100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Theory & Research Colleges $4.83
Add to cart

Class notes

Theory & Research Colleges

 35 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Colleges van Theory & Research volledig uitgewerkt

Preview 10 out of 81  pages

  • August 30, 2020
  • 81
  • 2019/2020
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller
Colleges Theory & Research volledig uitgewerkt
Leerdoelen Theory & Research
 Integreren van theorie, onderzoek en klinische praktijk in het veld van medische psychologie
 Evalueren van de huidige state-of-the-art van medisch psychologisch onderzoek
 Deze kennis gebruiken in medische wetenschap
 Aanbevelingen geven voor het overkomen van barrières in de medische psychologie
 Hoe kunnen andere disciplines gebruikt worden in het vinden van oplossen van deze
barrières
 Kunnen discussiëren over de rol van medische psychologie in de vooruitgang van nationale
en wereldgezondheid
 Uitleggen en bespreken van de complexiteit of (lifetime) gezondheidsgedragingen en
ziektemanagement
College 1: The field of Medical Psychology (MP)
Onderwerpen college 1
 Het veld van Medische Psychologie
 Scientist-Practioner Model
 Geschiedenis
 Screening
 Bijdragen van MP
 The Great Debate
 RCT vb. ENRICHED
 Biopsychosociaal Model
Wat is Medische Psychologie?
We gaan 4 hoofddomeinen integreren in het vak:
1. Ziekte en gezondheid
2. Gedragsfactoren
3. Psychologische factoren
4. Sociale factoren
Dit is Medische Psychologie in een notendop. Voorbeelden: hart- en vaatziekten, kanker,
diabetes. In principe hebben bijna alle ziekten een psychologisch component. Disease:
duidelijke oorzaak is aan te wijzen, bij een disorder is dat niet het geval.
Gezondheidspsychologie zit meer op de public health, terwijl MPSY meer in ziekenhuizen en
eerstelijnsgezondheidszorg (huisarts) zit. Onderzoeksinstituten, universiteiten behoren ook tot
het werkveld van een Medisch Psycholoog.
MD = arts. Je kunt bijna niet direct van de huisarts doorverwezen worden naar een MP. Er loopt
hiervoor wel een onderzoek in Friesland om dit te veranderen. Wanneer een patiënt naar je toe
wordt verwezen, begin je met een intake om de problematiek in kaart te brengen. Veel
individuele korte termijn behandelingen, soms groepstherapie.

Volwassenen Kinderen Neuropsycholoog
Interne geneeskunde Kinderarts Neuroloog
Cardioloog Dermatoloog Geriater
Longarts Chirurg Interne geneeskunde


1

, Gynaecoloog
Uroloog


Onderzoek wordt veel gedaan:
 Risicofactoren van verschillende aandoeningen.
o Odds ratio: boven de 1 heb je verhoogd risico
o Odds ratio: onder de 1 verlaagd risico.
o 1 in CI: geen significant effect.
 Verschillende mechanismen zoals stemming, beweging etc.
 Verschillende uitkomsten zoals de prognose van een ziekte
 Hoe goed werkt een bepaald type behandeling?
 In hoeverre zijn mensen functioneel om te werken, thuis te blijven wonen?
 Gedragspatronen zoals stoppen met roken.
 Kwaliteit van leven is ook erg belangrijk.
 Daarnaast wordt er ook veel onderzoek gedaan naar verschillende theorieën, methoden en
interventies. Blended care: combinatie van reguliere interventies en e-health.
Geschiedenis van MPsy
 Ons veld hangt heel erg samen met de ontwikkelingen van technologie.
o Daarom begint ons veld ook al een beetje in de Verlichting.
o Met de uitvinding van de microscoop konden we bv. bacteriën zien.
 Psyche werkt ook steeds belangrijker in de Freudiaanse tijd.
o Toen kwamen de psychodynamische theorieën op gaan.
o Een patiënt van Freud, Anna O. had last van hysterische problematiek en neurologische
problemen.
o Hij kwam op het idee dat zij de ziekte en dood van haar vader niet kon verwerken.
o Diagnose is inmiddels wel achterhaald, maar geeft aan dat Freud ook al de oorzaak van
lichamelijke symptomen zocht in de psyche.
 1930: Society voor psychosomatische geneeskunde wordt gevormd
 1970: Society voor de gedragsgeneeskunde wordt gevormd
 1970: Gezondheidspsychologie wordt gevormd
 Het lichaam en de geest worden weer als éen gezien

Belangrijke onderzoekers
 Hans Selye: onderzoek naar stress en HPA as.
o Hij heeft stress gedefinieerd.
o Zag dat chronische fysiologische arousal leidde tot ziekte.
 Richard Lazarus: Hij heeft ook veel werk gedaan in de jaren ’80 met betrekking tot
individuele stress (iedereen reageert anders).
o Hij keek naar de psychologische kant van chronische stress.
o Hij stelde dat de appraisal van een gebeurtenis essentieel was voor het begrijpen van
gezondheidsuitkomsten.
 Walter Cannon: veel onderzoek naar fight/flight reactie en stresshormonen zoals
adrenaline.

2

, o Hij is dus bezig met acute stress.
o Bewegingen van de maag kunnen worden beïnvloed door de emotionele staat.
o Stress verhoogt de glucose, adrenaline, bloeddruk en ademhaling = fight/flight reactie.
 Framingham Study: daar komt het idee dat er risicofactoren zijn voor hart- en vaatziekten
vandaan.
o Hier is de oorsprong te vinden.
o Levensstijl hoort hierbij (ongezond eten, roken etc.).
 INTERHEART study heeft plaatsgevonden in verschillende landen
o 10.000 patients vergeleken met gezonde controles.
o Deze mensen werden vergeleken op niveaus van verschillende vormen van stress.

Screening
Op basis van grote onderzoeken zoals dit zijn er verschillende richtlijnen opgesteld voor
screening. Angst en depressie, werkstress, persoonlijkheid zoals Type D, PTSS zijn bv.
risicofactoren waar je rekening mee moet houden. Depressie is onder behandeld, ook d.m.v.
antidepressiva, in hart en vaatlijden. Meer bewijs voor mensen met een ernstige depressie dan
met een milde depressie.
Met screenen kun je mensen behandelen die anders niet of later behandeld zouden worden.
Screening is ook belangrijk voor het type behandeling dat je gaat gebruiken en onderzoek –
zowel klinische praktijk als wetenschap. Juiste tools nodig om te screenen. Screening heeft
alleen zin als er ook een bepaalde interventie is die je daarna kan geven. Support groups zijn
een low level interventie. Wat werkt het beste voor deze patiënt? Maak altijd gebruik van
evidence-based behandelingen. Screening dmv:
 Vragenlijsten
 Interviews
 Algemeen vs. Ziekte specifiek
In de gaten houden:
 Lengte (in GGZ heel lang, in ziekenhuis heel kort)
 Moeten ze vertaald worden?
 Zijn ze gratis of moet je ervoor betalen?
 Hoe zit het met copyright?
 In hoeverre zijn patiënten beschikbaar
 Hoe zit het met de tijd en personeel die je nodig hebt
 Validiteit
 Betrouwbaarheid

Voordelen Screening Nadelen Screening
Vroege detectie Het is heel erg duur m.n. bij kanker
Hierdoor betere zorg (ook meer opties qua Momentopname, beïnvloedt de
behandeling) betrouwbaarheid (vooral bij psychosociale
factoren, soms ook bij kanker)
Sneller de juiste diagnose Te kort aan personeel
Lagere lange termijnkosten Te kort aan betrouwbare tools
Mogelijk betere uitkomsten Mogelijk slechtere uitkomsten



3

, Sensitiviteit: proportie mensen met de ziekte die een positieve uitslag hebben. Maat voor
de gevoeligheid van de test.
 Specificiteit: proportie mensen die de ziekte niet hebben en een negatieve uitslag hebben.
 Beiden wil je zo hoog mogelijk hebben.
The Great Debate (2002)
APA heeft dit debat opgeroepen. Waarom doen artsen bijna niets met onze adviezen of doen ze
dit wel, maar weten wij dit niet? Kritiekpunten vanuit de geneeskunde:
 Correlationele designs en geen klinische trials – is minder sterk
 Kleine effecten (risico ratio’s waren tussen 1.5-3)
 Geen statistische controle voor confounders
 Intentie tot behandel analyse: als je in controlegroep zit en je gaat het middel gebruiken, blijf
je alsnog bij de controle in de geneeskunde.
o In psychologie ligt de focus op degenen die de behandel- of controlegroep afmaken
zoals bedoeld werd (niet switchen, stoppen).
o Hierdoor worden de effecten van de behandeling gemaximaliseerd.
o Degenen voor wie het niet werkte, worden namelijk niet meegenomen in de analyse.
 Slordig met het random indelen van mensen
 Replicatie is niet goed genoeg
 We overinterpreteren de effecten en onze belangrijkheid, we hebben er een bias voor. Dit is
vooral bij multipele testen
 We weten niet genoeg over de mechanismen
 Het zijn geen directe effecten, het gaat altijd via gedragspatronen zoals beweging.
Hun conclusie was dat gedragstherapie geen direct effect heeft, dus we gebruiken het niet. Hun
kritiek was echter ook niet altijd even waardevol:
 Gebaseerd op slechts 23 studies
 Ze hadden echter alle studies over gezondheidsgedrag en uitkomsten zoals stoppen met
roken niet meegenomen.
 Bv. hoge bloeddruk heeft ook maar een klein effect, dus dat argument klopt dan ook niet.
 Bij veel medische ingrepen interventies wordt ook niet gebruik gemaakt van randomisatie.
o Kan ook niet altijd net zoals in de psychologie.
o In de farmacologie werkt het bijna altijd wel goed.
 In de geneeskunde en farmacologie zijn de mechanismen ook niet altijd bekend.
o Bv. waarom heeft aspirine een gunstig effect op hart- en vaatziekten?
 Dus niet alle argumenten vanuit de geneeskunde zijn goede argumenten.
Van de Great Debate moet je het algemene idee en de conclusie kennen. Belangrijk is het
component van kritisch blijven denken.
Artsen hebben hun vraagtekens bij self-report data. Betrouwbaarheid is echter wel goed van dit
soort instrumenten. Wij zijn er afhankelijk van, is niet altijd makkelijk. Dubbele standaard: wat in
de geneeskunde kan, kan meestal in de psychologie ook, ziet er alleen wat anders uit.
Problemen in de geneeskunde:
 Hormoontherapie om een risicofactor te veranderen werkte niet.
o Het risico werd door de therapie juist hoger ipv lager.

4

, Hartritmestoornissen verhogen sterftecijfers.
o Echter medicijnen om dit te onderdrukken verhoogde ook de sterftecijfers.
 Dit geldt ook voor het agressief verlagen van bloedsuiker.
Consequenties van Great Debate
 Beter onderzoek
 Standaardrichtlijnen voor het doen van onderzoek
 Meer kritisch denken – waar gaat het om?
 Randomisatie en blinderen kan beter
 Geschikte controlegroepen gebruiken – is wel lastig om te bedenken
 Je moet kijken naar de klinische benefit en causale benefits (echte benefits)
 Wat zijn je belangrijkste uitkomsten en wat zijn bijzaken?
The ENRICHD Trial
 Bijna 3000 hartpatiënten. 2/3 was depressief, rest had lage sociale support.
 CGT werd toegepast en tegenover normale zorg neergezet.
 Na 3 jaar kwam er een follow-up.
 Gekeken naar het effect op:
o Klinische events
o Mortaliteit
o Depressie
o Kwaliteit van leven.
 Hamilton Depression score is een interview. Ze hebben dus een vragenlijst en een interview
gebruikt.
 Bij de BDI zag je een duidelijk verschil tussen CGT en controlegroep.
 Verschil was kleiner bij het interview. Grafiek laat het verschil voor en na zien.
 CGT werkte over alle groepen samengenomen niet.
o Voor mannen werkte het beste, voor vrouwen werkt het averechts.
o Bij minderheden zie je hetzelfde als voor vrouwen (als het werkt, moet odds ratio lager
dan 1 zijn).
 In de 3e grafiek kwamen de risicofactoren onder de rode lijnen voor als de depressie minder
werd.
o Voor degenen die depressiever werden, werd de rest ook erger.
o Alleen gekeken naar de mensen die ook echt depressief waren.
 CGT verbeterde significant de depressie, maar was wel een klein effect.
o Bij deze mensen zorgde het ook voor betere uitkomsten.
o Geen overall effect op het verminderen van de post-MI mortaliteit.
o Significant effect op korte termijn, op lange termijn werkte het niet.
 Conclusie: Om de cardiologische uitkomsten te verbeteren, kun je beter een andere
behandeling dan CGT gebruiken.
RCT = randomised controlled trial. Consort Guidelines worden het meest gebruikt in klinische
trials. Ze schrijven precies voor hoe je de verschillende onderdelen van artikel moet opstellen.
 Titel moet zo neutraal mogelijk zijn.
 In de introductie moet je heel duidelijk je hypothese beschrijven.
 Je moet ook in de methode beschrijven wat je prioriteiten zijn.

5

, Wat is je belangrijkste uitkomst?
 Statistische power moet je ook vermelden.
 Hier is ook een checklist voor opgesteld.
 Als je iets niet hebt gedaan, waarom heb je die niet gedaan? Kon het niet?
Cochrane Review = de holy grail in de geneeskunde. Bij deze review geldt: effect van 1 is heel
groot, effect van 0 is geen effect. Je ziet dan een groot effect, maar kwaliteit van het onderzoek
zelf is laag tot gemiddeld. In de cardiologie zijn al langer en betere trials dan in de oncologie. In
cardiologie is het ook makkelijk, je hebt een heel duidelijk event. Dit is in de oncologie niet het
geval, duurt ook langer.
Biopsychosociale model (Engel)
Een baanbrekend model toen het uitkwam. Om een patiënt echt goed te begrijpen, moet je niet
alleen kijken naar de biologische systemen zoals de organen en weefsels, maar moet je ook
kijken naar de patiënt in de bredere context. Kijk naar de familie, sociaal supportsysteem,
culturele invloeden. Het gaat dus verder dan het hier en nu van het biologisch functioneren en
de persoonlijke interactie met die patiënt. Vb: hoe hangt hypertensie samen met stress en
etniciteit of hoe hangt een chronische ziekte samen met depressie en cultuur?




Chronische ziekten hebben hun neerslag op de psyche, want je leeft er nu mee. Vroeger ging je
er te snel dood aan. Dit is dus een ‘nadeel’ van de betere geneeskunde. Daarom big topic in
onderzoek. Daarnaast kunnen psychiatrische stoornissen leiden tot risicogedrag wat vervolgens
weer kan leiden tot ziektes. Tegenwoordig wordt er ook steeds meer gekeken naar
traumatische gebeurtenissen, zowel in de kindertijd als oudere leeftijdsgroepen.
Je kan in ons vakgebied op verschillende manieren kijken naar de realiteit:
 Vanuit de psychologie naar je uitkomsten - de objectieve ziekten en het ziektegedrag.
 Je kan ook kijken naar mensen die verschillende ziekten hebben.
 Dan kun je kijken naar hoe dat leidt naar uitkomsten in de psychologie bv. gedrag.




6

,Oefening maagzweer: idee is dat een bacterie verantwoordelijk is voor maagzweer. Echter niet
iedereen die deze bacterie heeft, heeft maagzweer. Artsen vinden dat je niet hoeft te kijken naar
de psychologie. Hoe kun je dan dit verschil verklaren?
Voorbeeld tentamenvraag:
Wat is het minst belangrijkst bij de keuze om een gestructureerd interview gebaseerde
screeningsinstrument te gebruiken voor angst in de klinische praktijk?
A. De beschikbaarheid van behandeling dat wordt geboden na de screening
B. Prevalentie van angst
C. Lengte van het instrument
D. Wie voert de screening uit (verpleging, artsen)
Samenvatting college 1
 Het veld van Medische Psychologie
 Scientist-Practioner Model
 Geschiedenis
 Screening
 Bijdragen van MP
 The Great Debate
 RCT vb. ENRICHED
 Biopsychosociaal Model
College 2: The Science behind MPsy
Onderwerpen college 2
 Screening
 Gerelateerde statistieken van testen als screening

7

, Evidence-based medicine
 Levels van bewijs
 Uitkomsten (Kwaliteit van Leven)
 Hard, soft en patiënt-reported outcomes
 Theoretische Modellen
Statistische eigenschappen van testen
Sensitiviteit en specificiteit zijn belangrijk voor het tentamen. Weet wat het is, het inhoudt en hoe
je het kunt berekenen.




Sensitiviteit, specificiteit
 Sensitivity: true positive / (true positive + false negative). = percentage zieke mensen met
een positieve uitslag
 Specificity: true negative / (true negative + false positive). = percentage gezonde mensen
met een negatieve uitslag.
Bij vragen over sensitiviteit en specificiteit, is het makkelijkste om de tabel in te vullen. Als je de
cut-off lager zet, ga je meer mensen detecteren. Positieve testresultaten groeien, meer false
positives en minder false negatives. Sensitiviteit omhoog, specificiteit omlaag. Volgorde: test
(positief/negatief), ziekte aanwezig, ziekte afwezig. Goed kijken wat de test is en wat de
aandoening is.




De true positive en negatives moeten zo hoog mogelijk zijn. In de ideale situatie zijn sensitivity
en specificity beiden 100%, komt echter bijna nooit voor. Bijna altijd overlappen ze elkaar.
Rechts van de drempel = positief, links van de drempel = negatief. Je ziet dat er dan een
percentage mensen een positieve uitslag hebben, maar die hebben de ziekte niet.
Grenzen voor specificiteit/sensitiviteit
 0.50-0.60: fail
 0.60-0.70: poor


8

, 0.70-0.80: fair
 0.80-0.90: good
 0.90-1.0: excellent




Je kunt dit uitzetten in een ROC-curve (zie grafiek volgende pagina). Hoe beter een test, hoe
meer de puntjes naar de linkerbovenhoek verplaatsen. Als je op de chance lijn zit, dan zijn je
specificiteit en sensitiviteit gelijk aan elkaar. Als een test hieronder zit, dan is de kans dat je een
ziekte hebt steeds lager naarmate je score hoger wordt. Dat wil je dus helemaal niet hebben,
komt ook niet zo vaak voor.
De ROC komt uit het leger en staat in de psychologie voor Relative Operating Characteristic. Je
gebruikt deze curve om te kijken hoe goed je test is. Hoe zet je je drempel? Wil je liever meer
false negatives of meer false positives? Hoogste getal is het beste, zo dicht mogelijk tegen de 1
aan. Wat is het punt dat de curve een bocht begint te maken? Dat is je cut-off score, dan heb je
de beste verhouding tussen false negatives en false positives. Hangt af van je referentiegroep
(gezond vs. klinische setting). Cut-off score is de area onder the curve (AUC).
De testwaarde van de normale verdeling is hier de subjectieve beoordeling/waarschijnlijkheid
dat de proefpersoon ziek is. Op de ROC-grafiek heb je op de x-as de 1 – specificiteit en op de
y-as de sensitiviteit staan. Leesvaardigheid en technologische vaardigheden hebben vaak de
hoogste score, zowel een hoge specificiteit als een sensitiviteit.
Overige eisen van een test:
 Validiteit: meet de test wat je moet meten?
 Betrouwbaarheid: bij herhaalde metingen, krijg je dan dezelfde uitslagen?
 Evidence-based: wetenschappelijk bewijs en expertopinie gebruiken als de basis voor
de klinische praktijk.
o Volledige definitie: the conscientious, explicit and judicious use of current best evidence
in making clinical decisions about the care of patients. Integrating individual clinical care
with the best available clinical evidence from systematic research.
o Ontwikkelt in de jaren ’70.
o Hierdoor krijg je betere kwaliteit, objectieve criteria voor het maken van klinische
besluiten met betrekking tot allocation of health care resources.
o Daarnaast zijn er richtlijnen voor de praktijk, dit zorgt voor een betere patiëntenzorg.




9

, Evidence-based medicine
In de praktijk wordt zowel gebruik gemaakt van diagnostiek als van interventies. Beiden moeten
evidence-based zijn. Evidence-based medicine (EBM) is belangrijk in de hele geneeskunde,
niet alleen binnen MP. Is een essentieel component van kosteneffectiviteitsstudies. Het zijn
richtlijnen, weeg altijd goed de voor- en nadelen af per individuele patiënt. Piramide is allemaal
evidence-based, maar wordt steeds minder sterk.
 Systematische review of RCT (Cochran)
 RCT
 Systematische review van observationele studies
 Fysiologische studies
 Klinische observatie
Studie designs
 Observationeel: cross-sectioneel of longitudinal
 Experimenteel: RCT
 Systematische reviews en meta-analyse
Wetenschappelijk onderzoek is zowel belangrijk voor de diagnostische testen als de interventies
die je gebruikt.
 Stap 1 van onderzoek is het verzamelen van bewijs.
 Stap 2: wat kunnen we doen?
o Sommigen testen zijn heel goed, maar kosten te veel geld of tijd.
 Laatste stap is klinische standaarden voor zorg ontwikkelen.
 De MP Society of de regering initieert een review panel/task force.
 Delphi studies: vragenlijsten sturen naar collega’s in binnen- en buitenland. Deze
expertgroep definieert het probleem of waar nog een gat aan kennis is.
 Er wordt dan literatuuronderzoek uitgevoerd en expert opinies worden gedeeld. Dit is de
basis voor systematische reviews.

10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mandyhelmstrijd. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.83  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added