Samenvatting van het vak lichaam en mond, gegeven door mevrouw Van Damme. Het gaat over de hoofdstukken 1 tot en met 14 (zonder 8 en 10 -> geen examenstof) combinaties van de powerpoint en het boek 'Anatomie en fysiologie van de mens'. Verduidelijkt met veel figuren met uitleg.
Anatomie = wetenschap v/d bouw v/h menselijk lichaam
Fysiologie = wetenschap v/d functies v/h menselijk lichaam
Functionele anatomie = leren verbanden leggen tussen bouw en functie
Anatomisch onderzoek = bv. hoe ziet de spier, bot, weefsel eruit?
Fysiologisch onderzoek = metingen van bv. hoe werkt deze spier?
Onderzoeksmethode
Inspectie = kijken
Palpatie = voelen
Percussie = tikken
Auscultatie = luisteren (stethoscoop)
Laboratoriumonderzoek = weefsels, bloed, speeksel, … worden daar onderzocht
Röntgenstraling (RX) = opnamen van botten in het lichaam
Computertomografie (CT-scan) = ook RX-stralen maar ook zachtere delen v/h lichaam
zichtbaar.
Magnetic resonance imaging (MRI) = sterke magneet waterstof atoomkernen worden
gemagnetiseerd.
Echografie of echoscopie = beelonderzoek met ultra geluidstrillingen.
Doppleronderzoek = stroomrichting en stroomsnelheid van bloed registeren.
Endoscopie = minicamera, alle holte v/h lichaam en grote gewrichten worden bekeken.
CT: plaatsen met het meeste calcium wordt zichtbaar.
MRI: plaatsen met het meeste vocht wordt zichtbaar.
RX stralen kunnen DNA beschadigen.
1
,Lichaam en mond Samenvatting
Hoofdstuk 2 cellen
Metabolisme
= stofwisseling
De cel = kleinste stofwisselingseenheid v/h lichaam en zijn alle biochemische reacties die in
een cel voorkomen.
2 soorten biochemische reacties: Anabole en Katabole reacties.
• Bij anabole reacties (ook wel assimilatie) worden kleine moleculen samengevoegd tot
grotere, deze reactie kost energie.
• Katabole reacties (dissimilatie) zijn omzettingen waarbij grotere moleculen worden
afgebroken tot kleinere. Hierbij komt energie vrij. Deze energie wordt gebruikt voor
de opbouwstofwisseling of andere energie vragende processen.
Een veel voorkomende afbraakreactie is verbranding: de energierijke stof reageert met
zuurstof. Er is altijd zuurstof nodig bij verbranding -> aerobe dissimilatie.
Het doel van verbranding in de cel is het vrijmaken van energie, daarmee kan de cel
activiteiten uitvoeren.
De brandstof hiervoor is meestal glucose. Als er geen glucose beschikbaar is kunnen cellen
ook vetten verbranden (is minder schoon -> meer afvalstoffen).
Na de verbranding ontstaat er naast energie ook afvalstoffen (o.a. koolstofdioxide en water)
wat we uitademen, water wordt meestal hergebruikt in de cellen.
Soms is er geen zuurstof in de cel, maar wel behoefte aan energie. De cel schakelt dan over
op afbraak van energierijke stoffen zonder zuurstof te gebruiken = anaerobe dissimilatie.
Verbranding gebeurt continu dus de cel beschikt continu over energie, meestal wordt dit
eerst opgeslagen. De stof die energie kan opladen heet adenosinedifosfaat (ADP).
Het heeft 2 fosfaat moleculen. Zodra er energie door verbranding vrijkomt kan een 3e
molecuul aan het ADP gebonden worden. Dan heet de stof adenosinetrifosfaat (ATP),
tegelijk wordt er een beetje energie opgeslagen, ATP noem je dan een energierijke binding.
ADP is nu opgeladen
ATP bewaart energie
Alle biochemische reacties in cellen vinden plaats met behulp van reactieversnellers:
enzymen.
2
,Lichaam en mond Samenvatting
Kenmerken van een enzym:
• Zijn altijd eiwitten
• Worden door het lichaam zelf gemaakt
• Kunnen biochemische reacties supersnel laten verlopen
• Zijn reactie specifiek: voor elke reactie bestaat een enzym
• Zijn temperatuur specifiek: ideale temperatuur is 37 graden.
• Zijn zuurgraad specifiek
• Worden zelf niet verbruikt of chemisch veranderd
• Hebben in veel gevallen een bepaalde stof nodig die meehelpt om de reactie goed te
laten verlopen, zo een extra stof heet een co-enzym.
• Worden meestal genoemd naar de stof die ze splitsen of reactie die ze beïnvloeden
en eindigen vaak met -ase (lipase -> splitst vet, amylase -> splitst zetmeel,…)
Bouw van de cel
Een cel is gevuld met cytoplasma, een geleiachtig vocht met water en eiwitten,
koolhydraten, vetten en zouten.
Bevat een groot aantal structuren (elk gespecialiseerd in hun eigen functie) ze worden
organellen genoemd.
Het waterige bestanddeel van de cel heet vaak ook cytosol. Het cytoplasma en de meeste
organellen worden omgeven door het celmembraan/plasmamembraan.
Celmembraan
Schermt de intracellulaire ruimte af van het omringende milieu en zorgt ervoor dat er geen
stoffen zomaar binnen dringen.
De celmembraan bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden, met daar tussen (afhankelijk van
het type van de cel) meer of minder cholesterolmoleculen.
Een fosfolipide is een vetmolecuul dat een kop- en een staart gedeelte heeft.
• Kop: scheikundige verbinding met fosfor = hydrofiel = wateraantrekkend
• Staart: vetverbinding = hydrofoob = waterafstotend
De hydrofobe laag van de fosfolipide laag ligt aan de buitenkant, weg van de intracellulaire
ruimte. De cholesterolmoleculen hebben ook een hydrofiele en hydrofobe kant, ze
verstevigen de celmembraan en houden de fosfolipiden bij elkaar.
In de dubbele laag zijn eiwitmoleculen aanwezig, sommige steken uit het celmembraan,
andere zitten “kopje onder” met een uitsteeksel in het cytoplasma en andere steken aan
beide kanten uit. Die laatste vormen afsluitbare kanaaltjes en heten membraan poriën, ze
dienen voor transport van stoffen van en naar het cytoplasma.
Een eiwitmolecuul die uitsteekt heet een receptoreiwit. Aan de buitenkant v/h
celmembraan kunnen koolhydraten zitten, deze steken ver uit. Dit heet glycocalix.
Transport via de celmembraan
Een levende cel wisselt continu stoffen uit dit kan op verschillende manieren:
3
,Lichaam en mond Samenvatting
• Passief transport
Dit proces kost de cel geen energie. Het is gebaseerd op diffusie (beweging van deeltjes van
een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie tot er in
beide plaatsen even veel zijn) en osmose (de oplossing met de hoogste concentratie trekt
water aan, zodat de concentratie even veel wordt maar er wel verschil is in hoeveelheid.
• Actief transport
Kost de cel wel energie. Er zijn 2 typen actief transport:
Enzymatische pomp (stoffen worden getransporteerd met behulp van enzymen, door de
celmembraan). De enzymen of transporteiwitten zitten in de celmembraan, de pomp voert
geladen deeltjes zoals calcium, waterstof, kalium, natrium, en chloorionen. Aan de ene kant
bindt de stof zich vast aan het enzym en deze werkt het enzym met de stof door het
membraam en laat het aan de andere kant weer los. Het wordt ook wel ionenpomp
genoemd. Ook grotere moleculen zoals eiwitten worden met de pomp in en uit de cel
getransporteerd.
Blaasjes-transport de celmembraan maakt een blaasje rond een stof heen die
getransporteerd moet worden. Omdat de celmembraan bijna vloeibaar is kan het makkelijk
samensmelten (fuseren) er ontstaat een blaasje in het cytosol, zo haalt de cel de stof op die
manier binnen dit heet endocytose als de opgenomen deeltjes een vaste vorm heeft heet dit
fagocytose een vloeistof heet pinocyose stoffen die de cel uitgewerkt worden heet het
exocytose.
4
,Lichaam en mond Samenvatting
Organellen
De meeste organellen bestaan uit of worden omgeven door een plasmamembraan
• Nucleus of celkern
Is het grootste organel van de cel en stuurt alle stofwisseling s activiteiten in de cel. Zonder
de nucleus kan een cel niet lang leven. Het bevat erfelijke eigenschappen. In de nucleus is
een nuleuoplasma omgeven door een kernmembraan, dit bestaat ook uit een dubbele laag
fosfolipiden. Opvallend zijn de grote poriën.
In het nuleuoplasma zit een netwerk van 46 hele lange chromatine draden, elke draad
bestaat uit een speciale eiwit (histonen), daarom heen zit nucleaire zuur gewikkeld: dit is
DNA. Als een cel zich deelt gaan de chromatine draden spiraliseren, ze worden dikker. In dit
stadium worden chromosomen genoemd. Alle lichaamscellen behalve de geslachtscellen
bevatte 46 chromosomen (23 paar).
Er bevindt zich ook altijd een of meerdere nucleoli in het nucleoplasma waarin een ander
type nucleaire zuur wordt gemaakt: RNA. De activiteiten in de cel worden bepaald door
biochemische omzettingen in het cytoplasma, allen beïnvloed door enzymen. De enzymen
en overige eiwitten van het cytosol en worden door de cel zelf aangemaakt. De aanmaak van
eiwitten (de eiwittensynthese) deze wordt door het RNA in de celkern geregistreerd
Eiwitsynthese
Als er behoefte is aan een eiwit in de cel gaat er een signaal naar de kern, daar wordt een
stukje DNA waarmee het eiwit wordt gecodeerd gekopieerd. Het DNA-molecule splijt in
tweeën. Het deel dat afgesplitst dient als mal voor een nieuwe RNA-keten dit wordt het
spiegelbeeld van de oorspronkelijke DNA-keten.
• Golgicomplex
Bestaat uit een stapeltje holle schijven die met elkaar in verbinding staan. Aan de
uiteindelijke koppelen zich continu blaasjes met inhoud af, de functie houdt verband met de
werking van het ER. De gevormde stoffen in het ER worden naar het golgicomplex vervoerd
en daar verder verwerkt. Je kunt het vergelijken met een drukke werkplaats
waar allerlei halfproducten naar de werking in blaasjes wordt afgevoerd uit
de cel naar een ander organel. Eiwitten, vetten, en koolhydraten worden in
het golgicomplex omgezet in verbindingen die op specifieke plaatsen in de
cel nodig zijn het golgicomplex bevat veel verschillende enzymen.
• Lysosomen
Zijn door het golgicomplex gevormde kleine blaasjes, lysosomen spelen een belangrijke rol
bij de intracellulaire vertering van voedseldeeltjes die via endocytose de cel binnenkomen.
Ook doen ze de opruiming van ongerechtigheden in de cel zoals oude organellen of
gefaciliteerde bacteriën. De enzymen in de lysosomen worden door een plasmamembraan
afgeschermd van het cytosol, soms gaan ze lekken waardoor de agressieve en enzymen,
organellen of eiwitten het cytosol kunnen gaan afbreken = autolyse. De cel gaat hierdoor
meestal dood.
5
,Lichaam en mond Samenvatting
• Ribosomen
Zijn kleine bolvormige organellen die los rond 7 in het titel of vast zitten aan een membraam
systeem. Ze bevatten een eigen RNA wat rRNA wordt genoemd. Ribosomen spelen een
belangrijke rol bij de eiwitsynthese, bij de losse ribosomen worden eiwitten voor dezelfde
cel gevormd. In de vaste, de eiwitten die bedoeld zijn voor gebruik buiten de cel die dan
door de exocytose in de extracellulaire ruimte terechtkomen.
• Mitochondriën
Zijn de energieleveranciers van de cel ze zijn langwerpig en hebben een gladde buiten
membraam. De inhoud bestaat voornamelijk uit heel veel enzymen die door de
celademhaling zorgen. De verbranding verloopt via een keten van reacties met
citroenzuurcyclus -> ATP
• Centrosoom
Elke cel heeft een centrosoom of spoellichaampje bestaande uit twee identieke
cilindervormige structuurtjes -> centriolen. Het centrosoom wordt actiefg als de cel gaat
delen, dan verdubbelt het zich en verplaatst elk centrosoom zich naar beide polen van de
cel.
• Endoplasmatisch reticulum (ER)
Het betekent letterlijk netwerk in het plasma. Het organel is een membraam een systeem
van platte holten blaasjes en verbinding buisjes. Er zijn twee typen: Ruw ER en glad ER. Aan
het ruwe zitten aan de buitenkant veel ribosomen vast. Glad ER speelt een rol bij cholesterol
en lipiden aanmaak voor de cel membraam en is betrokken bij bepaalde biochemische
processen in het cytosol zoals vorming van koolhydraten, maar ook de ontgifting van bv.
drugs of alcohol.
Levenscyclus van een cel
Cellen hebben een levenscyclus die in 3 fasen verdeeld zijn
1. deling fase
2.groeifase
3. functionele fase
• 1. deling fase
De cel kan zich in twee identieke dochtercellen delen dit wordt ook de mitose genoemd. Elke
minuut gaan er in het lichaam van de volwassenen miljoenen cellen doodt de meeste
worden dan vervangen door mitose, het is belangrijk dat de nieuwe cellen weer terug zo
goed uitgebalanceerd van samenstelling zijn dan de cel waaruit ze ontstaan zijn. De methode
kenmerkt zich door een aantal processen die vaak gelijktijdig afspelen:
- Verdubbeling van chromatine draden een proces dat van elke 46 chromatine draden een
kopie maakt. De kopieën worden chromatide genoemd, originelen en kopieën blijven naast
elkaar liggen en zitten op een plaats aan elkaar vast die plaats heet het centromeer.
-Tegelijk verdubbelt het centrosoom -> 4 centriolen.
6
, Lichaam en mond Samenvatting
-Chromatiden gaan spiraliseren een elk paar Chromatiden wordt nu een chromosoom.
- De centrosomen bewegen zich naar beide polen van de cel en er ontstaan lange plasma
draden of spoeldraden.
- De kern membraam en kernlichaampjes verdwijnen.
- De chromosomen gaan zich rangschikken in het middenvlak.
- Er lopen spoel draden tussen beide centrosomen en er zijn spoeldraden vastgehecht aan
de centromeren, wat ervoor zorgt dat het centrosomen zich juist gaan rangschikken.
- De spoel draden trekken de centromeren uit elkaar en de Chromatiden worden
meegetrokken naar de polen. De chromosomen worden op deze manier twee identieke
chromatiden gesplitst.
- De moedercel snoert zich in ter hoogte van het middenvlak.
- de kernmembranen worden gevormd en de kernlichaampjes verschijnen, de chromatiden
de-spiraliseren en vormen nu weer een chromatine netwerk.
7
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SmilewithH. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.00. You're not tied to anything after your purchase.