Samenvatting literatuur week 3 - Forensische Orthopedagogiek en Recht
0 purchase
Course
Forensische Orthopedagogiek en Recht
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Samenvatting van de literatuur van week 3 van het vak Forensische Orthopedagogiek en Recht, van de masteropleiding Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Geschreven in het afgelopen schooljaar.
FORENSISCHE ORTHOPEDAGOGIEK & RECHT
WEEK 3: BRUNING H6.6 T/M 6.7 EN H12.17
6.6.1 DE UITHUISPLAATSING ALGEMEEN
De maatregel van OTS gaat regelmatig gepaard met een uithuisplaatsing, in bijvoorbeeld een pleeggezin, een gezinshuis, een
residentiële voorziening of een accommodatie voor gesloten jeugdhulp.
Initiatief tot uithuisplaatsing:
GI: Het initiatief tot uithuisplaatsing zal in de praktijk veelal uitgaan van een gecertificeerde instelling, die dan ook
bevoegd is een verzoek voor de machtiging tot uithuisplaatsing bij de kinderrechter in te dienen.
OM & RvdK: Het OM en de RvdK hebben deze bevoegdheid ook. Als zij een verzoek indienen voor machtiging
uithuisplaatsing moeten zij bij dit verzoek een besluit van het college van burgemeester en wethouders (B en W)
overleggen. Dit is niet nodig als de machtiging wordt ingediend door de GI.
Kinderrechter: De kinderrechter kan indien het belang van het kind dit vergt een machtiging uithuisplaatsing verlenen
zonder een daartoe strekkend besluit van college van B en W.
Wijzigingen Jeugdwet 2015:
Er zijn geen categorieën van machtiging uithuisplaatsing meer.
De kinderrechter heeft bij een uitdrukkelijk verzoek van de ouders om plaatsing in een bepaald pleeggezin de vrijheid
dat verzoek te honoreren door te bepalen dat de machtiging zich beperkt tot plaatsing in een met name genoemd
pleeggezin.
Nieuw uitgangspunt Jeugdwet: in geval van uithuisplaatsing, wordt de jeugdige, indien redelijkerwijs mogelijk, bij een
pleegouder of in een gezinshuis geplaatst, tenzij dit aantoonbaar niet in zijn belang is. Hiermee wordt tegemoet
gekomen aan artikel 20 IVRK en de Guidelines fort he Alternative Care of Children, waarin wordt benadrukt dat
kinderen die niet langer thuis kunnen wonen in beginsel recht hebben op alternatieve zorg in een gezinsvervangende
omgeving (pleeggezin of gezinshuis).
Voorheen werd altijd de afweging gemaakt of een uithuisplaatsing geen onrechtvaardige inbreuk maakt op het recht op
gezinsleven van ouders en minderjarigen (toetsen van indicatiebesluit). Nu oordeelt de kinderrechter enkel op basis van
het verzoekschrift en het hulpverleningsplan/plan van aanpak. Deze stukken dienen te worden overlegd bij een
verzoek tot het verlenen van een uithuisplaatsing.
De verplichting is ingevoerd dat elk verzoekschrift in het kader van een OTS vermeldt of en zo ja op welke wijze de
inhoud en de strekking van het verzoekschrift zijn besproken met de minderjarige. Ook de reactie van de minderjarige
hierop moet worden vermeld in het verzoekschrift. Vervolgens dient de kinderrechter te motiveren of en zo ja op welke
wijze de mening van de minderjarige is meegewogen bij zijn beslissing. Dit komt tegemoet aan het recht van het kind
om gehoord te worden en serieus genomen te worden (art. 12 IVRK).
Het aantal UHP is de laatste jaren gedaald.
GRONDEN VOOR UITHUISPLAATSING
De gronden voor uithuisplaatsing zijn dezelfde als die welke voor 1 januari 2015 te vinden waren in het Burgerlijk Wetboek:
Noodzakelijk in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige; of
Noodzakelijk tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gezondheid
Dit onderzoek vindt residentieel plaats. Gebruik uithuisplaatsingen is zeer restrictief, dus de verzoeker moet aannemelijk maken
dat en waarom ambulant onderzoek niet mogelijk is.
DUUR VAN DE UITHUISPLAATSING
Een machtiging uithuisplaatsing wordt voor de duur van maximaal één jaar verleend.
Wanneer een spoedmachtiging uithuisplaatsing in het kader van een voorlopige OTS vooraf is gegaan aan de
machtiging tot uithuisplaatsing, komt deze tijd NIET in mindering op de maximale duur.
De machtiging kan nooit langer gelden dan de (resterende) looptijd van de ondertoezichtstelling.
, Een uithuisplaatsing kan vele jaren duren. De machtiging uithuisplaatsing kan met een maatregel van OTS telkens voor
de duur van ten hoogste een jaar worden verlengd. Als de GI geen verlengingsverzoek indient, zijn de raad en het
OM bevoegd om dat te doen.
Niet telkens verlengen als niet meer wordt gewerkt aan thuisplaatsing: De ondertoezichtstelling is bedoeld om de met het gezag
belaste ouder zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te laten behouden. Daarom kan een
OTS niet worden gebruikt om een uithuisplaatsing steeds te verlengen als niet meer wordt gewerkt aan thuisplaatsing. Wanneer
een uithuisplaatsing langer duurt, zal het steeds lastiger worden om te motiveren waarom de verwachting gerechtvaardigd is
dat ‘de ouders binnen een gelet op de persoon en ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de
verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding kunnen dragen.
Bovendien geldt dat indien een OTS met uithuisplaatsing twee jaar of langer heeft geduurd, het verzoek tot verlenging
van de GI vergezeld moet gaan van een advies van de RvdK. De raad kijkt dan of een OTS met uithuisplaatsing die
langer dan twee jaar duurt nog de meest geschikte maatregel is voor de minderjarige en geen verderstrekkende
maatregel moet worden gezocht dan wel de mogelijkheid bestaat de uithuisplaatsing in vrijwillig kader voort te zetten.
De machtiging vervalt als zij na verloop van drie maanden niet ten uitvoer is gelegd, dat wil zeggen als de beoogde
uithuisplaatsing niet werd gerealiseerd (art. 1:265c lid 3 BW). Deze bepaling is bedoeld om oneigenlijk gebruik van de machtiging
tot uithuisplaatsing als stok achter de deur om medewerking van ouders af te dwingen te voorkomen.
Artikel 6.1.12 lid 3 Jeugdwet bepaalt dat een machtiging gesloten jeugdhulp vervalt indien deze gedurende drie
maanden niet ten uitvoer is gelegd. Voor de inwerkingtreding van deze wet was het onduidelijk of de regel ook voor
gesloten jeugdzorg gold.
GEDEELTELIJKE GEZAGSUITOEFENING VOOR DE GECERTIFICEERDE INSTELLING
Wanneer een minderjarige onder toezicht is gesteld en een machtiging uithuisplaatsing is verleend, behouden de ouders in
beginsel het ouderlijk gezag. Zij dienen dus hun toestemming te geven voor opvoedingsaangelegenheden. Soms kan dit
negatieve gevolgen hebben voor de minderjarige, bijvoorbeeld als de ouders weigeren toestemming te geven aan medische
behandeling of inschrijving op een school. Daarom is in 2015 de mogelijkheid tot gedeeltelijke gezagsoverdracht in het leven
geroepen.
Artikel 1:265e BW geeft de kinderrechter de mogelijkheid om te bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de
GI die het toezicht uitoefent. Met deze invoering beoogt de wetgever bij te dragen aan het transparanter en doelgerichter laten
verlopen van de uitvoering van de OTS. De maatregel kan belemmeringen voor de ontwikkeling wegnemen. Er wordt wel een
grotere inbreuk gemaakt op het recht op het gezinsleven. De noodzaak moet dan ook onderbouwd worden en mag dus niet
automatisch worden.
De kinderrechter kan overgaan tot gedeeltelijke gezagsuitoefening op verzoek van
de GI die het toezicht uitoefent
De RvdK, als de GI niet tot het verzoek overgaat
Of degene die niet de ouder is en de minderjarige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoed, als de GI niet tot het
verzoek overgaat
opvallend is dat het OM geen verzoek kan doen, terwijl het wel een verzoek tot het verlenen van een machtiging
uithuisplaatsing kan indienen.
De beslissing om het gezag gedeeltelijk te laten uitoefenen door de GI kan worden gegeven met betrekking tot:
Aanmelding van de minderjarige bij een onderwijsinstelling
Toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige jonger dan 12 jaar of van de minderjarige van 12
jaar of ouder die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake (minderjarigen
van 12 jaar en ouder die in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen ter zake mogen zelf meebeslissen
over medische behandeling)
o Op grond van artikel 1:265h BW kan een kinderrechter toestemming geven voor een specifieke medische
behandeling waarmee de ouders met het gezag niet instemmen. Het betreft niet een specifieke medische
behandeling, maar een algemene bevoegdheid met betrekking tot beslissingen over medische behandelingen.
Indien kan worden volstaan met een eenmalige vervangende toestemming, is een gedeeltelijke
gezagsuitoefening in strijd met artikel 8 EVRM.
, o Een pedagogische of psychologische behandeling is geen medische behandeling. Een kleine ingreep zoals
buisjes in de oren is wel een medische behandeling.
Het doen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning ten behoeve van de minderjarige als bedoeld
in artikelen 14 of 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
o Is ontstaan omdat in de praktijk problemen ontstonden doordat ouders het niet aanvragen van een
verblijfsvergunning gebruikten als middel om hun kind te corrigeren of om de GI onder druk te zetten om
bepaalde zaken te regelen en doordat ouders vanwege bijvoorbeeld psychiatrische problemen niet in staat
waren een aanvraag te doen.
uit de praktijk is gebleken dat deze drie onderwerpen de meeste problemen geven bij de uitoefening van de OTS als het gaat
om de uitoefening van het ouderlijk gezag.
De duur van de gedeeltelijke uitoefening van het gezag mag de duur van de verleende machtiging uithuisplaatsing niet te boven
gaan. Ook wanneer de machtiging niet daadwerkelijk wordt gebruikt door de GI en de minderjarige thuis blijft wonen, blijft de
gedeeltelijke gezagsoverdracht in stand en treedt de GI voor een onderdeel van het gezag als wettelijk vertegenwoordiger op.
Verlenging van de gedeeltelijke uitoefening van het gezag is mogelijk. De kinderrechter kan de duur telkens met ten hoogste
een jaar verlengen.
Het gezag kan slechts door de GI worden uitgeoefend. Pleegouders kunnen het gezag dus niet uitoefenen. Als pleegouders als
wettelijk vertegenwoordiger aangewezen worden, kunnen zij zonder toestemming van de GI handelen. Als pleegouders het niet
eens zijn met de GI en anders handelen dan de instelling beoogt, worden het toezicht van de GI en hulp die zij verleent
ondergraven. Dit is niet wenselijk. De GI kan de pleegouders wel machtigen het gezag uit te oefenen, maar enkel voor zover zij
het gezag heeft. De GI kan deze machtiging ten alle tijde intrekken.
PLAATSING IN EEN PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS
Een onder toezicht gestelde minderjarige kan ook in een kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek worden geplaatst.
Iedere minderjarige kan zich vrijwillig laten opnemen in een kliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie (KJP-kliniek).
Voor kinderen jonger dan 12 jaar is het voldoende dat ouders met gezag of voogd toestemming geven voor zo’n
opname.
Voor 12 t/m 17 jarigen geldt dat zij dat ook zelf moeten doen.
Gedwongen opname: Ontbreekt de bereidheid daartoe bij ouders of de minderjarige (12 t/m 17 jaar) dan kan
gedwongen opname plaatsvinden mits is voldaan aan het zogenoemde gevaarscriterium, dat wil zeggen: de
betrokkene is als gevolg van zijn geestelijke stoornis een gevaar voor zichzelf en/of anderen en dit gevaar kan niet op
een andere wijze worden afgewend.
o Die gedwongen opname dient plaats te vinden met toepassing van de regels van de wet Bopz. De minderjarige
die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt is zelf bevoegd om over de zorg te beslissen. Verzet van de ouders met
gezag is voor deze groep niet meer van belang.
De wet Bopz betekent niet dat de kinderrechter minderjarigen niet langer in een KJP-kliniek kan plaatsen. Binnen het systeem
van de Wet Bopz moet deze opname echter als een vrijwillige opname worden aangemerkt. Dus: als de minderjarige het met de
plaatsing van de kinderrechter niet eens is, zal alsnog een machtiging van de Bopz rechter nodig zijn om de plaatsing te
verwezenlijken. Dit geldt met name voor kinderen jonger dan 12 jaar als de ouders geen bereidheid tot medewerking tonen.
Kortom: een minderjarige van 12 t/m 17 jaar voor wie in verband met het gevaar dat hij veroorzaakt een opname in een KJP-
kliniek nodig is en die voor zo’n opname niets voelt, kan niet met machtiging worden opgenomen. Hetzelfde geldt als de ouders
niet akkoord gaan met de opname van kinderen jonger dan 12 jaar Dan is de Bopz procedure nodig: de officier van justitie
dient op verzoek van de GI een vordering bij de Bopz rechter in voor het verkrijgen van een machtiging.
Er zijn verschillen in de rechtsbescherming tussen de vrijwillig in een KJP-kliniek opgenomen OTS-pupillen en zij die daar met
machtiging van de Bopz-rechter gedwongen zijn opgenomen. Uit een vergelijking van de rechtspositie van minderjarigen in het
jeugdstrafrecht (bij plaatsing in een JJI), in de Bopz en bij gesloten jeugdhulp dat deze positie bij gesloten jeugdhulp zwak is.
Daarbij worden beperkende maatregelen zeer regelmatig toegepast. De onderzoekers stellen daarom voor een aparte
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ig97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.