Uitwerkingen van de door Prof. Verkes gemaakte zelfstudieopdrachten, incl. de vindplaats van het antwoord in het boek indien van toepassing. Verkes verstrekt geen antwoorden. De vragen zijn grotendeels oude tentamenvragen. Ik heb ook vragen uit de zelfstudieopdracht als tentamenvraag gehad. Ik heb ...
Forensische psychiatrie – zelfstudieopdrachten
Hoorcollege 2: het gedragskundig onderzoek PJ (H1 en H18)
Vragen hoofdstuk 1
1. In Tabel 1-4 staan psychische functies en gerelateerde psychiatrische symptomen. Bekijk
het interview in de onderstaande clip en beschrijf wat je opvalt aan het denken qua vorm en
inhoud. Hoe is het gesteld met de stemming en het affect bij deze man?
https://www.youtube.com/watch?v=zX9OTDzyNdQ
2. Op blz. 28 staat dat de definitie van de grens tussen een psychiatrische ziekte en
gezondheid gekleurd wordt door tijd en plaats.
Zou je bijvoorbeeld iets kunnen zeggen over de cultureel verschillende perceptie van pedofilie
over de tijd? (dit staat niet in dit hoofdstuk)
Ja, als pedofilie wordt gezien en erkend als een ziekte, is er bij de maatschappij wellicht wat
minder waardeoordeel over het zijn van bv. een slecht persoon als iemand deze gevoelens
heeft. Het wordt zo meer gezien als een aandoening waar iemand voor behandeld moet
worden.
3. Waarom gaat het in de psychiatrie voornamelijk om ‘descriptieve’ classificaties?
Een classificatie is idealiter gebaseerd op de beschrijving van een syndroom, de oorzaken,
het ziekteproces en de prognose van het ziektebe1eld. Deze zaken zijn in de psychiatrie over
het algemeen niet met zekerheid vast te stelen. De huidige psychiatrische
classificatiesystemen berusten grotendeels op syndroomdiagnoses. Het gaat om descriptieve
classificatie: het beschrijven van de symptomen. (p. 37)
4. In de psychiatrie hanteert men (tegenwoordig) een categoriaal classificatiesysteem. Men
hanteert criteria vastgelegd in de ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’
(DSM-5) of de ‘International Statistical Classification of Diseases and Related Health
Problems’ (ICD-11).
Wat is het voordeel van het gebruik van deze classificatiesystemen? Noem ook tenminste
twee potentiële nadelen.
Een categoriaal classificatiesysteem maakt een kwalitatief onderscheid tussen gezondheid en
ziekte. Het bestaat uit duidelijk te onderscheiden categorieën die elkaar niet overlappen
waarbij elke categorie kenmerkende symptomen heeft. (p. 37 t/m 39)
Voordeel: het is duidelijk wat er met een psychiatrische classificatie wordt bedoeld en de
tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid is veel groter dan vroeger wat vooral van belang is voor
wetenschappelijk onderzoek van de werkzaamheid van psychiatrische geneesmiddelen.
Nadelen:
1) De DSM heeft alleen betrouwbare classificaties zijnde mensen met bepaalde kenmerken
onder een groep brengen, dat is niet het vaststellen van een bepaalde aandoening in
individuele gevallen.
2) De illusie is ontstaan dat iedereen een psychiatrische diagnose kan stellen door criteria
aan te kruisen waar iemand aan voldoet. Het vaststellen van een psychiatrische stoornis eist
,echter veel kennis en ervaring van de psychiatrie.
3) DSM-classificatie heeft een te grote betekenis gekregen omdat het bepalend is geworden
voor de vraag of zorg vergoed wordt door de zorgverzekeraar.
5. Op blz. 40 staat dat “Naast een eventueel aanwezige stoornis kunnen ook contextuele
factoren medebepalend zijn bij het gedrag van betrokkene.” Iemand met ‘ADHD’ kan
afhankelijk van de omstandigheden meer of minder last hebben van zijn
concentratieprobleem. Kan je hier zelf een voorbeeld bij bedenken?
Iemand die ADHD heeft maar een gestructureerd leven en een prettige leefomgeving heeft,
heeft hier wellicht minder last van of kan beter omgaan hiermee dan iemand die dit niet heeft.
Vragen hoofdstuk 18
1. Wat wordt op blz. 247 bedoeld met de uitspraak “De aandacht verschoof enigszins van
daad naar dader.”?
Met de Nieuwe (Moderne) Richting was het idee binnen het strafrecht niet langer alleen
vergelding, maar ook bescherming van de maatschappij tegen delictgevaarlijke personen.
Het ging niet langer alleen om de daad, maar ook om de persoon die een daad gepleegd had.
Er moest onderzoek worden gedaan naar de persoon van de dader en hoe deze persoon komt
tot delictgedrag. Deze ontwikkeling zorgde voor een rechter die voorgelicht wilde worden
over de persoon van de dader, waardoor een toename van de vraag naar forensisch
psychiatrische rapporten was. (p. 247).
2. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een ‘juridisch stoorniscocept’ en een ‘gedragskundig
stoornisconcept’. Waarom is dit onderscheid van belang?
Het juridisch stoornisconcept is breder dan het gedragskundig stoornisconcept. Het belang is
erin gelegen dat de vaststelling van de stoornis aan de rechter is waarbij gedragskundigen
slechts een adviserende rol hebben en de aanwezigheid van een stoornis in juridische zin is
niet beperkt tot de stoornissen in DSM-5. (p. 251)
3. Waarom staat in ons strafrechtssysteem de onafhankelijkheid van de deskundige minder
onder druk dan in de Angelo-Amerikaanse jurisdicties?
Het Anglo-Amerikaanse recht is adversair in plaats van inquisitoir zoals in Nederland.
De verdediging en openbaar aanklager zijn hier de partijen in het conflict en presenteren de
zaak, inclusief bewijs, deskundigen en ondervraging. De deskundigen worden hier door
partijen ingehuurd en krijgen te maken met een ‘battle of the experts’. De onafhankelijke
positie kan onder druk komen te staan omdat de opdrachtgever een gunstig rapport wilt en
zich wilt bemoeien met de inhoud hiervan.
Nederland kent een systeem waarin de rechter een veel grotere rol heeft. Deskundigen
worden vaak op verzoek van de rechtbank gevraagd om te adviseren aan de rechter over de
verdachte. Het doel van het strafproces is niet dat verdachte of OM de conclusies van de
deskundige onderuit gaan halen. De onafhankelijkheid en kwaliteit van de deskundige wordt
gewaarborgd door het NRGD. (p. 249-250)
,4. Voor de Wet Verplichte GGZ (voorheen BPOZ) en het strafrecht zijn verschillen in
stoornissen die relevant zijn. Kan je een stoornis noemen waarvoor dit geldt?
De juridische beslissing in een specifieke context bepaalt welke stoornissen in aanmerking
komen. De wetgever heeft de Wet BOPZ zo toegelicht dat het gaat om aanlegstoornissen met
voornamelijk biologische oorsprong vs. geestvermogens die kortere of langere periode
tijdelijk of blijvend gestoord raken. Persoonlijkheidsstoornissen zijn expliciet uitgesloten,
terwijl juist persoonlijkheidsgestoorden in die tijd door de wetgever als specifieke doelgroep
voor tbs werden beschouwd waarvoor dezelfde definitie van een stoornis geldt. (p. 251)
5. Hoe komt de indicatie voor een pJ rapportage tot stand?
Indicatiestelling: welk type rapport is het meest geschikt voor beantwoording van de vragen?
De officier van justitie of rechter-commissaris als opdrachtgever moeten hierover een
beslissing nemen. Zij kunnen zich hierbij laten ondersteunen door het computerprogramma
Boog of laten adviseren door het NIFP. (p. 255)
6. In Nederland zijn een aantal instanties die zorgdragen voor de kwaliteit van de pJ
rapportages. Welke instanties zijn dit en wat is hun rol?
NRGD: deskundigen moeten hier geregistreerd zijn om PJ-onderzoek te kunnen verrichten
(op verzoek van de officier van justitie); er worden eisen gesteld aan opleiding en rapportage
en er geldt een gedragscode waaraan de deskundigen zich moeten houden.
NIFP: bemiddelt bij de match tussen opdracht en rapporteur waarbij aansluiting wordt
gezocht bij de specifieke deskundigheid van een rapporteur.
(p. 259-263)
7. Een verdachte mag weigeren om mee te werken aan het pJ onderzoek. Moet er dan toch een
rapport worden opgesteld? Welke mogelijkheden zijn er om toch informatie te verzamelen om
tot beantwoording van de vragen te komen?
Als een verdachte weigert, moet alsnog een rapport worden opgesteld.
Er kan alsnog informatie worden ingezameld over verdachte op basis van bv.
milieuonderzoek en oudere medische rapportages. Als het een feit is waarvoor voorlopige
hechtenis is toegestaan, is ook klinische observatie een mogelijkheid. Verdachte komt dan op
een zogenaamde weigerafdeling waar nagenoeg dezelfde procedure kan worden gevolgd als
op een ‘normale’ afdeling. (p. 263)
8. Als een verdachte het niet eens is met het advies van een pJ rapportage, is het dan mogelijk
om een andere deskundige in te schakelen?
Ja, de verdediging mag altijd een verzoek doen tot contra-expertise. Hij kan dit verzoeken via
het OM of de rechter-commissaris dan wel zelf een deskundige opdracht geven. (p. 260)
9. Hoe zit het met het recht op inzage, recht op correctie en recht op blokkering door
onderzochte bij een strafrechtelijke pJ rapportage? (staat niet in het boek)
Recht op inzage: de psychiater moet het rapport met de onderzochte bespreken. De
onderzochte mag opmerkingen maken over de inhoud.
, Recht op correctie: feitelijke onjuistheden in de auto-anamnestische gegevens mogen door
onderzochte gecorrigeerd worden. Dit ziet niet op het oordeel of advies. Het Wetboek van
Strafvordering kent geen bepaling voor onderzochte die hem het recht geeft wijzigingen aan
te brengen in een rapport, maar dit staat wel in art. 36 WBP. Het gaat om het corrigeren van
onjuistheden van feitelijke aard. Het correctierecht heeft aldus geen betrekking op het
professioneel oordeel/advies in het rapport.
Recht op blokkering: het blokkeringsrecht van de onderzochte uit de WGBO is niet van
toepassing in strafzaken, omdat de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen verzet.
Deskundigen zijn op grond van het Wetboek van Strafvordering verplicht om diensten te
verlenen zoals de opdrachtgever vordert. De onderzochte kan het uitbrengen van een
rapportage dus niet tegenhouden.
Hoorcollege 3: psychotische stoornissen (H4 en H19)
Bekijk de volgende video clip over Gerald.
https://www.youtube.com/watch?v=gGnl8dqEoPQ
1. Noteer wat u ziet of hoort van de volgende psychotische symptomen:
Paranoïde waanideeën
Hallucinaties
Gedesorganiseerde spraak
Gedesorganiseerde gedrag (maniërismen)
2. Denkt u dat Gerald vrijwillig op de afdeling zal blijven?
Vindt u dat er voldoende reden is om hem gedwongen opgenomen te houden?
Casus
Een 30-jarige man wordt meegenomen naar het politiebureau nadat zijn woning door brand is
verwoest. Hij verklaart daar dat hij in de hal van zijn woning brand gesticht had om de
indringers die zich op de eerste verdieping hadden verschanst uit te roken. Hij vertelt dat deze
indringers hem in opdracht van de CIA afluisterden om belastende informatie te verzamelen
voor zijn buren om hem het huis uit te zetten. Hij had via een website speciaal voor hem
bestemde informatie ontvangen waaruit hij dit kon afleiden. Hij zegt verder dat hij een
vreemde geur rook in zijn woning. Eerder die dag was zijn broer nog bij hem thuis langs
geweest, maar deze zei dat hij niets bijzonders rook of zag. Verdachte denkt daarom dat zijn
broer ook in het complot zit.
3. Van welk type psychotische symptomen is hier (waarschijnlijk) sprake?
Olfactorische hallucinaties: ruiken van geuren die er niet zijn.
Paranoïde waan: het idee dat hij achtervolgd wordt (mensen in zijn huis) in opdracht van de
geheime dienst; broer in het complot.
Betrekkingswaan: speciaal voor hem bestemde informatie op een website.
Later blijkt dat betrokkene bekend is bij de GGz met de diagnose schizofrenie.
Stel dat u als psychiater benoemd wordt als rapporteur in deze zaak.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Babettedebruijn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.