Hoorcollege 1 (Kwali 1) - 3 februari 2025
Kwalitatieve dataverzamelingsmethoden
Kwalitatieve interview
Je wilt vanuit de ogen van de participant de data inzien.
Semi-gestructureerd, je hebt voorbereiding getroffen maar gedurende het interview laat je je
leiden door de participant, een “grijs gebied”.
Vormen van interviews
• Face to face, tijdrovend, maar grote opbrengst.
• Telefonisch, kleine tijdsinvestering, gemis van informatie.
• Online, kleine tijdsinvestering, gemis van informatie, gebrek aan controle.
• Go-along (meerdere uren/dagdeel), dynamischer, informatief op meerdere wijzen, lastig te
managen.
• Etnografisch (meerdere dagen/weken meelopen met een gemeenschap), meer
toevoegen.
,Interview: vraag-antwoord model (Tourangeau)
• Interviewer stelt vraag > geïnterviewde moet de vraag begrijpen (comprehension).
• Geïnterviewde moet de nuttige informatie ophalen (retrieval).
• Geïnterviewde moet gaan selecteren wat relevant is om te delen (judgement).
• Vervolgens moet er een respons geverbaliseerd worden, “maar wat wil ik eigenlijk delen?”
(response).
Als interviewer faciliteer je dit volledige proces door vragen te stellen (inhoud) en te motiveren
(relatie/rapport opbouwen). Ook moet de relatie interviewer/participant duidelijk blijven, na het
interview stopt de relatie.
Onderdelen van een interview
• Stage 1: Aankomst en introductie. De respondent beoordeeld je op aanwezigheid,
voorbereiding, contact etc. dit kan van grote invloed zijn op de dataverzameling.
• Stage 2: Introductie onderzoek. Het afnemen van een informed consent, verwachtingen
met elkaar delen, uitleggen hoe het onderzoek zal verlopen.
• Stage 3: Begin van het interview. In de “flow” komen, vermijd gesloten vragen, ook bij het
opvragen van demografische gegevens, in plaats daarvan “kan je wat over jezelf
vertellen?” Opname start ook pas in stage 3.
• Stage 4: Tijdens het interview. De “echte” start van het interview, hier stel je de vragen die
je nodig hebt voor het onderzoek.
• Stage 5: Einde interview. In deze fase bouw je de spanningsboog die je opgebouwd hebt
voor stage 4 af. Je stelt vragen die minder relevant zijn voor het onderzoek om de setting
weer “normaal” te laten worden. Hier kruip je als interviewer ook weer uit je rol als
interviewer.
• Stage 6: Na het interview. Napraten over hoe het was en afscheid nemen van elkaar. Wel
kan het doorknob effect plaatsvinden in deze fase: “trouwens…..”. Dit kan je redelijk
laten voorkomen door stage 5 uitgebreid te laten verlopen.
Focus groepen
• Dit is niet een groepsinterview.
• Het gesprek verloopt niet tussen de interviewer en de respondenten maar tussen de
,respondenten.
• We gebruiken focusgroepen wanneer we benieuwd zijn naar de interactie tussen
respondenten. Hierdoor kan er meer informatie naar boven komen.
Groepssamenstelling en grootte:
• Heterogeen vs. homogeen.
• Vreemden, bekenden, of bestaande groepen.
• Groepsgrootte moet klein genoeg zijn om iedereen aan het woord te laten komen, maar
groot genoeg om verschillende interacties te kunnen krijgen.
De keuze’s die je als onderzoeker hierin maakt zijn afhankelijk van de context, sensitiviteit,
complexiteit, breedte en diepte discussie en de populatie betrokken bij het onderzoek. Een
focusgroep kan wel 2/3 uur duren.
Fasen van een focusgroep
• Forming, het bij elkaar komen van de groep, het gemeenschappelijk belang identificeren.
• Storming, de fase van conflicten, dit kan zich divers uiten bijvoorbeeld in de vorm van
stilte. Bij storming staat centraal dat de groep niet optimaal werkt op dat moment. Maar
ook, wie neemt het voortouw?
• Norming, de normen worden vastgesteld, impliciet of expliciet wordt er bepaald hoe de
focusgroep zal verlopen.
• Performing, het presteren, met de vragen aan de slag van de onderzoeker. Echter kan
het blijken dat de vastgestelde normen niet goed verlopen, in dit geval ga je als
focusgroep weer terug naar de fase van storming.
• Indien de fase storming weer bereikt wordt gaat de focusgroep opnieuw door de fasen
van norming en performing.
• Adjurning, uiteindelijk heb je een groep die goed met elkaar kan presteren en dit leidt tot
het eindpunt van de focusgroep.
1. Introductie en basisregels vaststellen (in de storming/norming fase).
2. Individuele introducties.
3. Openingstopic, dit is een oefening (respondenten weten niet dat dit een oefening is), een
aantal voorbereidde stellingen om te testen of de groep werkt en of ze dus al in de
, performing fase zitten.
4. Discussie, de echte onderwerpen en vragen.
5. Afronden discussie.
Vormen van focus groepen
• Two-way, de groep in twee delen verdelen. De ene helft discussieert terwijl de andere
helft van de groep toekijkt. Daarna omwisselen.
• Dual moderator, twee moderatoren die vaak verschillende functies hebben (eventueel
een assistent rol).
• Dualing moderator, twee moderatoren die het voortouw nemen in de discussie om aan
te tonen hoe je een goede discussie voert wat de respondenten over kunnen nemen.
• Respondent moderator, jezelf buiten de groep plaatsen waarbij de respondenten zelf de
groep gaan leiden.
• Online focusgroepen, bijvoorbeeld een chatroom (teams meeting) of een bulletin board
(een discussie laten vormen voor een aantal dagen of weken op een soort forum).
Eliciteren en de topic list
Het uitlokken van antwoorden noemen we eliciteren.
• Probes, een stilte laten vallen, ongerichte aanmoediging (yes, oke, etc.), vraag naar
Kwalitatieve dataverzamelingsmethoden
Kwalitatieve interview
Je wilt vanuit de ogen van de participant de data inzien.
Semi-gestructureerd, je hebt voorbereiding getroffen maar gedurende het interview laat je je
leiden door de participant, een “grijs gebied”.
Vormen van interviews
• Face to face, tijdrovend, maar grote opbrengst.
• Telefonisch, kleine tijdsinvestering, gemis van informatie.
• Online, kleine tijdsinvestering, gemis van informatie, gebrek aan controle.
• Go-along (meerdere uren/dagdeel), dynamischer, informatief op meerdere wijzen, lastig te
managen.
• Etnografisch (meerdere dagen/weken meelopen met een gemeenschap), meer
toevoegen.
,Interview: vraag-antwoord model (Tourangeau)
• Interviewer stelt vraag > geïnterviewde moet de vraag begrijpen (comprehension).
• Geïnterviewde moet de nuttige informatie ophalen (retrieval).
• Geïnterviewde moet gaan selecteren wat relevant is om te delen (judgement).
• Vervolgens moet er een respons geverbaliseerd worden, “maar wat wil ik eigenlijk delen?”
(response).
Als interviewer faciliteer je dit volledige proces door vragen te stellen (inhoud) en te motiveren
(relatie/rapport opbouwen). Ook moet de relatie interviewer/participant duidelijk blijven, na het
interview stopt de relatie.
Onderdelen van een interview
• Stage 1: Aankomst en introductie. De respondent beoordeeld je op aanwezigheid,
voorbereiding, contact etc. dit kan van grote invloed zijn op de dataverzameling.
• Stage 2: Introductie onderzoek. Het afnemen van een informed consent, verwachtingen
met elkaar delen, uitleggen hoe het onderzoek zal verlopen.
• Stage 3: Begin van het interview. In de “flow” komen, vermijd gesloten vragen, ook bij het
opvragen van demografische gegevens, in plaats daarvan “kan je wat over jezelf
vertellen?” Opname start ook pas in stage 3.
• Stage 4: Tijdens het interview. De “echte” start van het interview, hier stel je de vragen die
je nodig hebt voor het onderzoek.
• Stage 5: Einde interview. In deze fase bouw je de spanningsboog die je opgebouwd hebt
voor stage 4 af. Je stelt vragen die minder relevant zijn voor het onderzoek om de setting
weer “normaal” te laten worden. Hier kruip je als interviewer ook weer uit je rol als
interviewer.
• Stage 6: Na het interview. Napraten over hoe het was en afscheid nemen van elkaar. Wel
kan het doorknob effect plaatsvinden in deze fase: “trouwens…..”. Dit kan je redelijk
laten voorkomen door stage 5 uitgebreid te laten verlopen.
Focus groepen
• Dit is niet een groepsinterview.
• Het gesprek verloopt niet tussen de interviewer en de respondenten maar tussen de
,respondenten.
• We gebruiken focusgroepen wanneer we benieuwd zijn naar de interactie tussen
respondenten. Hierdoor kan er meer informatie naar boven komen.
Groepssamenstelling en grootte:
• Heterogeen vs. homogeen.
• Vreemden, bekenden, of bestaande groepen.
• Groepsgrootte moet klein genoeg zijn om iedereen aan het woord te laten komen, maar
groot genoeg om verschillende interacties te kunnen krijgen.
De keuze’s die je als onderzoeker hierin maakt zijn afhankelijk van de context, sensitiviteit,
complexiteit, breedte en diepte discussie en de populatie betrokken bij het onderzoek. Een
focusgroep kan wel 2/3 uur duren.
Fasen van een focusgroep
• Forming, het bij elkaar komen van de groep, het gemeenschappelijk belang identificeren.
• Storming, de fase van conflicten, dit kan zich divers uiten bijvoorbeeld in de vorm van
stilte. Bij storming staat centraal dat de groep niet optimaal werkt op dat moment. Maar
ook, wie neemt het voortouw?
• Norming, de normen worden vastgesteld, impliciet of expliciet wordt er bepaald hoe de
focusgroep zal verlopen.
• Performing, het presteren, met de vragen aan de slag van de onderzoeker. Echter kan
het blijken dat de vastgestelde normen niet goed verlopen, in dit geval ga je als
focusgroep weer terug naar de fase van storming.
• Indien de fase storming weer bereikt wordt gaat de focusgroep opnieuw door de fasen
van norming en performing.
• Adjurning, uiteindelijk heb je een groep die goed met elkaar kan presteren en dit leidt tot
het eindpunt van de focusgroep.
1. Introductie en basisregels vaststellen (in de storming/norming fase).
2. Individuele introducties.
3. Openingstopic, dit is een oefening (respondenten weten niet dat dit een oefening is), een
aantal voorbereidde stellingen om te testen of de groep werkt en of ze dus al in de
, performing fase zitten.
4. Discussie, de echte onderwerpen en vragen.
5. Afronden discussie.
Vormen van focus groepen
• Two-way, de groep in twee delen verdelen. De ene helft discussieert terwijl de andere
helft van de groep toekijkt. Daarna omwisselen.
• Dual moderator, twee moderatoren die vaak verschillende functies hebben (eventueel
een assistent rol).
• Dualing moderator, twee moderatoren die het voortouw nemen in de discussie om aan
te tonen hoe je een goede discussie voert wat de respondenten over kunnen nemen.
• Respondent moderator, jezelf buiten de groep plaatsen waarbij de respondenten zelf de
groep gaan leiden.
• Online focusgroepen, bijvoorbeeld een chatroom (teams meeting) of een bulletin board
(een discussie laten vormen voor een aantal dagen of weken op een soort forum).
Eliciteren en de topic list
Het uitlokken van antwoorden noemen we eliciteren.
• Probes, een stilte laten vallen, ongerichte aanmoediging (yes, oke, etc.), vraag naar