100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Jurisprudentie contractenrecht verdiept $4.28   Add to cart

Other

Jurisprudentie contractenrecht verdiept

 41 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Uitgebreide uitwerking jurisprudentie contractenrecht verdiept

Preview 4 out of 36  pages

  • August 20, 2020
  • 36
  • 2019/2020
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Jurisprudentie contractenrecht verdiept
HR Ammerlaan/Enthoven

Het arrest Ammerlaan/Enthoven. Mag de schuldenaar ook opschorten wanneer de omvang
van zijn vordering nog niet vaststaat? De Hoge Raad heeft deze vraag in zijn arrest van 21
september 2007, NJ 2009, 50 (Ammerlaan/Enthoven) beantwoord. Paprikakweekster
Ammerlaan had eind 1998 ten behoeve van haar kwekerij een installatie van Enthoven
Electra BV gekocht. Nadat Ammerlaan de installatie in gebruik had genomen, is in februari
1999 wortelverbranding aan de paprikaplanten in haar kwekerij ontstaan, waardoor zij
schade heeft geleden. Een gebrek in de door Enthoven geleverde installatie bleek de oorzaak
van de wortelverbranding te zijn. Ammerlaan heeft Enthoven op grond van art. 6:74 BW
aansprakelijk gesteld. Omdat er nog onduidelijkheid over de (exacte) omvang van de door
haar geleden schade was, heeft Ammerlaan in rechte een veroordeling van Enthoven tot
schadevergoeding, nader op te maken bij staat gevorderd (vgl. art. 612 Rv). Ammerlaan had
de koopprijs voor de installatie, (omgerekend) € 50.500, nog niet voldaan. Vandaar dat
Enthoven (in de procedure) een reconventionele vordering tot betaling van de koopprijs
heeft ingesteld. Ammerlaan heeft, als gedaagde in het geschil in reconventie, een beroep op
opschorting gedaan: zij meende de betaling van de koopprijs te mogen opschorten. Het
bedrag van de koopprijs zou dan kunnen worden verrekend met haar vordering tot
schadevergoeding (op Enthoven) zodra er duidelijkheid over de omvang van die vordering
zou zijn. Maar mocht Ammerlaan haar betalingsverplichting (aangaande de koopprijs) wel
opschorten nu er nog geen duidelijkheid over de omvang van haar vordering was? Het hof
heeft deze vraag (in hoger beroep) ontkennend beantwoord. Volgens het hof was geen
sprake van een “opeisbare” vordering als bedoeld in art. 6:52 lid 1 BW omdat de omvang van
de door Ammerlaan geleden schade nog niet vaststond. De Hoge Raad heeft dit oordeel
vernietigd, daartoe overwegend: “Het feit dat de omvang van een vordering voorshands nog
niet vaststaat, brengt niet mee dat die vordering nog niet opeisbaar is. Ook indien de
omvang van een vordering tot schadevergoeding pas in een later stadium komt vast te staan
– bijvoorbeeld (...) in een afzonderlijke procedure zoals een schadestaat (...) – is die
vordering opeisbaar vanaf het moment dat de schade is geleden en aan de voorwaarden
voor aansprakelijkheid is voldaan.” De schade is bij de wortelverbranding in februari 1999
ontstaan. Aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid ex art. 6:74 BW was toen voldaan,
waardoor Ammerlaans vordering tot schadevergoeding op Enthoven vanaf februari 1999
opeisbaar was (ook al was er toen nog onduidelijkheid over de omvang van die vordering).
Ammerlaan mocht zich dus in de procedure, ter afwering van de vordering tot betaling van
de koopprijs, op opschorting beroepen. Er kan dan een verrekening (ex art. 6:127 BW)
plaatsvinden zodra er duidelijkheid over de omvang van de schadevergoedingsvordering is
ontstaan.

,Hoe dient de rechter in een concreet geval om te gaan met een opschortingsverweer
wanneer (de omvang van) de “tegenvordering” die de schuldenaar stelt op zijn schuldeiser
te hebben, (nog) niet vaststaat? In het arrest Ammerlaan/Enthoven heeft de Hoge Raad de
volgende “aanwijzingen” voor deze situatie gegeven: a. De schuldenaar die zich op
opschorting beroept, zal de door hem gestelde “tegenvordering” en de omvang daarvan
voldoende moeten onderbouwen; b. De rechter dient vervolgens te onderzoeken of de
gestelde tegenvordering bestaat en of de omvang daarvan opschorting rechtvaardigt; c.
Indien er nog een afzonderlijke procedure moet volgen voordat (de omvang van) de
tegenvordering vaststaat, zal de rechter mogen volstaan met een voorshands oordeel over
(de omvang van) die tegenvordering. Blijkt de tegenvordering achteraf een geringere
omvang te hebben dan de rechter eerder op grond van zijn “voorshands oordeel”
aannemelijk heeft geacht, dan heeft er – achteraf gezien – onterecht een opschorting
plaatsgevonden, waardoor het verzuim van de schuldenaar terstond (dus zonder
ingebrekestelling) is ingetreden.
De concrete “uitwerking” van deze aanwijzingen zou in de zaak Ammerlaan/Enthoven op het
volgende neerkomen. Ammerlaan diende haar beroep op opschorting te onderbouwen door
haar vordering tot schadevergoeding te concretiseren, waarbij zij zich ook (gemotiveerd)
over de omvang van deze vordering moest uitlaten. Aan deze op haar rustende stelplicht
heeft Ammerlaan voldaan. De rechter behoorde vervolgens te onderzoeken of opschorting
gerechtvaardigd was. Omdat de omvang van Ammerlaans tegenvordering nog onduidelijk
was, mocht hij met een “voorshands oordeel” volstaan. Mij is niet bekend of en op welke
wijze het geding tussen Ammerlaan en Enthoven na het arrest van de Hoge Raad is
voortgezet. Maar stel: de rechter heeft (na verwijzing) de opschorting voorshands
gerechtvaardigd geacht. Ter zake van Ammerlaans vordering tot schadevergoeding is
vervolgens een schadestaatprocedure (ex art. 612 Rv) gevoerd. Stel: in deze (afzonderlijke)
procedure is Ammerlaans vordering vastgesteld op € 20.500. Dan heeft de opschorting,
achteraf gezien, voor € 30.000 ten onrechte plaatsgevonden. Ammerlaan dient dan alsnog
deze € 30.000 aan Enthoven te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf
het moment dat zij zich op opschorting heeft beroepen (dat was in het jaar 2000). Dit zou
dus betekenen dat Ammerlaan over een behoorlijk aantal jaren wettelijke rente over die €
30.000 verschuldigd is (n.b.: de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW is hier niet aan de
orde omdat Enthovens vordering van vóór 2002 dateert).

HR Tyco/Delata

Een beroep op de onzekerheidsexceptie van art. 6:263 BW is ook mogelijk ter zake van een
verplichting tot betaling van een factuur waarvan de betalingstermijn reeds is verstreken, als
de debiteur gegronde vrees heeft voor niet-nakoming door de crediteur van zijn
daartegenover staande verplichtingen. Ontbinding van de overeenkomst kan volgens art.
6:271 BW ook als gevolg hebben dat de debiteur over een reeds verstreken periode van zijn
verbintenissen wordt bevrijd.

,Partijen hebben een “software update overeenkomst” gesloten, waarbij Delata zich
verplichtte om minimaal twee keer per jaar een software update te leveren aan ADT, de
rechtsvoorgangster van eiseres tot cassatie Tyco. De te leveren updates werden
geproduceerd door de Duitse onderneming Autec. Het dealercontract van Delata met Autec
is per 1 januari 2007 beëindigd. Geruchten over deze beëindiging kwamen ter ore aan ADT,
die hierop de betaling heeft geweigerd van een factuur d.d. 29 januari 2007 ten belope van €
68.267, betreffende door Delata te leveren updates over het jaar 2007. Delata heeft zich op
het standpunt gesteld dat ADT tot betaling van deze factuur gehouden bleef, nu geen
schriftelijke opzegging van de overeenkomst had plaatsgevonden. Bij brief van 16 maart
2007 heeft de advocaat van ADT laten weten dat ADT de betaling van de factuur opschortte
en dat zij na verloop van een termijn van twee weken gerechtigd zou zijn de overeenkomst
te ontbinden.
Delata vorderde vervolgens betaling van de factuur d.d. 29 januari 2007. Het hof wees deze
vordering toe, daartoe overwegende dat er over het jaar 2006 (nog) geen sprake was van
een tekortkoming van Delata, zodat ADT in maart 2007 niet bevoegd was de betaling op te
schorten en de overeenkomst te ontbinden. Volgens het hof kwam ADT ook geen beroep toe
op de onzekerheidsexceptie van art. 6:263 BW, aangezien de factuur van Delata al op 12
maart 2007 had moeten zijn voldaan, zodat ADT op 16 maart 2007, toen zij zich op
opschorting beriep, reeds in verzuim verkeerde ten aanzien van de betaling van de factuur.
Dit oordeel houdt in cassatie geen stand. Evenals Advocaat-Generaal Wuisman (zie zijn
conclusie, sub 2.7 e.v.) acht de Hoge Raad het door ADT gedane beroep op de
onzekerheidsexceptie in dit geval toelaatbaar:
“3.4.2 Ingevolge art. 6:263 lid 1 BW is de partij die verplicht is het eerst te presteren,
niettemin bevoegd de nakoming van haar verbintenis op te schorten, indien na het sluiten
van de overeenkomst te harer kennis gekomen omstandigheden haar goede grond geven te
vrezen dat de wederpartij haar daartegenover staande verplichtingen niet zal nakomen. Tyco
heeft aangevoerd dat zij de factuur over 2007 ondanks de overeengekomen betalingstermijn
niet behoefde te voldoen, omdat zij goede grond had te vrezen dat Delata in 2007 haar
verplichtingen niet zou nakomen. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het
dealercontract tussen Delata en Autec per 1 januari 2007 was beëindigd, zodat Delata niet
langer toegang had tot de software-updates. Het hof heeft de door Tyco gestelde vrees
gegrond bevonden (rov. 28). Dit brengt mee dat Tyco ingevolge art. 6:263 lid 1 BW niet
binnen de overeengekomen termijn behoefde te betalen en zich daartoe – ook voor het
eerst na het verstrijken van die termijn – kon beroepen op haar in dit artikel bedoelde
opschortingsrecht (vgl. HR 11 januari 2008, LJN BB7195, NJ 2009/342).”
Het oordeel van de Hoge Raad komt er dus op neer dat een beroep op de
onzekerheidsexceptie van art. 6:263 BW ook (nog) mogelijk is ter zake van een verplichting
tot betaling van een factuur waarvan de betalingstermijn reeds is verstreken, als de debiteur
gegronde vrees heeft voor niet-nakoming door de crediteur van zijn daartegenover staande
verplichtingen. Deze beslissing is in lijn met het eerdere (door de Hoge Raad genoemde)
arrest Hartendorp/Kooij c.s. uit 2008, waarin werd overwogen dat, “nu de bevoegdheid tot

, opschorting moet worden gezien als een verweermiddel van de schuldenaar in verband met
een tegenvordering die hij op zijn schuldeiser heeft, een beroep op een opschortingsrecht in
beginsel steeds kan worden gedaan door de schuldenaar, ook wanneer de schuldeiser in
rechte een vordering tot nakoming instelt”.
Het hof had voorts onder meer overwogen dat de uiteindelijke ontbindingsverklaring van
ADT, die was opgenomen in haar conclusie van antwoord d.d. 7 november 2007,
ingevolge art. 6:269 BW geen terugwerkende kracht had en daarom alleen kon zien op
facturen over 2008 en 2009, en niet op de litigieuze factuur d.d. 29 januari 2007.
Ook dit oordeel houdt in cassatie geen stand. Volgens de Hoge Raad kan een contractspartij
zich door ontbinding ook, zoals in casu, over een reeds verstreken periode bevrijden van
haar verbintenissen:
“3.5 (…) De klacht is gegrond. Een ontbinding bevrijdt immers de partijen van “de daardoor
getroffen verbintenissen” (eerste zin van art. 6:271 BW), en blijkens de tweede zin van art.
6:271 BW kan een partij door ontbinding van de overeenkomst ook over een reeds
verstreken periode van haar verbintenissen bevrijd worden (vgl. HR 6 juni 1997, LJN ZC2389,
NJ 1998/128, rov. 3.5). Tyco heeft gesteld dat Delata haar verbintenissen vanaf begin 2007
niet meer is nagekomen en dat zij, Tyco, op die grond haar betalingsverplichting over 2007
heeft opgeschort en de overeenkomst – in haar conclusie van antwoord van 7 november
2007 – buitengerechtelijk heeft ontbonden.
Dat brengt mee dat de ontbinding de verbintenissen uit de software-overeenkomst vanaf
begin 2007 treft, zodat Tyco door die ontbinding ook bevrijd wordt van haar
betalingsverplichting over 2007.”
De Hoge Raad doet de zaak zelf af. Nu Delata niet (genoegzaam) had bestreden dat zij vanaf
begin 2007 in de nakoming van haar verbintenissen uit de overeenkomst was
tekortgeschoten, was ADT, mede gelet op de door haar advocaat per brief d.d. 16 maart
2007 uitgebrachte ingebrekestelling, bevoegd de overeenkomst met ingang van 2007 te
ontbinden, aldus de Hoge Raad (rov. 3.6). Het vonnis van de rechtbank, strekkende tot
afwijzing van de vordering van Delata, wordt daarom bekrachtigd.

HR Eurostrip/Newa

Dat een partij zich niet kan beroepen op verrekening wegens een overeengekomen
verrekeningsverbod, staat er niet aan in de weg dat zij zich op een opschortingsrecht kan
beroepen als aan de eisen daarvoor is voldaan.
Newa zou aan Eurostrip een installatie leveren voor de productie van steenstrips. De
installatie haalde de overeengekomen productiecapaciteit niet en Eurostrip schortte de
betaling van de laatste termijn op, in afwachting van betaling van schadevergoeding door
Newa wegens tekortschieten in de overeenkomst. Newa vorderde betaling van de laatste
termijn. Rechtbank en hof wezen de vordering van de curator van het inmiddels failliet
verklaarde Newa toe, en verwierpen het beroep van Eurostrip op opschorting (art. 6:262
BW).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kiki95. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.28
  • (0)
  Add to cart