Jaar 1 ISW. Samenvatting van de hoorcolleges van het vak 'Introductie maatschappijwetenschappen, de moderne samenleving.' Ik heb met deze samenvatting een 8,6 voor het tentamen gehaald. Bekijk ook eens mijn andere samenvattingen van keuzecursussen en verplichte vakken van de bachelor ISW :)
HC 1: Sociologie, cultuur en samenleving
4 februari 2020
Sociologie studie van sociale relaties tussen mensen, samenlevingen. Houdt zich bezig met de
vraag hoe samenlevingen gecreëerd worden, welke effecten ze hebben en wat er gebeurt als er
dingen veranderen. Kijken naar sociale structuren, processen en factoren in een samenleving.
Waarom is de samenleving zoals ie is? Afstand nemen van het eigen perspectief en de wereld
bekijken vanuit de sociologische verbeelding (Mills) waarbij je probeert achter de
vanzelfsprekendheden te kijken. Bijv. wat zit erachter dat sommige mensen rijk zijn en sommige
niet? Volgens Mills begrijpt de gemiddelde persoon niet dat zijn eigen problemen onderdeel zijn van
een groter geheel. Volgens hem moeten individuen hun beperkte perspectief beperken en moeten ze
de sociale verbeelding gebruiken om de grotere betekenis van onze ervaringen te begrijpen.
Sociale constructie de samenleving is iets dat door sociale processen tot stand is gekomen. Het
wordt als vanzelfsprekend ervaren, men vraagt zich niet snel af hoe het tot stand is gekomen. Het is
geen natuurlijke constructie, maar gemaakt door de mensheid. Het verandert steeds en er kunnen
vragen bij worden gesteld.
Sociale orde socialisatie, sociale normen en waarden. Dingen in de samenleving zijn op een
bepaalde manier geordend. Iedereen leert om zich op een bepaalde manier te gedragen. Hoe de
sociale orde in elkaar zit, is niet willekeurig. Bijv. iedereen in de klas werkt rustig aan een opdracht,
terwijl er vast wel mensen bij zitten die doen alsof of die eigenlijk weg zouden willen.
Verklaringen:
1. Rationeel gedrag
2. Zelfinteresse/ belang en stimulansen (bijv. goede indruk achter willen laten of willen slagen)
3. Normen (als je een norm hebt geïnternaliseerd, gedraag je je verder naar de verwachtingen
van de norm.)
4. Overtuigingen en waarden
Agency and structure De vraag van het belang van individuele en sociale factoren en het
samenspel daartussen.
Sociale verandering Het sociale leven is dynamisch. Er vinden veranderen plaats door mensen.
Wisselwerking omdat men de verandering creëert, maar er ook door wordt beïnvloed.
De sociologie is ontstaan in een context van grote maatschappelijke veranderingen. Men wilde
begrijpen hoe veranderingen tot stand kwamen en welke effecten het had. Ontstaan eind 18 e eeuw,
begin 19e eeuw. De industriële revolutie heeft een bijdrage geleverd aan de sociologie. Het ontstane
idee van sociologie wordt teruggevoerd op Auguste Comte.
Sociale denkers
Auguste Comte:
Had het idee dat je maatschappelijke processen, sociale feiten moet kunnen bestuderen op een
wetenschappelijke manier. Sociologie moet volgens hem bijdragen aan het welzijn van de mensheid
door met behulp van wetenschap menselijke gedrag te voorspellen en te controleren.
Herbert Spencer (Wegbereider):
,Heeft de term survival of the fittest ontwikkeld. HIeld zich bezig met de sociale orde, hoe de structuur
van de sociale samenleving in elkaar zit. Was geïnspireerd door de evolutietheorie. Paste deze
principes toe op menselijke samenlevingen. Deze benadering werd later bekend als het sociaal
darwinisme. Ontwikkeling is de natuurlijke uitkomst van individueel prestatie. Een samenleving kan
de levenskwaliteit van mensen alleen voor iedereen verbeteren als iedereen zijn gedrag verandert
om hun individueel potentieel te optimaliseren. Mensen die het goed doen in de samenleving zijn
blijkbaar de mensen die dat verdiend hebben omdat ze de sterkere mensen zijn. De evolutionaire
principes verklaren welke positie je inneemt. Daarnaast van mening dat de staat niet moet bemoeien
met het verbeteren van het leven van individuen, omdat dat in tegenstelling is met de natuurlijke
orde: de beste personen slagen, de rest loopt achter door hun eigen gebrek aan inspanning of
vermogen.
Émile Durkheim (Grondlegger):
Heeft een van de eerste echte sociologische onderzoeken gedaan. Sociale feiten kunnen net zo
bestudeerd worden als andere fenomenen. Keek naar specialisatie in het productieproces. De
arbeidsverdeling vermindert de solidariteit niet. Als men andere arbeid gaat doen, zou solidariteit
kunnen verminderen. Er ontstaat andere solidariteit: er kan orde en solidariteit blijven bestaan
omdat mensen afhankelijk van elkaar zijn organische solidariteit. Hij keek naar patronen in suïcide,
het is niet enkel iets individueels, er zitten sociale processen achter. Sociale structuur beperkt wat wij
kunnen doen als individuen.
- Sociale feiten sociale aspecten die gedrag van individuen beïnvloeden. Sociale feiten
moeten wetenschappelijke bestudeerd worden.
- Arbeidsverdeling beroepsspecialisatie, samenwerking in productiesysteem door de
industriële revolutie
- Organische solidariteit sociale cohesie door samenspel van delen van de samenleving
- Sociale begrenzing invloed van groepen, samenleving op individueel gedrag
- Anomie situatie waarin sociale normen invloed op het individu verliezen
Karl Marx (Grondlegger):
Één van de grootste denkers van de 19 e eeuw die grote invloed heeft gehad. Ziet economische
processen als de basis van sociale processen. Het systeem zal zich ontregelen door de conflicten
tussen verschillende groepen. Sociale conflicten zijn drijfveer van maatschappelijk verloop.
- Historisch materialisme: economische factoren spelen een centrale rol in veranderingen
- Analyse van kapitalisme: privaat vermogen wordt geïnvesteerd om winst te behalen
Max Weber:
Geïnspireerd door Marx. Gekeken naar de toenemende efficientie die ontstaan naarmate de
industriele revolutie vorm krijgt.
- Rationalisatie precieze berekeningen, planning en organisatie beheersen in toenemende
mate het sociale leven. De rol en het belang van efficiëntie
- Bureaucratie type grote organisatie met diverse specifieke functies een duidelijke
hiërarchie en geschreven regels en of procedures. Voorbeelden: ziekenhuizen, scholen,
overheidsorganisaties.
- Sociale verandering kritiek op analyse van Marx van sociale veranderingen. Niet alleen
economische, ook ideeën, waarden en cultuur belangrijke rol voor zogenoemd protestants
arbeidsethos.
, Harriet Martineau:
Eerste vrouwelijke socioloog. Als iemand een gemeenschap bestudeert, moet diegene focussen op
alle aspecten inclusief politieke, religieuze en sociale instituties. Daarnaast vond zij dat een analyse
van een samenleving al haar leden (dus ook vrouwelijke leden) moet bevatten. Ook betoogde ze dat
sociologen meer zouden moeten doen dan enkel observeren. Ze moeten ook manieren zoeken die
voordelen hebben voor de samenleving. Tot slot was ze de eerste die een sociologisch oog vestigde
op eerder genegeerde issues en instituties als huwelijken, kinderen, ras relaties.
Du Bois:
Kwam met het concept van double consciousness een manier van praten over identiteit door de
lens van ervaringen van african americans. Hij betoogde dat de amerikaanse samenleving african
americans naar hunzelf laat kijken vanuit de ogen van anderen. Hij claimde daarnaast dat iemand
zelfbewustzijn en iemand identiteit erg beïnvloed zijn door historische gebeurtenissen en sociale
omstandigheden.
Moderne theoretische benaderingen:
Symbolisch interactionisme (Mead): symbolen (je hebt geleerd hier betekenis in te zien),
kernelementen van sociale interactie. Belang van betekenis van woorden, beelden. Begrijpen van zelf
en wat anderen zeggen en doen. Wat voor effecten hebben symbolen op ons zelf en hoe ontstaat
ons zelfbeeld in die communicatie.
Functionalisme: Sociale factoren verklaard in termen van hun functie. Normen, gebruiken, tradities
en instituties hebben functies om de sociale orde te bewaren. Sociale orde door socialisatie en
sociale controle. Begrijpen wat het effect is van sociale processen.
- Manifeste functies: functies van sociale activiteit die bedoeld zijn door een actor. De actie
was de intentie van het individu.
- Latente functies: consequenties die niet bedoeld en herkend zijn door de leden van het
sociale systeem. Bijv. stereotyperingen.
Conflicttheorie: rol van macht en dwang in de sociale orde. Problemen en tegenstellingen in de
samenleving. Mensen hebben verschillende mate van macht. Mensen met meer macht kunnen zich
zo organiseren dat andere mensen zich voegen.
- Marxisme: macht is het vermogen om doelen te bereiken. Macht werkt via een ideologie:
gedeelde ideeën, opvattingen, rechtvaardiging.
- Feministische theorie: sociologisch perspectief. Het belang van gender in de analyse van
sociale processen. Begrijpen van unieke ervaringen van vrouwen.
Rationele keuze theorie: Gedrag wordt beïnvloed door het eigen belang van het individu. Het
individu kiest de optie waar hij zelf het meeste profijt van heeft of belang bij heeft, ook al kan hij niet
altijd zien wat dat zou moeten zijn. Wordt bekritiseerd omdat ons gedrag niet altijd rationeel is.
Postmodernisme theorie: Het idee dat de samenleving niet langer geleid wordt door een
geschiedenis of door vooruitgang. De postmoderne samenleving is pluralistisch en divers zonder
groot verhaal die zijn ontwikkeling leidt. Gaat er vanuit dat er alleen maar kleine en verschillende
verhalen zijn. Er is veel verscheidenheid en diversiteit in perspectieven waarbij media een belangrijke
rol speelt. Er is geen waarheid die ons verbindt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophietolhuisen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.