Very well, I think at the oefgenvragen Clinical Psychology helped me with the certificate. I became a fan of you
Show more reviews
Seller
Follow
sport_fysio
Reviews received
Content preview
Cognitieve Grondslagen: Neuropsychologie en psychofarmacologie
Een historische schets
Luria: een globaal model
Luria (1902 - 1977) was een pionier van de neuropsychologie. Hij integreerde bestaande
neuro(psycho)logische feiten en theorieën met zijn eigen klinische waarnemingen bij soldaten die in
de Tweede Wereldoorlog hersenbeschadigingen hadden opgelopen.
Luria en zijn medewerkers behoorden tot de eersten die zich intensief met de revalidatie van
patiënten met functiestoornissen bezighielen en zich daarbij lieten leiden door neuropsychologische
theorieën en diagnostiek.
Luria zag de hersenen als één complex functioneel systeem waarbinnen diverse subsystemen een
eigen bijdrage aan de gezamenlijke activiteit leveren. Dit complete functionele systeem was uiterst
flexibel en adaptief. Wanneer een specifiek gedragsdoel door omstandigheden of stoornissen niet
kan worden bereikt, dan kan een ander subsysteem gebruikt worden om hetzelfde einddoel alsnog
te realiseren.
Naast zijn holistische theorie was Luria ook een lokalisationist en van mening dat nauwkeurige
wetenschappelijke analyse van een gedragsstoornis steeds een specifiek gestoorde factor zou
aantonen. Uiteindelijk zou ieder hersengebied gekoppeld kunnen worden aan een of meer van
dergelijke specifieke factoren.
Luria vatte de functionele architectuur van de hersenen samen aan de hand van drie globale
indelingen:
• Activatie, input en output.
Drie voortdurend interacterende functionele eenheden gerelateerd aan respectievelijk
subcorticale, posterieure en anterieure hersengebieden.
• Primaire, secundaire en tertiaire zones.
Drie hiërarchisch geordende niveaus van verwerking gerelateerd aan specifieke gebieden in
de hersenen, respectievelijk oppervlakkig, aangrenzend en diep.
• Regulatie door taalprocessen.
Gedrag dat wel of niet gereguleerd wordt door taalprocessen, gerelateerd aan respectievelijk
de linker- en de rechterhemisfeer.
Bij iedere mentale activiteit zijn de drie functionele eenheden (activatie, input en output) betrokken:
• Activatie.
Regulatie van waakzaamheid en aandacht. Betrokken structuren zijn hersenstam, diëncefalon
en de mediale gebieden van de grote hersenen.
• Input.
Cognitieve informatieverwerking door middel van waarneming, verwerking en opslag van
informatie. Betrokken structuren liggen achter de centrale fissuur, de posterieure gebieden
van de laterale cortex.
, • Output.
Organisatie van gedrag door middel van planning, regulatie en monitoring van doelgerichte
activiteiten. Betrokken structuren liggen voor de centrale fissuur, de motorische,
premotorische en prefrontale cortex.
De functionele verschillen tussen de linker- en rechterhemisfeer wordt ook wel lateraliteit genoemd.
Omdat Luria de meeste nadruk legde op de verreikende betekenis van taal voor de regulatie van
cognitieve, emotionele en planningsfuncties was voor hem de taaldominante hemisfeer de
dominante hemisfeer. Door erfelijke factoren is dit bij de meeste mensen de linker hersenhelft.
Een eerste aanzet: de testbatterij
De neuropsychologie gaat niet alleen over het theoretisch vraagstuk van de organisatie van mentale
processen in de hersenen, maar is ook een beroepsactiviteit geworden. Door gebruik van
testinstrumenten konden psychologen cognitief functioneren op een systematische manier
onderzoeken en beschrijven, iets dat eerst alleen gedaan werd door neurologen. Dit leidde tot
specialisatie van psychologen die werkzaam waren op neurologische afdelingen.
Twee belangrijke testinstrumenten die hebben bijgedragen aan deze ontwikkeling zijn:
• Halstead-Retain-testbatterij.
Ontstaan uit het samenvoegen van tests die Halstead gebruikte voor onderzoek naar het
effect van hersenletsel, met name frontale laesies, op intelligentie. De conceptuele
onderbouwing ontbrak en het vormde meer een screeningsinstrument. In korte tijd werden
verschillende aspecten van cognitief functioneren onderzocht.
• Luria-Nebraska Neuropsychological Battery.
Werd ontwikkeld in 1981 door Golden en was gebaseerd op de ideeën en testprocedures van
Luria, echter gebruikte Luria geen objectieve scores en dat gebeurde bij dit testinstrument
wel.
De neuropsychologie als zelfstandige discipline
Rond 1960 leidde twee belangrijke ontwikkelingen in Amerika tot het ontstaan van de
neuropsychologie als apart wetenschapsgebied met een eigen beroepspraktijk.
Een van de ontwikkelingen werd in gang gezet door Geschwind. Geïnspireerd door Wernicke
stimuleerde hij anderen om op zoek te gaan naar specifieke centra en verbindingen om zo het
functioneren van de hersenen beter in beeld te brengen. Een belangrijke werkwijze hierbij was het
zoeken naar dubbele dissociaties. Van dubbele dissociatie is sprake als bij een laesie op plaats X
functie A aangetast is maar B niet, en bij laesie op plaats Y functie B is aangetast maar A niet.
De tweede ontwikkeling was het onderzoek van Sperry naar de effecten van de split-brain-operatie.
Op de eerste plaats werd duidelijk dat de rechterhemisfeer in bepaalde functies beter was dan de
linker. Er was dus geen sprake van een dominante linkerhemisfeer maar van hemisfeerspecialisatie.
Door deze bevinding kwamen er onderzoeksmethoden beschikbaar waarmee onderzoek naar
lokalisatie van functies uitgevoerd kon worden.
De snelle ontwikkeling van het onderzoek naar taalstoornissen en hemisfeerverschillen zorgde
ervoor dat de neuropsychologie een eigenstandig specialisme werd.
,Naast de zorg voor mensen met psychopathologie ontstond belangstelling voor:
• De gevolgen van hersenaandoeningen op het mentaal functioneren, met name het cognitief
functioneren.
• Diagnostiek, het precies in kaart brengen van aard en ernst van stoornissen.
De Amerikaan Benton vervulde een voortrekkersrol bij de ontwikkeling op het gebied van de
neuropsychologie en stimuleerde de ontwikkeling van nieuwe neuropsychologische tests.
Cognitieve neuropsychologie
Al snel ontstond er de behoefte aan een theoretisch kader voor neuropsychologisch onderzoek.
Fodor drukte in 1983 met zijn boek een duidelijke stempel op de discussie over lokalisaties van
functies.
Fodor introduceerde de term module, een proces waar men zich niet bewust is en nauwelijks invloed
op kan uitoefenen. Bij deze opvatting van informatieverwerking maakt een duidelijk onderscheid
tussen:
• Representatie.
De informatie die door een module verwerkt kan worden of als output wordt opgeleverd.
• Proces.
De berekeningen of transformaties die op representaties worden uitgevoerd.
Fodor formuleerde een viertal kenmerken waaraan een module moet voldoen:
• Domeinspecifiek.
Een module kan alleen bepaalde informatie verwerken.
• Aangeboren.
Een module is aangeboren.
• Geïsoleerd.
Een module doet zijn werk ongeacht wat andere processen doen, andere processen kunnen
de werking van de module niet beïnvloeden.
• Eigen neurale architectuur.
Een module is een computationeel autonoom en beschikt over zijn eigen neurale architectuur.
De module deelt geen aandachtscapaciteit, geheugenprocessen of andere processen met
andere modules.
De cognitieve neuropsychologie analyseert systematisch effecten van hersenbeschadiging op
cognitieve functies, vooral door naar de aard van de fouten te kijken. Met de analyse probeert men
een bepaalde theoretische opvatting te toetsen over hoe een normaal proces verloopt, meestal
afgebeeld als een verzameling van deelprocessen in de vorm van "boxes" die met elkaar verbonden
worden door lijnen of pijlen.
Naast Fodor speelde ook Marr een essentiële rol in de theorieontwikkeling in de cognitieve
neuropsychologie. In 1982 formuleerde Marr uitgangspunten voor het construeren van een theorie
over een cognitieve functie. Bij een cognitieve functie gaat het om de omzetting van informatie van
een bepaalde soort naar een andere soort, er vindt een vertaaloperatie plaats.
,Volgens Marr, een wiskundige, moesten er voor dit proces bepaalde regels, algoritmes, beschreven
worden. Taak van de wetenschapper is daarbij:
• Benoemen welke representaties er zijn.
• Benoemen welke omzet- of transformatieregels een rol spelen bij het leveren van de juiste
output.
Geïnspireerd door Fodor en Marr gingen veel onderzoekers aan de slag om modellen te maken voor
allerlei functies. Een van de belangrijkste takken van onderzoek vanuit deze invalshoek was het
onderzoek naar verworven leesstoornissen. Onderzoek van onder andere Marshall en Coltheart
leidde tot de beschrijving van nieuwe vormen van verworven leesstoornissen, zoals fonologische
dyslexie en oppervlaktedyslexie die allemaal geïnterpreteerd konden worden vanuit een model van
visuele woordherkenning en hardop lezen.
Een ander populair onderzoeksgebied van de cognitieve neuropsychologie was de agnosie, een
stoornis in het herkennen van objecten. Warrington verrichte op dit gebied veel onderzoek en
ontwikkelde een model voor objectherkenning dat enige gelijkenis had met de theorie van Lissauer,
eerst vormherkenning daarna betekenisverlening.
De benadering van Marr, die een blauwdruk voor modulaire modellen van cognitieve functies
vormde, gaat uit van seriële verwerking waarbij omzetting van informatie plaatsvindt naar een
volgend niveau van representatie.
Toen er een nieuw soort computer op de markt kwam die parallel informatie kon verwerken leidde
dat tot hele andere opvattingen dan die van Marr, die van neurale netwerken. In eerste instantie
werd gesproken van Parallel Distributed Processing (PDP), wat aan gaf dat informatie niet strikt
sequentieel wordt verwerkt maar er ook parallelle verwerking plaatsvindt. Daarnaast verweer de
term distributed naar het idee dat een representatie van een object in het geheugen niet op een
specifieke plaats is gelokaliseerd, maar in de regen bestaat uit elementen die verspreid in het
netwerk (de hersenen) kunnen liggen.
Met de term neurale netwerken wordt gedoeld op computersimulaties, een computerprogramma
dat een bepaalde cognitieve functie nabootst. Ze zijn ontwikkeld als systemen die net als de
hersenen zouden werken. Ze worden ook wel connectionistische modellen genoemd omdat een
systeem bestaat uit een grote verzameling knopen (cellen) die met elkaar verbonden zijn (door
dendrieten). Een opvatting die nauw aansluit bij de associatieleer van de werking van het geheugen.
Typerend voor connectionistische modellen is:
• Optreden emergente eigenschappen.
Oefening (trial and error) leidt tot het vanzelf naar voren komen van eigenschappen.
• Graceful degradation.
Als men een model op de computer een bepaalde functie leert, en vervolgens knopen
"beschadigd" dan valt niet de hele functie uit, maar zal een deel van de benodigde info niet
worden "meegewogen".
• Content addressability.
Bij neurale netwerken kan een klein deel van de info al het gehele geheugenspoor activeren.
,Hoewel connectionistische modellen dicht lijken te liggen bij de wijze waarop hersenen werken is het
duidelijke dat de anatomische en fysiologische eigenschappen van het brein toch op een aantal
belangrijke punten afwijken van die van neurale netwerken.
Een belangrijk probleem is dat de neurale netwerken weinig inzicht bieden i n de wijze waarop een
proces werkelijk verloopt. Het model is vooral beschrijvend en verklaart niet veel.
De cognitieve neuropsychologische benadering veronderstelde dat men op basis van onderzoek bij
patiënten uiteindelijk wel zou kunnen komen tot een opdeling van het informatieverwerkingsproces
in de hersenen in een groot aantal modules.
Er vond een revolutionaire ontwikkeling plaats toen de neurobeeldvormende technieken ontwikkeld
werden. Voorbeelden van deze neurobeeldvormende technieken zijn:
• CT-scan.
Computertomografie waarmee men letsel in hersenweefsel kan detecteren.
• MRI.
Magnetic resonance imaging waarbij activatie van bepaalde gebieden wordt gemeten door
middel van de doorbloeding van deze gebieden.
• EEG.
Elektro-encefalografie, met name de event-related potential (ERP), waarbij men elektrische
activiteit afleidt die aan de waarneming van bepaald stimuluskenmerk is gekoppeld.
Een van de laatste ontwikkelingen is die van het registreren en functioneel analyseren van niet alleen
centra van activiteit, maar ook van vezelbanen waarlangs deinformatie verloopt tussen de
verschillende centra. De neurale netwerken met interacterende centra kunnen in beeld gebracht
worden.
Gevolg van de vele mogelijkheden van beeldvorming is dat het onderzoek zich meer is gaan richten
op de neurale correlaten van cognitieve processen. Hierdoor is er meer aandacht voor:
• Fysiologische processen in de hersenen.
• Gebieden in de hersenen die bij bepaalde processen actief zijn.
Minder aandacht is er gekomen voor theorievorming op het gebied van cognitieve processen.
Neuropsychologie in Nederland
In de 19e eeuw was het in Nederland nog heel stil rondom belangrijke discussies over de werking van
de hersenen. Het was pas in 1893 dat de eerste leerschool voor neurologie en psychiatrie werd
gevestigd door Winkler en Jelgersma.
Rond 1963 werd een studiegroep opgericht door enkele neuropsychiaters en psycholoog Deelman.
De studiegroep groeide uit tot een vereniging met medici maar ook veel logopedisten. In 1970
vestigde zich de Nederlandse Vereniging voor Neuropsychologie en langzaam maar zeker kregen de
psychologen de overhand en vertrokken de neurologen.
In 1980 werd uiteindelijk een inventarisatie gemaakt van de neuropsychologie in Nederland, wat
ook leidde tot een boek met die titel. Langzaam maar zeker schoolden steeds meer psychologen zich
om tot klinische neuropsychologen.
,De neuropsychologische praktijk
In het begin van de twintigste eeuw startte de neuropsychologie als klinisch werkveld en vanaf de
jaren '60 deed de neuropsychologie zijn intreden in Nederland.
Een van de eerste psychologen die zich systematisch bezig hield met hersenletselpatiënten was
Franz. Om meer te weten te komen over de relatie tussen hersenen en gedrag gebruikte Franz
experimenteel psychologische onderzoeksmethoden bij patiënten met hersenletsel. Voor Franz hield
men zich met name bezig met observaties.
Een van de onderwerpen waar Franz zich op richtte was plasticiteit, het vermogen van de hersenen
om zich aan te kunnen passen. Hij merkte dat op dat andere delen van de hersenen tot op bepaalde
hoogte functies kunnen overnemen, door Franz substitutie genoemd. Door deze bevindingen werd
hij een tegenstander van de ideeën over lokalisatie.
Een neuropsycholoog is een clinicus met kennis van neuropsychologische beelden en testmethoden
welke hij inzet bij de diagnostiek en behandeling van patiënten met hersenaandoeningen.
Het neuropsychologisch onderzoek
Bij het verrichten van neuropsychologisch onderzoek wordt hypothesetoetsend gewerkt. De
neuropsycholoog doorloopt een diagnostische cyclus die bestaat uit vier stappen:
• Klachtenanalyse.
Hieronder vallen de anamnese en heteroanamnese.
• Probleemanalyse.
Behelst het testonderzoek.
• Diagnosestelling.
Gegevens uit de klachten- en probleemanalyse worden geïntegreerd om tot een diagnose of
conclusie te komen.
• Indicatiestelling.
Inventarisatie noodzaak verdere diagnostiek of de mogelijkheden voor behandeling.
Bij elke stap formuleert de neuropsycholoog hypothesen, die worden getoetst met behulp van:
Een neuropsychologisch onderzoek begint met een verwijzing. Het is van groot belang dat er bij de
verwijzing sprake is van een heldere vraagstelling en goede voorbereiding om tot een doelgericht en
efficiënt diagnostisch onderzoek te komen.
Een belangrijke bron van informatie over klachten en het beloop van de klachten is de anamnese,
een gesprek met de patiënt. Met een anamnese wordt:
• Eerste indruk.
Een eerste indruk verkregen van de cognitieve vermogens en gedrag van de patiënt.
, • Werkrelatie opbouwen.
Anamnese is ook een middel om een werkrelatie op te bouwen met de patiënt.
Wanneer patiënten niet in staat zijn om tijdens een anamnese betrouwbare informatie te geven zal
men deze informatie moeten zien te krijgen bij een partner, kinderen, ouders, vrienden of andere
mensen uit de sociale omgeving van de patiënt. Er is in dat geval sprake van een heteroanamnese.
Heteroanamnese kan nodig zijn om eventuele beperkingen in het dagelijks functioneren te
inventariseren of om de draaglast van het zorgsysteem in kaart te brengen. Heteroanamnestische
info is subjectief en hoeft geen juiste weergave te zijn van het werkelijk functioneren van de patiënt.
Dit negatieve effect kan het gevolg zijn van:
• Emotionele overbelasting.
Kan zorgen voor overrapportage van klachten.
• Acceptatieproblematiek.
Kan klachten minimaliseren.
Observaties zijn een cruciaal onderdeel van een neuropsychologisch onderzoek. Observaties zijn
waarnemingen die tijdens de anamnese, het testonderzoek en zelfs buiten de onderzoekruimte
verzameld worden. Bij het observeren is het belangrijk dat de waarnemingen zoveel mogelijk worden
ontdaan van interpretatie, er moet sprake zijn van objectieve waarnemingen.
Een onmisbare functie van observaties is kijken naar de totstandkoming van de testscores. De
hoogte van een score zegt tenslotte weinig zonder informatie over de wijze waarop deze score tot
stand is gekomen.
Neuropsychologische onderzoeksinstrumenten zijn er in vele soorten en maten:
Neuropsychologen dienen te streven naar gestandaardiseerde testafname, waarbij een test elke keer
op dezelfde wijze wordt aangeboden, met de instructies zoals die zijn gebruikt voor
normeringonderzoek. Het is daarbij bijzonder belangrijk dat de patiënt de test goed begrijpen.
, Sensitiviteit is de kans dat iemand met een stoornis ook als "gestoord" uit een test of vragenlijst die
specifiek voor het opsporen van die stoornis is ontworpen naar voren komt.
Specificiteit is de kans dat iemand zonder stoornis ook als "niet gestoord" ofwel normaal uit de test
naar voren komt.
Naast tests gebruiken neuropsychologen vaak gestandaardiseerde vragenlijsten naar
persoonlijkheidskenmerken, copingstijlen en psychische klachten. Deze factoren hebben niet alleen
invloed op testprestaties, maar ook op neuropsychologische problemen in het dagelijks leven of deze
zelfs in belangrijke mate bepalen.
Bij de interpretatie worden alle verzamelde gegevens geïntegreerd waarbij men moet beoordelen of
een testresultaat afwijkend is. Om dit te beoordelen moeten verschillende afwegingen worden
gemaakt:
• Is het testresultaat valide en betrouwbaar?
• Waar ligt het afkappunt van de test en hoe zijn de normgegevens bepaald?
• Hoe is de testscore tot stand gekomen?
• Wat voor soort fouten zijn gemaakt?
• Welke oplossingsstrategieën hanteerde de patiënt?
Daarnaast moet de testscore worden bezien in het licht van:
• Observaties.
• De klachten.
• Mate van scholing, beroep en overige prestaties.
• Prevalentie.
• De te verwachten type stoornis bij een aandoening.
Prevalentie is het aantal gevallen van een bepaalde ziekte of stoornis per bepaald aantal mensen.
Incidentie is het aantal nieuwe gevallen met de ziekte binnen een bepaalde tijdsperiode.
Bij de interpretatie kunnen gemakkelijk redeneerfouten worden gemaakt. Bij het stellen van een
diagnose moet worden nagegaan of de klachten niet deels anders verklaard zouden kunnen worden,
dit wordt ook wel differentiaaldiagnostiek genoemd.
Berichtgeving over de bevindingen van neuropsychologisch onderzoek kan mondeling en schriftelijk
gebeuren. Volgens de Algemene Standaard Testgebruik, uitgebracht door het Nederlands Instituut
van Psychologen, moet de inhoud van een psychologisch rapport met een patiënt zijn besproken
alvorens de bevindingen worden gerapporteerd aan de verwijzer of in een multidisciplinair team.
In situaties waar de diagnose nog niet bekend is en het neuropsychologisch onderzoek onderdeel is
van een multidisciplinair proces, is het niet altijd wenselijk om een patiënt van de conclusie van
neuropsychologisch onderzoek op de hoogte te brengen. Dit voorkomt dat een patiënt een palet van
mogelijke verklaringen hoort voor zijn klachten en door de bomen het bos niet meer ziet.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sport_fysio. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.38. You're not tied to anything after your purchase.