Dit document is een samenvatting van alle hoorcolleges en werkcolleges van het vak Geschiedenis van het Medialandschap ME1V15001. Ook zitten er opdrachten / samenvattingen tussen van hoofdstukken uit het handboek: Gorman, Lyn, en David McLean. Media and Society into the 21st Century. A Historical I...
Hoorcollege 1: ‘Modernisering’ als historisch kader
Leerdoelen:
- Kennis over de (media)geschiedenis
- Bewustzijn van de rol en status van theoretische kaders
- Academische vaardigheden
Onderwerp van de cursus:
De geschiedenis van het medialandschap begint vanaf ongeveer 1450 - het einde van de
middeleeuwen en toen de drukpers werd uitgevonden. Deze vroegmoderne periode is van
+/- 1450 tot 1789 (Franse Revolutie). De moderne periode begint vanaf 1789. De focus van
deze cursus ligt op West-Europa en de VS.
Analytisch kader:
Het analytisch kader is de theorie die Jürgen Habermas beschrijft in zijn boek
‘Strukturwandel der Öffentlichkeit’ (1962). Deze theorie past in de stroming Frankfurter
Schule. Het is een combinatie van Marxisme, de sociologie van Max Weber en
psychoanalyse. De Frankfurter Schule ontstond in de jaren ’20, na de eerste wereldoorlog.
Er was een heroverweging van het Marxisme doordat de communistische revolutie in
Duitsland was mislukt en er in de communistische Sovjet-Unie repressie was. Habermas is
een tweede generatie denker in deze filosofie. Binnen deze tweede generatie kwam er een
nieuw vraagstuk in beeld; Hoe kon Duitsland een nationaal-socialistische dictatuur zijn
geworden?
Habermas’ theorie is de Strukturwandel: over het ontstaan en de verdere ontwikkeling van
de ‘openbaarheid’ of ‘publieke sfeer’. De Engelse vertaling van zijn boek uit 1989 was
belangrijk voor het nadenken over de inrichting van de nieuwe democratieën in Oost-
Europa.
Het centrale thema van Habermas’ theorie is de relatie tussen overheid en burger
gezien in context van modernisering van de Westerse samenleving. Het gaat vooral in op
economische en politieke modernisering en er is bijzondere aandacht voor de rol van de
media.
Max Weber was de grondlegger van de theorie over modernisering. Hij verdedigde
dat modernisering wordt veroorzaakt door rationalisering. Habermas ging hierin verder door
er openbaarheid en media bij te betrekken.
Habermas’ theorie is finalistisch/teleologisch; het redeneert naar het heden toe. Hij
probeert het heden te begrijpen door een blik vanuit het verleden. Dit is een niet erg goed
perspectief, omdat de geschiedenis zichzelf nooit herhaalt. Het is wel modernistisch en
invloedrijk, want dit soort denkers gebruiken dat perspectief.
Daarnaast is de theorie bewust normatief: Habermas wil een model ontwikkelen dat zorgt
dat de samenleving daaraan gaat voldoen (een norm stellen). Dit is een kenmerk van de
Frankfurter Schule.
Economische modernisering:
Agrarisch-rurale economie
De kenmerken hiervan zijn dat er vooral wildernis is en een paar kleine zelfvoorzienende
samenlevingen, bijna geen grote steden dus. Er was erg beperkte handel, alleen
luxeproducten voor de rijken en bijvoorbeeld zout. Geld was hier niet belangrijk, er was
vooral ruilhandel en de kooplieden trokken rond.
Handelskapitalisme
In de 14e eeuw kwamen er veranderingen door betere landbouwtechnieken. Er waren
landbouwoverschotten en er kwam ruimte voor nijverheid die ging produceren voor een
anonieme markt en het handelsvolume groeide. Kooplieden kozen nu een vaste
vestigingsplaats in de stad en geld werd belangrijker.
3
, Industrie- en consumptiekapitalisme
Door weer betere productietechnieken was er een industriële revolutie. Er was
massaproductie voor massamarkten die geografisch steeds groter werden. Er kwam
wereldwijd transport op gang van grondstoffen en producten en het kolonialisme kwam op
als afzetmarkten en om grondstoffen vandaan te halen.
Politieke modernisering:
Feodaal koningschap 800-1150 CE
Feodaliteit werd ingevoerd om de positie van de koning te versterken. De leenheer geeft
bescherming en grond in ruil voor trouw, raad en daad. Raad is meer dan alleen advies, het
is vooral dat de vazal/leenman het bestuur en de rechtspraak verzorgde. Dit systeem was
beperkt effectief, omdat de koning niet dichtbij was, door opvolgproblemen tussen de
leenmannen en door verbrokkeling van feodale rijken door vererving. Get gevolg hiervan
was dat een feodale koning niet meer was dan een primus inter pares. Het centrale
staatsgezag was vaak zwak.
New monarchy en absolutisme vanaf 1150 CE
Er kwam een versterking van het koningschap dankzij de opkomst van een geldeconomie.
De koningen lieten hun vazallen de verplichtingen afkopen met geld, gaven steden vrijheden
in ruil voor geld/belasting en ze leenden geld bij kooplieden/bankiers. De koning gebruikte
het geld voor een huurleger, om ambtenaren in te huren om daarmee een bestuursapparaat
te vormen en om geleerden in te huren die het koninklijk gezag d.m.v. concepten en
theorieën legitimeerden.
Het effect hiervan was dat het centrale staatsgezag sterker werd. De benaming voor
dit nieuwe type staat was ‘new monarchy’ en in overtreffende trap absolutisme.
Maar tegelijkertijd was er ook potentiële verzwakking van het koningschap door de
geldeconomie. Soms maakte een koning zich te afhankelijk van geldschieters en
belastingbetalers. Doordat burgers belasting moesten betalen, ontwikkelden economisch
sterke burgers politiek bewustzijn en zij gingen over van alles in debat, ook de koninklijke
macht.
Volgens Habermas zijn er twee effecten:
De eerste is dat debatterende burgers een conceptueel onderscheid verzinnen tussen de
privésfeer (religie, huiselijke sfeer, economie) en de sfeer van het openbaar (staats-)gezag.
De staat mocht zich niet bemoeien met de privésfeer, volgens de burgers.
Het tweede is de vorming van een ‘sociaal domein’ voor rationeel debat tussen burgers, die
samen een ‘publiek’ vormen. De naam voor dat domein is ‘de openbaarheid’ of ‘publieke
sfeer’. Eerst ging het vooral over literatuur, maar later ook over de politieke publieke sfeer.
Dit debat ging over o.a. de relatie tussen burger en overheid. De ‘burgerlijke openbaarheid’
gaat dienen als een platform waar burgers als groep zelfbewustzijn opbouwen en niet meer
zomaar onderdanen van de koning zijn. Dit wordt zo een basis voor verandering van het
staatsgezag. Er komt een sterker wordende roep om parlementaire democratie.
Dit proces loopt niet overal historisch en geografisch gelijk. Het is gedifferentieerd.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Minketb. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.