Thema 1B3- week 11
PD.1 interstitiële longafwijkingen
- 4 soorten interstitiële
longziekten:
o Interstitiele
longzaken met
bekende oorzaak,
voornamelijk
reumatisch
o Granulomateuze
longziekten,
druivenmelkersziekte
o Idiopathische
longziekte zoals IPF
o Zeldzamere vormen
van interstitiële
longziekten
- LO:
o Clubbing is kenmerkend voor interstitiële longziekten. De nagels groeien over
de vingers door verstoring in afbraak van stoffen ten gevolge van
vaatafwijkingen.
o Reuma uit zich in verdikte knokkels.
- Aanvullend onderzoek
o X-Thorax: aan beide kanten ‘streperig’, verhoogde densiteit met name
onderin de longen.
o CT-scan: longfibrose, veel verbindweefseling onderin de longen (vaak bij
fibrose)
o Bloedonderzoek: bloedgassen
o Saturatiemeting: zakt sterk bij inspanning
o Spirometrie: TLC is te klein er is dus restrictie. Ook lagere diffusie.
- IPF is een ideopatische vorm:
o Slechte prognose.
o Fibroseremmers ter voorkoming
achteruitgang
o Longtransplantatie enige reddende
optie.
HC.2 pathogenese van longfibrose
- Longen
o Longen hebben een gas geleidend
en een gas uitwisselend deel
(70m2).
o Long bevat een reservecapaciteit
van 40%.
o Interstitium is de ruimte tussen het
epitheel van de alveoli. Interstitiële
, longziektes lokaliseren zich hierin voornamelijk.
o Interstitiële longziektes vallen onder restrictieve longziektes. Het TLC is
kleiner door thorax afwijkingen, spierziekten, overgewicht of interstitiële
longziekten.
o COPD en Astma zijn obstructieve longziektes.
- Longfibrose
o IPF= idiopathische pulmonale fibrose.
o 3-9/100.000 is de prevalentie
o Fibrose gevormd door te veel collageen type I en III vorming door
fibroblasten. Het is overmatige vorming van bindweefsel na een periode van
herstel na schade.
o Er ontstaan littekenweefsel→ dit is confluerende longfibrose.
o Fibrose is een proces dat in ieder orgaan hetzelfde is maar door een andere
oorzaak.
- IPF
o Mannen boven 60 jaar, soms familiair
o Schade: Roken, medicatie, beroepsexposie, viraal, reflux, inflammatie,
mechanisch, microbioom.
o Prognose van 3 jaar
o Progressieve kortademigheid, clubbing en crepitaties
o Behandeling: fibrose en refluxremmers
o Transplantatie is curatief.
- Oorzaken van fibrose
o Genetica: bij 20% patienten is familiair.
o Type II pneumocyten: maakt surfactant en doet regeneratie.
▪ Surfactant houdt alveoli open bij ademhalen.
▪ Type I deelt minder en is 97% aanwezig. Wanneer deze is beschadigd
differentieert type II pneumocyt tot type I.
o Leeftijd: hoe ouder hoe groter de kans op IPF en mutaties
o Mechanische fibrose
o Fibroblasten door wondgenezing.
- Type II pneumocyten zijn afwijkend/ inactief door:
o SP-C & SP-A2 mutatie→ER-stress: surfactant eiwitten worden door mutatie
niet goed opgebouwd en lopen vast in het ER→ cel in apoptose.
o Telomerase: DNA wordt beschermt door telomerase. Bij iedere deling wordt
DNA korter maar telomerase verlengt dit. Een afwijking in een telomeer is
schade in type II pneumocyt DNA waardoor de cel sneller veroudert.
- De wond
o Fase 1: hemostase. Hierbij wordt diffuse alveolaire schade gezien. Dit is ook
bij ARDS (acute wondjes in long) of AIP.
o Fase 2: inflammatie. Er is vasodilatatie, toename vaatpermeabiliteit,
chemotaxie en cellulaire respons. Ontstekingsremmers voorkomen deze fase.
o Fase 3: proliferatie. Epitheelcellen migreren naar de wand, endotheelcellen
doen angiogenese en fibroblasten maken ECM. Door ontstekingsmediatoren
komen myofibroblasten (fibroblasten transformeren naar myofibroblasten)
en fibroblasten met myofilamenten naar interstitium.
, Myofibroblasten trekken de wonddraden naar elkaar toe door contractie.
o Fase 4: herstel en remodeling. Beëindiging van ophoping fibroblasten en
depositie van collageen beëindigd. Deze fase gaat bij fibrose niet goed. De
myofibroblasten blijven contraheren en blijven collageen produceren.
- Mechanische fibrose
o TGF-beta is pro-fibrose.
o Bij een stugge long met collageen en fibroblasten trek je bij ademen aan de
long- je trekt aan de matrix en cel.
o Hoe stugger de long hoe harder je trekt- er komt dan nog meer TGF-beta vrij.
HC.3 longfunctie bij interstitiële longziekten
- Interstitiele longziekten
o Leiden tot restrictief
respiratoir defect
o IRV, Vt, ERV, RV, TLC, VC, IC
en FRC omlaag.
- Flow-volume curve
o Obstructieve longziekten-
concave vorm. FEV1
verlaagd. FEV1/VC < -1,64
SD of <70% FEV1 voorspeld.
o Restrictieve longziekten-
verlaging van TLC.
TLC < -1,64 SD of <80% van
voorspeld.
Als gevolg van TLC -
verlaging zal FEV1 ook
dalen.
o FEV1/VC zal normaal zijn of
verhoogd door afname van
VC.
o Soms zelfs hogere piekflow
omdat uitademen bij fibrose
makkelijker is.
, - Oorzaken
o Intrinsieke oorzaken: interstitiele
fibrose, hartfalen met oedeem,
pneumonie, tuberculose,
longfibrose door stralings- of
chemotherapie, pneumothorax.
o Extrinsieke oorzaken:
kyphoscoliose, extreem
overgewicht, zwangerschap,
ruimte-innemend proces in
abdomen, pijn bij inspiratie.
o Neuromusculaire ziekte:
diafragma- paralyse,
spierdystrofie, poliomyelitis, algemene spierzwakte door bv ondervoeding.
- Restrictieve longfunctiestoonissen: TLC, FRC, RV (of norm) en VC verlaagd.
o Verlaagde VC is geen restrictie.
- Diffusie capaciteit
o Fibrose zorgt voor kleiner volume
waardoor het alveolair oppervlak
afneemt (Va)
o Fibrose zorgt voor dikker
membraan lucht-bloed barriere=
daling diffusie capaciteit (TLCO)
o Korghfactor is maat voor diffusie
capaciteit zelf: TLCO/Va. Bij fibrose
is dit ook verlaagd.
o Ventilatie perfusie verhoudingen
verstoord: bij gezonde mensen staat het bloed 0,75 seconde stil en is de
zuurstofspanning binnen 0,25 seconden gelijk tussen alveoli en bloed.
▪ Mensen met fibrose maken van deze 0,75 seconden in rust gebruik
om de zuurstofspanning in rust gelijk te houden. Bij inspanning wel
problemen. Last van dode ruimte en shunt.
▪ Dode ruimte v/q=0
▪ Shunt v/q= oneindig
▪ Normaal v/q=1
▪ → Inspanningstest: CEPT of 6 min wandeltest. Inspanning: Pao2 en
Sao2 verlaagd
- CEPT: maximale inspanningstest op de fiets.
- 6 minuten wandeltest
o Sub-maximale inspanningstest
o 6 minuten wandelen op eigen tempo: gemeten:
▪ Afstand in meters
▪ Zuurstofsaturatie
▪ Borgscore
▪ Hartfrequentie
▪ Bloeddruk
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller adine. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.