BV A, BV B en BV C houden elk een derde van de aandelen in BV P. Tussen BV A en BV B bestaat een
onderlinge regeling tot samenwerking. BV P houdt 90 % van de aandelen in BV Q. De overige 10 % van
de aandelen in BV Q worden gehouden door een CV waarvan BV C de enige beherend vennoot is. BV Q
ten slotte houdt 100% van de aandelen in BV R.
BV A en BV B willen een juridische fusie bewerkstelligen tussen BV Q en BV R. Daarbij zal BV Q als
verdwijnende en BV R als verkrijgende vennootschap optreden. Verder zou men graag zien dat de
deelneming van de CV in BV Q een deelneming wordt in BV P.
1. Welke vennootschappen zijn partij bij de fusie?
Juridische fusie. 2 vreemde vennootschappen gaan dan fuseren. Driehoeksfusie, 2:333a: als je
aandelen krijgt in een andere vennoot dan de verkrijgende vennootschap. Wie zijn partij bij de
fusie? Bij de fusie tussen A en B zijn de 2 BV’s partij. Artikel 2:309. BV P is ook partij. Want de CV
krijgt aandelen in P. A en B moeten fuseren en P moet aandelen gaan plaatsen bij de CV. Dus
partij zijn BV A, B en P.
Aandeelhouders en bestuurders zijn geen partijen.
2. Wie (welke organen) moeten bij die vennootschappen tot fusie besluiten? Algemene
vergadering (?)
Artikel 2:312 BW bestuur doet voorstel. De algemene vergadering van aandeelhouders besluit
hierover, art. 2:317 BW. Geldt dit voor alle besluiten?
Nee, hier zijn ook uitzonderingen op. Zie artikel 2:331 BW. Bij de verkrijgende vennootschap is
het mogelijk om via bestuursbesluit te doen. Een fusie is voor de verdwijnende vennoot
ingrijpender, want je krijgt andere aandelen, daarom is hoofdregel dat hiervoor de AVA
geraadpleegd wordt.
2:331 lid 3 AVA kan alsnog ervoor kiezen om hier met de AVA over te besluiten.
Wat geldt er nou voor de BV P?
2:333a BW deze wordt gelijkgesteld met de verkrijgende vennootschap. Je hebt dan dus 2
mogelijkheden, bestuur kan besluiten, maar ook de AvA. Hier geldt ook 2:331 BW.
3. In hoeverre moet BV C bij de besluitvorming betrokken worden?
Deze zal er volledig in betrokken moeten worden, aangezien BV C de enige commanditaire
vennoot is in de CV. (?)
1
BV C is beherend vennoot in de CV. In de verdwijnende vennootschap BV Q zitten zij in, hier
stemt de AVA. Ze hebben 10%. Ze moeten hierin wel betrokken worden. Je hebt 2/3
meerderheid nodig. Het maakt dus niet heel veel uit als ze tegen zijn, maar ze moeten wel
betrokken worden.
BV C stemt namens CV.
Is BV C ook betrokken bij het besluit in BV R? Dat is de verkrijgende vennootschap. In principe
bestuurbesluit, tenzij AvA wilt besluiten. BV C komt hier niet aan de pas. Alleen BV Q heeft hier
een rol. De BV C heeft er indirect wel mee te maken, maar kan hier niet meebesluiten.
Is BV C betrokken bij BV P? In principe is dit ook weer een bestuurbesluit, 331, maar kan ook
door AvA naar zich toegetrokken worden. Ze moeten betrokken worden, maar kunnen het niet
tegenhouden, want je hebt maar 2/3 nodig.
4. Maak een organogram van de nieuwe situatie.
5. Wat is er met de aandelen in BV R gebeurd?
BV R behoudt zijn eigen aandelen en verkrijgt ook aandelen van BV Q.
De aandelen van BV R behoorden eerst tot BV Q. Deze behoren nu tot BV P. Driehoeksfusie.
Artikel 2:311 BW jo. 2:333a BW. De aandelen zitten bij BV P, die als verkrijgende rechtspersoon
wordt gezien.
6. Idem ten aanzien van de aandelen in BV Q.
BV Q houdt van rechtswege op te bestaan, zijn aandelen gaan over in BV R.
BV Q houdt op te bestaan. 2:311 lid 1 BW door het van kracht worden van de fusie houdt BV Q
op te bestaan. Het vermogen van Q zit nu in BV R. De aandelen van BV Q verdwijnen ook, deze
bestaan dus niet meer. De aandeelhouders hebben andere aandelen gekregen op grond van lid
2.
7. Hoe veranderen de zeggenschapsverhoudingen in BV P?
BV C zal hier via de CV meer zeggenschap krijgen dan A en B. Voorheen was het gelijk.
A en B hadden samen 2/3. In principe hebben ze nu minder. De CV is er namelijk bijgekomen. A
en B hebben samen dus niet meer de meerderheid. C/CV zal nu dus mee moeten instemmen als
ze een ingrijpend besluit willen doorvoeren. C kan dus ook besluiten tegenhouden.
8. Stel dat BV R een besloten vennootschap naar Belgisch recht is (BVBA). Is een juridische fusie
dan mogelijk?
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jantxx_1999. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.