Inleiding in de statistiek voor de gedragswetenschappen
Alle leerstof van Ilse Smits samengevat in een Word-document. Inclusief voorbeeldoefeningen en alle theorie. Ik behaalde met deze samenvatting een 15/20. 1ste jaar Logopedie en Audiologie aan Thomas More Antwerpen.
Hoofdstuk 1: Statistiek in het
onderzoek
Waarom doen wij aan statistiek?
- Logopedie = gedragswetenschap
- Gedrag kan gewijzigd worden door er op systematisch wijze mee om te gaan
- Gestandaardiseerde tests en therapieprogramma’s
- Klinische situaties doorgronden en algemeenheden standaardiseren door onderzoek
- Uitspraken doen over grote groepen patiënten/cliënten
Twee types van statistiek:
- Beschrijvende statistiek (fase 1)
o Voorstellen en interpretatie van resultaten uit een steekproef
o Via grafiek, normering, verdeling of kengetallen
- Inductieve statistiek (fase 2)
o Interpretatie van deze resultaten in relatie tot de populatie en andere steekproeven?
o Via verschillen en verbanden
Beiden bieden methodologisch inzichten in de onderzoeksresultaten.
Dit is onderzoek:
- Gaat over onderzoek dat op basis van waarnemingen probeert ware en algemene uitspraken
te doen over de werkelijkheid.
(Brinkman, 2006)
Een uitspraak is een bewering waarin een of meerdere objecten een eigenschap wordt
toegeschreven.
- Wetenschappelijk verantwoord onderzoek?
o Objectiviteit
o Controleerbaarheid
o Herhaalbaarheid
o Systematiek
Fasen in het onderzoek:
- Fase 1: De probleemstelling: vraagstelling en De hypothese
- Het ontwerp:
o Wat en hoe waarnemen: fase 2 De operationalisering
o Wie waarnemen: fase 3 De steekproeftrekking
- Fase 4 De gegevensverzameling
- Fase 5 De analyse van de resultaten
- Fase 6 De rapportering
FASE 1: Vraagstelling en hypothese
- De vraagstelling vloeit voort uit de theorie ofwel uit een concreet probleem
o fundamenteel onderzoek;
o toegepast onderzoek.
- Geeft aanleiding tot een hypothese
, - Vraag naar secundaire gegevens: wat hebben andere onderzoekers reeds vastgesteld?
- Vraag naar primaire gegevens
- Relatie tussen omgeving en gedrag / vaardigheden
- Deze kan gaan over het voorkomen van iets
bv. hoeveel procent van de logopedisten volgt bijscholing?
- Deze kan gaan over verschillen tussen diverse groepen, bv. hebben jongens meer kans op
dyslexie dan meisjes?
- Deze kan gaan over de samenhang tussen variabelen, bv. is er een samenhang tussen
articulatie en sociale betrokkenheid?
Onderzoeksvraag moet:
- Specifieke termen bevatten
o bv. Hebben kinderen een uitgebreide woordenschat?
- Vraagvorm hebben
o bv. Mannen zijn beter in rekenen dan vrouwen.
- Niet oordelend vragen
o bv. Halen Vlaamse kinderen voldoende op de leestest?
- Mag wel een richting aangeven
o bv. Hebben kinderen meer blokkeringen als ze onder tijdsdruk moeten praten?
Voorbeeld van een vraagstelling:
- Probleemstelling = De audioloog vraagt zich af of er toevallig meer mensen uit de buurt van
een industriële zone op consultatie komen.
- Vraagstelling = onderzoeksvraag = Heeft de leefomgeving (industrie) een significante invloed
op het gehoor?
- Hypothese = De leefomgeving heeft een significant effect op het gehoor.
- Concreet probleem
o Ik voel als logopedist dat kinderen van ouders die veel voorlezen, sterker zijn in het
lezen.
- Vraagstelling
o Bestaat er een positief verband tussen de mate van voorleesgedrag bij ouders en de
leesprestaties van kinderen?
- Onderzoekshypothese
o Het voorleesgedrag van ouders heeft een positief effect op de leesprestaties van
hun kinderen.
FASE 2: Operationalisering
- Onderzoekshypothese wordt gesteld in termen van meetbare kenmerken, variabelen.
- Operationaliseren is het transformeren van een begrip tot een meetbare variabele
Wat is een variabele?
- Een eigenschap/kenmerk van een onderzoekseenheid
(persoonsgebondenkenmerken/vaardigheden…)
o bv. Geslacht, leesvaardigheid
- Kan diverse waarden (uitkomsten) aannemen. Mensen verschillen op het vlak van deze
eigenschappen
o bv. man/vrouw
o bv. Score op een toets op 10
, - Tegengestelde van een constante
Soorten variabelen:
Onafhankelijk of afhankelijk
- Onafhankelijke variabele
o verschillen in deze variabelen worden beschouwd als oorzaak van verschillen in de
afhankelijke variabele.
o Deze variabele verdeelt de steekproef meestal in deelgroepen
o voorleesgedrag
- Afhankelijke variabele = onderzochte variabele en wijzigt onder invloed van een andere
variabele
o verschillen in deze variabelen worden beschouwd als gevolg van verschillen in de
onafhankelijke variabele
o leesvaardigheid
- Er zijn diverse niveaus van meting voor variabelen
- Voorbeeld: we verwachten dat de actieve woordenschat uitgebreider is bij intelligentere
kinderen
o Afhankelijke variabele: score op de Actieve Woordenschattest: (TVK onderdeel)
o Onafhankelijke variabele: subgroep o.b.v. IQ: zwak/beneden gemiddeld/gemiddeld/
boven gemiddeld
Discreet of continu
- De discrete variabele: wijzigt sprongsgewijs met minimaal 1 eenheid, er zijn geen
tussenwaarden mogelijk
o Dichotoom: 2 waarden
Natuurlijk (geslacht)
Kunstmatig (categorieën) vb. geslaagd en niet geslaagd
o Polytoom: meerdere waarden
Het aantal mensen
Score
Stemkwaliteit heesheid: normaal/licht afwijkend /matig afwijkend/sterk
afwijkend
- De continue variabele: wijzigt geleidelijk, tussen twee meetwaarden is steeds een derde
mogelijk door verfijning van de meetschaal
o Afstand/inhoud/tijd/…
Alfanumeriek of numeriek
- Alfanumerieke variabelen bevatten categorieën als mogelijke antwoorden, we benoemen,
beschrijven
o Letters/Symbolen/Getallen (zonder waarde)
o Weinig bewerkingen mogelijk
- Numerieke variabelen zijn meetbaar
o Getallen (met waarde of niveau)
o Vergelijking onderling en berekeningen mogelijk
Variabelen koppelen aan meetniveaus:
- MEETNIVEAU = soort variabele en de manier waarop deze geoperationaliseerd is
, o Wanneer de stemzuiverheid gemeten wordt via Praat en de parameter HNR dan
werken we op het rationiveau.
HNR is een continue,
kwantitatieve variabele
o Als deze variabele geoperationaliseerd wordt door een beoordelaar de stem te laten
inschatten op een schaal werken we op nominaal of ordinaal niveau
We kiezen dan een discrete, kwalitatieve categorie (variabele)
o De statistische procedures die mogelijk zijn voor het statistische onderzoek worden
bepaald door het meetniveau van de variabele
De meetniveaus:
- NOMINAAL:
o Wanneer we een kwaliteit benoemen: de ene waarde is niet meer, beter, … dan de
andere, ze zijn enkel verschillend (categorische of kwalitatieve variabelen) bv.
geslacht
o Er is geen volgorde tussen de verschillende antwoordcategorieën
o Er is geen nulpunt
o Er is geen eenheid en bewerkingen zijn dus niet mogelijk
o Er bestaan geen verhoudingen tussen de antwoordmogelijkheden
o Een meting valt steeds binnen minimaal en maximaal 1 klasse (categorie) en is dus
uniek
o Het is een getal, letter, woord of symbool
- ORDINAAL:
o Wanneer we een kwaliteit benoemen die een bepaalde rangorde inhoudt: de ene
waarde is groter dan de andere bv. Niveaus binnen een bedrijf (rangordeschaal), de
afstanden tussen de verschillende antwoorden is niet altijd gelijk
o Er is een volgorde tussen de verschillende antwoordcategorieën
o Er bestaan geen verhoudingen tussen de antwoordmogelijkheden (de directeur is
niet 3 maal hoger dan de hoofdlector)
o Er is geen nulpunt
o Er is geen eenheid en bewerkingen zijn dus niet mogelijk
o Een meting valt steeds binnen minimaal en maximaal 1 klasse (categorie) en is dus
uniek
o Het is een getal, letter, woord of symbool
o Een kwantitatieve variabele kan omgevormd worden naar een ordinale variabele
door categorieën te maken. Deze wordt dan kwalitatief.
- INTERVAL:
o Wanneer we een kwantitatieve meting doen (°C / tijdsbepalingen / IQ / testscores),
de afstanden tussen de mogelijke meetwaarden is altijd hetzelfde bv. Het
geboortejaar (1995)
o Er is een volgorde tussen de verschillende antwoorden
o Er bestaan geen verhoudingen tussen de antwoorden (afstand is gelijk maar niet in
verhouding)
o Er is geen absoluut nulpunt: 0/20 wil niet zeggen dat er geen kennis is
o Er is een eenheid en bewerkingen + en - , x en : zijn dus mogelijk
o Een meting is uniek en steeds mogelijk
o Het is een getal
- RATIO:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller floormichiels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.58. You're not tied to anything after your purchase.