100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting literatuur week 1 - Forensische Orthopedagogiek en Recht $5.93
Add to cart

Summary

Samenvatting literatuur week 1 - Forensische Orthopedagogiek en Recht

 0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de literatuur van week 1 van het vak Forensische Orthopedagogiek en Recht, van de masteropleiding Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Geschreven in het afgelopen schooljaar.

Preview 3 out of 16  pages

  • July 23, 2020
  • 16
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
FORENSISCHE ORTHOPEDAGOGIEK EN RECHT
WEEK 1: BRUNING H6.1 T/M 6.5 MAATREGELEN VAN DE KINDERBESCHERMING


6.1 ALGEMENE INLEIDING

De maatregelen van de kinderbescherming staan in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek  vormen het belangrijkste
instrumentarium om in te grijpen om een minderjarige te beschermen, wiens ontwikkeling in ernstige mate wordt geschaad of
bedreigd, veelal door toedoen of nalaten van ouders/voogd.


KRITIEK OP KINDERBESCHERMINGSMAATREGELEN
Het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen wordt door de meeste ouders als negatief ervaren, hun ouderlijk gezag
wordt aangetast. Het optreden van ‘de kinderbescherming’ heeft dan ook veel kritiek gekregen. Soms werd te snel op
onvoldoende gronden ingegrepen (Savanna effect) maar soms te laat of onvoldoende. Ook bestaan er al jarenlang allerlei
knelpunten die hebben geleid tot aanpassingen van wetgeving. De kritiek heeft rond 1970 geleid tot de vorming van allerlei
actiegroepen. In het begin van de 20 e eeuw betrof de kritiek vooral onvolkomenheden in de wet, gebrek aan financiën, de
internaten en het handelen van medewerkers van de voogdij-instellingen die maatregelen van kinderbescherming uitvoerden.

Vanaf de jaren 70 was er ook sprake van kritiek van binnenuit, er werden werkgroepen opgericht, om te komen tot
verbeteringen in eigen werkwijze en structurering. Er ontstonden nieuwe instellingen met namen als Stichting voor Jeugd en
gezin, Stichting Jeugdhulpverlening  aangeduid met term ‘driepootinstellingen’: houden zich bezig met drie vormen van
jeugdhulpverlening: voogdijwerk, gezinsvoogdijwerk en advieswerk (laatste in vrijwillig kader). Later werd een vierde poot,
jeugdreclassering, toegevoegd.

Vanuit residentiële instellingen was in de jaren 70 ook kritiek op eigen functioneren. Er waren vaak harde acties. Dit resulteerde
in een interne klachtenregeling voor jeugdige bewoners. Binnen de residentiële jeugdbescherming kwamen alternatieven zoals
kamertraining  kleinere wooneenheden.

Rond de jaren 90 kwamen ouders in beweging in actiegroepen. De Raad van de Kinderbescherming begon in deze periode voor
het eerst met de ontwikkeling van voorstellen voor een reorganisatie van de justitiële jeugdbescherming.

 Al deze activiteiten hebben bijgedragen aan de vervanging van de Wet op jeugdhulpverlening door de Wet op de Jeugdzorg
op 1 januari 2005.

 De kritiek had gevolgen voor de omvang van de toepassing van maatregelen van kinderbescherming. Eerst was er een daling
van minderjarigen onder een maatregel, maar vanaf 1987 was er een duidelijke stijging. Er is geen duidelijke verklaring voor de
stijging in de afgelopen decennia. Het kan komen door ontoereikende, onvoldoende effectieve vrijwillige hulpverlening. Kan ook
dat opvoedingsproblematiek ernstig toeneemt, of dat professionals meer probleemgedrag beter zien en dat er naar aanleiding
van ernstige incidenten meer aandacht is voor kinderbescherming. De Jeugdwet zal er waarschijnlijk toe leiden dat er minder
maatregelen worden uitgesproken, doordat deze de regie door ouders en minderjarigen zoveel mogelijk zelf wil behouden.


VERANDERINGEN IN DE MAATREGELEN
In 1971: ingrijpende wijziging van de toen bestaande maatregelen voorgesteld. Maar pas in 1995 werd hiermee een begin
gemaakt: herziening van ondertoezichtstelling (OTS) trad in werking en 1 juli 1997 werd de voorlopige toevertrouwing aan de
Raad voor de Kinderbescherming vervangen door ‘voorlopige voogdij’.

1 januari 2005: Wet op de Jeugdzorg. De wet leidde tot de formele erkenning en regeling van de Bureaus Jeugdzorg en het
onderbrengen van de voogdij en gezinsvoogdij-instellingen in die bureaus. Bureaus waren belast met uitvoering van OTS en
uitoefening van voogdij.  Op 1 januari 2015 vervangen door gecertificeerde instellingen.

,Herziening 2015: Op 1 januari 2015 is het pakket aan kinderbeschermingsmaatregelen fundamenteel herzien.
Beleidsprogramma Beter Beschermd zorgde voor advies van Werkgroep Wetgeving over de aanpassing van de
kinderbeschermingswetgeving: Kinderen eerst! Dit advies vormde de basis voor het conceptwetsvoorstel. Op 11 maart 2014
nam de Eerste Kamer de wet aan. Wet trad op 1 januari 2015 in werking, tegelijk met de Jeugdwet. Door de herziening van de
kinderbeschermingsmaatregelen is de regeling OTS aangepast en zijn ontheffing en ontzetting samengevoegd tot de
gezagsbeëindiging, Hierdoor moet het belang van het kind bij een gezonde en evenwichtige ontwikkeling centraler staan. Sinds
de Jeugdwet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van vrijwillige hulp, jeugdbescherming, jeugdreclassering en
jeugd-gzz en gecertificeerde instellingen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en
jeugdreclassering.

Maatregelen:
 Voorlopige voogdij
 De (voorlopige) OTS
 De uithuisplaatsing
 De beëindiging van gezag en het herstel in het gezag

Maatregelen die in dit hoofdstuk worden beschreven kunnen betrekking hebben op ouderlijk gezag en op voogdij, ook op
voorlopige voogdij. Het gaat bij de toepassing van maatregelen om minderjarigen van 0 t/m 17 jaar. Hoofdstuk 6 van de
Jeugdwet is ook van toepassing op jeugdigen die 18 jaar zijn en op het tijdstip waarop zij 18 werden een machtiging gesloten
jeugdhulp gold  Onder strikte voorwaarden kan een machtiging gesloten jeugdhulp worden verleend voor jeugdige die 18 jaar
is.


6.2 IETS OVER HISTORIE

Kinderbescherming/jeugdbescherming is van alle tijden, maar geïnstitutionaliseerde vorm kwam vroeger niet voor.

In de oudheid stond het kind onder de vaderlijke macht.

In de middeleeuwen werden voor wezen, zwaar verwaarloosde kinderen en zwerfkinderen speciale opvanghuizen ingericht. Van
deze kinderen werd zware arbeid verwacht. Ziekte, overbevolking en misbruik kwamen op grote schaal voor. Toen men zich
hiervan bewust werd ontstonden vanuit stedelijke en kerkelijke overheden en vanuit particuliere hoek initiatieven voor betere
opvang.  In 1561 het Burgerweeshuis in Amsterdam, maar ook hier dikwijls misbruik. In deze periode werd het kind als object
gezien.

Hierin kwam verandering in de negentiende eeuw, dankzij verbetering van economische omstandigheden en ‘christelijk
wederontwaken’. Kerkelijke instellingen richtten opvoedingsgestichten op ter heropvoeding: ‘beteugeling van de baldadigheid,
losbandigheid en criminaliteit’. In praktijk echter meer gericht op verwaarloosde kind dan op crimineel kind . Ook wilde men een
einde maken aan slechte arbeidspositie: 1874 Kinderwetje van Houten. Leerplicht kende men echter nog niet, dus veel kinderen
werden verwaarloosd. De rechter stond machteloos wat betreft de ouderlijke macht. Ontzetting uit gezag (nu
gezagsbeëindiging) was alleen mogelijk als de ouder bepaalde misdrijven had gepleegd.

Advocaat Asser was een belangrijke grondlegger van ons huidige jeugdbeschermingsrecht; hij deed voorstellen over de
ontzetting uit ouderlijke macht en voogdij. Er werd naar een middel gezocht om langs civielrechtelijke ipv strafrechtelijke weg de
ouderlijke macht te ontnemen. In 1897 werd door minister Van der Kaaij een wetsvoorstel ingediend, maar deze werd
bekritiseerd. Minister Cort van der Linden deed een nieuw wetsvoorstel en trad tot 1905 in werking:
 Vervanging van de term ‘vaderlijke macht’ door ‘ouderlijke macht’
 Beperking van de ouderlijke macht tot het huwelijk; na ontbinding van het huwelijk ontstaat voogdij
 Ingrijpen door de overheid in de ouderlijke macht mogelijk dankzij de invoering van de kinderbeschermingsmaatregelen
‘ontzetting’, ‘ontheffing’ en ‘toevertrouwing’.
 De invoering van de kinderwetten leidde tot veel particuliere initiatieven en professionalisering.

In de praktijk waren de maatregelen niet goed uit te voeren. Ontneming van gezag bleek vaak te zwaar; het was beter om de
opvoedingssituatie te verbeteren met behulp van een vertrouwenspersoon die de ouders bijstond, als dat kon. Het was beter
om de gezinseenheid te bewaren als het kind geen gevaar liep (kwam uit VS en VK: probation gedachte).

, 1917: akkoord invoering speciale kinderrechter en voor invoering van de OTS. Resulteerde in 1921 in een nieuwe wet. Het werd
mogelijk de minderjarige onder toezicht te stellen, een vaste begeleider aan te wijzen ( gezinsvoogd) en hulp te verlenen aan
kind en gezin. Het werd ook mogelijk om de jeugdige, als bijkomende maatregel, strafrechtelijk onder toezicht te stellen. De
kinderrechter kreeg een belangrijke plaats in het jeugdstrafrechtproces.


ENKELE UITGANGSPUNTEN VAN MAATREGELEN VAN KINDERBESCHERMING
1. De maatregel van kinderbescherming is een uiterst middel (subsidiariteit): Eerst wordt zoveel mogelijk de vrijwillige
hulpverlening benut om opvoedingsproblematiek op te lossen voordat tot een maatregel van kinderbescherming wordt
overgegaan. De raad zal bovendien voorrang moeten geven aan een aanpak waaraan alle betrokkenen mee willen
werken boven een maatregel of advies tegen hun zin. Slechts bij noodzaak zal de raad een verzoek om een maatregel
indienen. Subsidiariteit (is inmenging in het gezinsleven noodzakelijk?) en proportionaliteit (is de inmenging in het
gezinsleven zo licht mogelijk?). Er moet sprake zijn van dringende maatschappelijke behoefte en de ernst van de
inbreuk moet in redelijke verhouding staan tot het beoogde doel. De maatregel moet ook worden beschouwd als
tijdelijke maatregel  beëindigen zodra omstandigheden dit toelaten, hereniging ouder en kind is het uiteindelijke doel
als dit kan. Beslissingen moeten bovendien transparant worden uitgevoerd.
2. De hulp dient zo weinig mogelijk in de bestaande verhoudingen in te grijpen (proportionaliteit): Hulp moet zo licht en
zo nabij mogelijk zijn en zo kort mogelijk duren. Uithuisplaatsing is dus dicht bij huis en een lichte maatregel heeft
voorkeur boven zware maatregel. Uitgangspunt van de Jeugdwet is bovendien dat de eigen kracht van de jongere en
van het gezin en sociale omgeving worden versterkt; de eigen verantwoordelijkheid van jeugdigen en hun netwerk
staat centraal. De verwanten moeten eerst een kans krijgen om zelf een plan op te stellen, tenzij het gaat om uitvoering
jeugdreclassering of voogdij na gezagsbeëindiging.

 Deze regels moeten er niet toe leiden dat te lang wordt gewacht met ingrijpen of te weinig wordt gedaan.

3. Het belang van het kind moet het ingrijpen via een maatregel van kinderbescherming noodzakelijk maken : Het moet
dringend en onverwijld noodzakelijk zijn teneinde de belangen van de minderjarige te kunnen behartigen. Het recht van
het kind wordt meer dan ooit centraal gesteld. Nadruk ligt op stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van het kind.
4. Minderjarigen moeten betrokken worden in kinderbeschermingsprocedures: Dit is hun recht. Raad voor de
Kinderbescherming moet met een minderjarige in gesprek gaan over verzoeken OTS. Er moet passend belang worden
gehecht aan de mening van de minderjarige. Minderjarigen van 12 jaar en ouder worden opgeroepen om gehoord te
worden. Nog maar weinig minderjarigen worden daadwerkelijk gehoord, hier valt nog winst te behalen. Slechts als het
horen van de minderjarige niet kan worden afgewacht zonder ernstig gevaar voor de minderjarige, kan een rechter een
beschikking geven zonder vooraf te horen. Ook bij gesloten jeugdhulp moet de familie eerst een kans krijgen om zelf
een plan op te stellen (familiegroepsplan).


VERHOUDING OVERHEID-PARTICULIER INITIATIEF
De verhouding overheid-particulier initiatief is in de kinderbescherming geregeld dat de uitvoering van de maatregelen zo veel
mogelijk wordt overgelaten aan particuliere organisaties, waarbij de overheid een voorwaardenscheppende (subsidiering) en
een controlerende taak heeft. De overheid heeft wel een eigen verantwoordelijkheid voor het tijdig initiëren van een maatregel
ter bescherming van een minderjarige.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor alle vormen van hulp aan jeugdigen en gezinnen en moeten de toegang tot jeugdhulp
organiseren. De gecertificeerde instellingen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van maatregelen van kinderbescherming en
jeugdreclassering, maar zijn niet bevoegd om jeugdhulp aan te bieden.

Meerdere instanties zijn dus betrokken  onnodige bureaucratisering? Uit verzamelde informatie blijkt dat overlap minimaal
was en samenwerking goed, toch is het goed om alert en kritisch te blijven.


6.3 DE ORGANISATIE VAN DE KINDERBESCHERMING

Jeugdwet (vervangt de wet op jeugdzorg): ingrijpende herziening van het jeugdstelsel. Deze wet regelt de gemeentelijke
verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en
opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. De jeugdwet is van grote invloed op de organisatie van de

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ig97. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

69605 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$5.93
  • (0)
Add to cart
Added