Biologie is een belangrijke vak bij de keuzepakketten NT of NG. Daarom is een goeie samenvatting erg handig. De samenvatting is bedoeld voor 4 vwo/gymnasium die de methode biologie voor jou (release 2019) hebben. Op het eindexamen is het erg belangrijk dat je over alle onderwerpen hebt gehad. Daaro...
Thema 5 Biologie
§1 Ecologie op alle organisatieniveaus
Ecologie: de wetenschap waarbij de wisselwerking tussen organismen en hun omgeving wordt
bestudeerd
Organismen worden beïnvloed door omgeving maar ook andersom.
Molecuul: ecologen onderzoeken vooral DNA
- DNA geeft info over de organismen die in een gebied leven
Environmental DNA (eDNA): DNA-sporen die een diersoort achterlaat in zijn omgeving
Genoom: alle DNA-moleculen in een cel van een organisme
Ecogenomica: het onderzoeksgebied waarbij aan de hand van het genoom wordt bepaald
welke soorten in een gebied voorkomen
Levensgemeenschap: alle organismen die in een bepaald gebied voorkomen
- Emergente eigenschap zijn bv biodiversiteit, complexiteit (geheel van relaties tussen
soorten)
Soortensamenstelling: verschillende soorten die binnen een gebied voorkomen
- Emergente eigenschappen: eigenschappen die specifiek zijn voor een niveau
Organisme (individu): individueel levend wezen, biologische eenheid die levensverschijnselen
vertoont
- Emergente eigenschappen: bv leeftijd en geslacht
Populatie: groep organismen van dezelfde soort in bepaald gebied, die samen
voortplantingsgemeenschap vormen
- Emergente eigenschappen: bv dichtheid, geslachtsverhouding, geboortecijfer, sterftecijfer
Ecosysteem: een min of meer natuurlijk begrensd deel van de biosfeer
- Ieder ecosysteem heeft kenmerkende biotische en abiotische factoren
o Biotische factoren: organismen van een levensgemeenschap en de invloed die ze op
hun omgeving uitoefenen
o Abiotische factoren: invloeden vanuit de levenloze omgeving
- Emergente eigenschappen zijn bv stof- en energiestromen en relaties tussen populaties
Biosfeer/systeem aarde: gedeelte van de aarde en de atmosfeer (dampkring) dat door
organismen wordt bewoond
- Emergente eigenschap is bv samenstelling van de dampkring
§2 Organismen
Klimaat: combinatie van abiotische factoren
- Macroklimaat: klimaat dat zich uitstrekt over een groot gebied op aarde
- Microklimaat: klimaat op specifieke plaatsen binnen een ecosysteem
Eigenschappen van de bodem die invloed hebben op de soortensamenstelling:
- Bodem: mengsel van bodemdeeltjes van verschillende grootte
- Zand → grote bodemdeeltjes; bevat veel lucht en weinig water, kan water niet goed
vasthouden
- Klei:
o holten tussen bodemdeeltjes klein
houdt water en zouten goed vast → geschikte bodem voor planten
moeilijker voor de wortels om tussen de bodemdeeltjes door te dringen
o in klei minder lucht → minder zuurstof tussen de bodemdeeltjes dan in zand
- Gehalte aan humus:
o hieruit ontstaan mineralen voor planten door activiteiten van bacteriën en schimmels
o verbetert de structuur van de bodem en voorkomt uitspoeling van mineralen naar het
grondwater
o hoe meer humus in zand → hoe beter het zand water kan vasthouden
o hoe meer humus in klei → hoe makkelijker wortels van planten erin kunnen dringen
, Thema 5 Biologie
- Andere factoren die bodemgesteldheid bepalen: de pH, grondwaterstand, gehalte aan
mineralen
Licht (abiotische factor):
- planten → licht nodig voor fotosynthese, behoefte aan licht niet gelijk voor iedere plant
o zonplanten groeien best bij hoge lichtintensiteit en schaduwplanten bij lage
- daglengte → invloed op voortplanting planten en dieren
- in zeeën en oceanen dringt alleen licht door in de bovenste lagen
Water (abiotische factor):
- planten zijn aangepast aan beschikbare hoeveelheid water
o Landplanten: cuticula (waslaagje) aan buitenkant van bladeren, onderkant huidmondjes
Vochtig milieu: dunne cuticula, veel huidmondjes, kleine wortelstelsels, zwak
ontwikkelde wortelstelsels
Droog milieu: dikke cuticula, weinig huidmondjes, goed ontwikkelde wortelstelsels
- Waterdieren: zuurstofgehalte en zoutgehalte van water van belang
Temperatuur
- Chemische processen in organismen → door enzymen
o Lage T → enzymactiviteit klein
o Hoge T → enzymactiviteit groot
o Te hoge temperatuur → enzymen kapot
- Dieren met wisselende lichaamstemperatuur: poikilotherme dieren; Lage T → niet erg
actief
- Dieren met constante lichaamstemperatuur: homoiotherme dieren
o Kunnen T onder 0 graden Celcius verdragen
Tolerantie: het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te
verdragen.
Verspreidingsgebied (areaal): het gebied waar een soort op aarde voorkomt
- Soorten met een grote tolerantie hebben een groot verspreidingsgebied
Een optimumkromme voor abiotische factor geeft weer:
- de tolerantiegrenzen: de uiterste waarde waarbij organismen van de soort kunnen
overleven
- het tolerantiegebied: het traject tussen minimum en maximum
- optimum: de factorwaarde die het gunstigst is voor het organisme
Beperkende factor: de factor die bepaalt hoeveel organismen in een bepaald gebied kunnen
overleven.
§3 Populaties
Relaties tussen organismen: concurrentie of coöperatie
- Concurrentie binnen populatie
o Veel organismen hebben eigen territorium (Bv jachtgebied, jongen grootbrengen,
voedsel veiligstellen)
o Natuurlijke selectie (organismen de het best zijn aangepast aan het milieu → grootste
overlevingskans)
- Concurrentie tussen populaties / In een ecosysteem → concurrentie minder sterk door
niche
Niche (nis): de rol die een bepaalde populatie speelt in het geheel van relaties in
een ecosysteem
- Coöperatie binnen een populatie (o.a. bij de balts en paring)
o Bv leven in grote groep → bescherming tegen vijanden; vergroot de kans om prooien te
vangen
Drie vormen van symbiose: het langdurig samenleven van organisme van verschillende
soorten
- Mutualisme: de organismen van beide soorten hebben voordeel (bv schimmels in
kortmossen)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studymaterials1122. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.30. You're not tied to anything after your purchase.