Deze samenvating omvat alle te kennen hoofdstukken van het vak methodologie: kwantitatief onderzoek voor de gezondheidszorg. De nummering van de hoofdstukken werd behouden zoals in het handboek weergegeven. De samenvatting omvat zowel de slides als de hoofdstukken in het boek. Met deze samenvatting...
DEEL 3: DESIGNING AND CONDUCTING
QUANTITATIVE STUDIES TO GENERATE EVIDENCE
FOR NURSING
HOOFDSTUK 9 : KWANTITATIEF ONDERZOEKSDESIGN
9.1 GENERAL DESIGN ISSUES
9.1.1 CAUSALITEIT
Veel onderzoeksvragen hebben betrekking op oorzaken en effecten (gevolg). Bijvoorbeeld:
THERAPY/TREATMENT = Interventievragen effect van een therapie op uitkomst variabele
(vb. Biedt telefoontherapie verbetering?)
• PROGNOSIS = Verwachtingsvragen (vb. Verband tussen geboortegewicht en
ontwikkelingsstoornis)
• CAUSATION/ETIOLOGY/HARM Vragen over ziekteoorzaken en schade Relatie tussen
risicofactoren en ziekte (vb. Verband tussen roken en longkanker) Probabilistische oorzaak
(niet deterministisch). Vb. (etiologie OV): Wat is het aandeel van roken in het ontstaan van
longkanker? Roken is een probabilistische oorzaak aangezien dat we weten dat roken uw
kans op longkanker verhoogt. Maar niet deterministisch, want niet elke roker ontwikkelt
kanker.
Concept van causaliteit: Als onderzoeker zicht krijgen op causale relaties.
De meeste fenomenen hebben meerdere oorzaken. Oorzaken van gezondheids-gerelateerde problemen zijn
meestal niet beslissend, maar wel waarschijnlijk. D.w.z. de oorzaken vergroten de kans dat een effect zal
voorvallen.
Criteria van Causality (oorzakelijk verband)
Lazarsfeld (1955) geeft 3 criteria voor oorzakelijkheid :
• Een oorzaak moet voorafgaan aan een effect (tijdsaspect/temporal)
• Er moet een verband zijn tussen de vooronderstelde oorzaak en het vooronderstelde effect
(empirische relatie)
• Het verband tussen oorzaak en effect mag niet kunnen verklaard worden door een derde
variabele. We moeten zeker zijn dat er geen andere variabele de uitkomst bepaald/aan de
grondslag ligt. Vb: rokenkanker (derde variabele alcohol) (No confounding).
• Coherentie: gelijkaardig bewijs bekomen vanuit verschillende bronnen/studies.
• Consistentie: gelijkaardig niveau van statistisch verband bekomen in verschillende
studies.
• Biologische waarschijnlijkheid: Bewijs vanuit laboratorische en psychologische studies dat
oorzakelijkheid aannemelijk is (biologische verwachting)
9.1.1.1 EFFECT: THE COUNTERFACTUAL MODEL
Counterfactual: Wat zou er gebeurd zijn met dezelfde mensen die blootgesteld zijn aan een
oorzakelijke factor, indien ze gelijktijdig niet blootgesteld worden aan deze (causale) factor.
Effect : verschil tussen wat er gebeurde met blootstelling en wat er zou gebeurd zijn zonder.
Dit is uiteraard een ideale voorstelling die nooit kan gerealiseerd worden. (Mensen kunnen niet
tegelijkertijd blootgesteld worden aan een factor, én niet aan een factor). De centrale taak voor alle
onderzoek dat naar oorzaken peilt, is om een aannemelijke benadering te creëren voor deze
psychologisch onmogelijke counterfal. MAW: We gaan dus opzoek gaan naar een model die dit het
meest kan benaderen en dat is de RCT.
9.1.2 DESIGN TERMINOLOGIE
De termen uit onderzoeksdesigns zijn zowel afkomstig uit medische en sociale wetenschappen. (In
tabel 9.1. op pagina 203 zie je de verschillende onderzoeksdesigns zowel in sociaal
wetenschappelijke termen als in medische termen.)
9.2 EXPERIMENTAL DESIGN
Experiment (of RCT : randomized controlled trial): Hierbij werkt de onderzoeker actief mee, hij is
geen passieve observator.
De RCT wordt beschouwd als de gouden standaard voor het voortbrengen van betrouwbaar
bewijsmateriaal omtrent oorzaken en effecten. Onderzoekers kunnen relatief zeker zijn i.v.m. de
echtheid van het oorzakelijk verband omdat ze onder gecontroleerde voorwaarden geobserveerd
worden en omdat de criteria voor het erkennen van de oorzakelijkheid vervuld zijn. Experimenten
bieden het meest overtuigende bewijs van het effect van de ene variabele op de andere.
2
,Kenmerken RCT:
● Manipulatie: De onderzoeker doet iets met ten minste enkele participanten, er is
een soort van interventie. De onafh variabele manipuleren.
● Controle: De onderzoeker voert controle uit over het experiment. Hij bedenkt
eveneens een benadering van counterfactual. Gewoonlijk is dit een controlegroep,
die de interventie niet krijgt.
● Randomization: De onderzoeker wijst de participanten op een
willekeurige/toevallige basis toe aan de controlegroep of aan de experimentele
groep (=interventiegroep)
● (eventueel blinding)
9.2.1 DESIGN FEATURES OF TRUE EXPERIMENT
Functies van Experimental intervention :
9.2.1.1 MANIPULATIE
Onderzoekers manipuleren de onafhankelijke variabele door een behandeling
(interventie) toe te dienen aan sommige mensen, en dit te weerhouden van
anderen, of hen een andere behandeling toe te dienen. De onderzoekers wisselen
bewust de onafhankelijke variabele (de vooronderstelde oorzaak) af en observeren
het effect hiervan op het resultaat.
Het geheel van de interventie moet beschreven worden in een formeel protocol. De
vragen die de onderzoeker hierin moet behandelen zijn de volgende :
● Wat is de interventie en hoe verschilt het van de normale behandeling?
● Welke specifieke procedures zullen gebruikt worden voor degene die de
interventie krijgen?
● Wat is de dosering of intensiteit van de interventie?
● Over welke periode zal de interventie toegediend worden? Frequentie? Start
behandeling?
● Wie zal de interventie toedienen? Wat zijn hun bekwaamheden? Welke
specifieke training zullen ze krijgen?
● Onder welke voorwaarden zal de interventie plaatsvinden?
Identical intervention: Het doel van de RCT’s is om een identieke interventie te
bekomen voor alle mensen in de experimentele groep. In RCT krijgt iedereen i/d I-
groep dezelfde interventie.
Er is een groeiende interesse voor de Patient-centered intervention/tailored. Het
doel van deze PCI’s is om de behandeling te optimaliseren door de karakteristieken
of noden van mensen mee in rekening te nemen (totaliteit). Maw er kan afhankelijk
3
, van de conditie/karakteristieken aan die groep een andere interventie toegekend
worden. Hierbij zal je een grotere steekproef nodig hebben om het verschil I-C te
zien. Bijvoorbeeld :
Een voorbeeld van een PCI is het transtheoretisch model (hoofdstuk 6). De
interventie is op maat van de patiënten gemaakt, om hun bereidheid tot verandering
na te gaan.
PCI’s zouden effectiever zijn dan gestandaardiseerd onderzoek, maar hier moet nog
meer onderzoek rond gevoerd worden.
9.2.1.2 CONTROLE
Controlegroep : groep deelnemers wiens resultaten worden gebruikt ter beoordeling
van de onderzoeksresultaten, verkregen door de behandelde groep. De
controlegroep krijgt geen interventie, of krijgt een alternatieve behandeling.
De mogelijkheden voor de counterfactual (of controlegroep) zijn de volgende:
Geen behandeling (ethisch, praktisch?)
Een alternatieve behandeling (bv. 2 verschillende types therapie; medicatie
a en medicatie b)
● Een placebo: pseudo-interventie, geen therapeutische waarde. Dit voorkomt
expecting bias.
● Standaard zorgmethoden. Meest gebruikt (ene patiënt krijgt de standaard
behandeling, de andere de experimentele behandeling)
● Verschillende dosering of intensiteit van de behandeling, waarin alle
deelnemers een versie van de behandeling krijgen, maar de behandeling van
de experimentele groep is rijker, intenser of over een langere tijdspanne.
Gedeeltelijke behandeling.
● Wachtlijst controlegroep : De controlegroep krijgt uiteindelijk de volledige
behandeling, na het experiment. Uitgestelde behandeling.
Attention control Group : wanneer men de mogelijkheid heeft dat de
verkregen effecten veroorzaakt worden door de speciale aandacht die men
geeft aan de behandelende groep wil uitsluiten. Men weet bijvoorbeeld als
onderzoeker dat aandacht geven van invloed kan zijn op het resultaat. Het
idee is om de actieve ingrediënten te scheiden van de inactieve (de speciale
aandacht). C-groep krijt ook aandacht.
Methodologisch is een test best wanneer de ene groep een intense behandeling krijgt, en de andere
groep niets. Ethischer is echter de wachtlijst controlegroep en de alternatieve behandeling. Bij dit
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vb2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.48. You're not tied to anything after your purchase.