immuniteit beschermt onmiddellijk en helpt een paar maanden. Er worden hierbij geen
geheugencellen gemaakt.
3. Natuurlijke actieve immuniteit, ontstaat door contact met levende ziekteverwekkers.
Lymfocyten leren hierbij immunoglobinen te maken. Hierbij worden er wel
geheugencellen gemaakt. Het kan wel leiden tot ernstige infecties door onverzwakte
ziektekiemen. Het beschermt lang door de geheugencellen.
4. Kunstmatige actieve immuniteit, komt op gang door herhaald contact met delen van
dood of verzwakt micro-organisme (vaccinatie). Sommige patiënten kunnen allergisch
reageren. Een levend virus kan gevaarlijk zijn bij immuundeficiëntie (verzwakte
afweer). Voordeel van vaccinatie is dat het jarenlang beschermt omdat er
geheugencellen worden aangemaakt.
4.2 ontsteking
Wat is een ontsteking?
Een ontsteking is een reactie op een schadelijke prikkel. Ontstekingen kunnen overal
optreden. De vijf lokale ontstekingsverschijnselen zijn:
1. rubor (roodheid), komt door vaatverwijding.
2. calor (warmte), komt door de toename van de bloedstroom.
3. tumor (zwelling), komt door verandering in de bloedvaten, de capillairen worden extra
permeabel (doorlaatbaar).
4. Dolor (pijn), komt door de druk die erop staat.
5. Functio laesa (gestoorde functie), gevolg van zwelling en pijn.
Infiltraat= ophoping van ontstekingsvocht tussen de cellen in weefsels.
Catarre= een slijmvliesontsteking.
Abces= ophoping van pus (etter) in een tevoren niet bestaande holte.
Empyeem= een ophoping van pus in een tevoren bestaande holte, bekleed met slijmvlies.
Fistel= pijpzweer, abnormale verbinding tussen een holte en de huid of tussen twee holten.
Sepsis= bacteriën verspreiden zich via het bloed en komen overal.
Contractuur= dwangstand van een lichaamsdeel door schrompelend weefsel.
Stenosering= steeds meer strakke bindweefselvezels.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller simone-vandenbroek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.