Hoorcollege 1
Science of science of wetenschapsdynamica: studie naar de wetenschap zelf. Het is een diffuus
terrein, zonder afgebakende grenzen. Het is een samenvatting van 5 deeldisciplines die al langer
bestaan, maar langzaam maar zeker zijn verstrengeld:
1. Wetenschapsgeschiedenis: Hoe heeft de wetenschap zich ontwikkeld door de tijd?
a. Geschiedenis van de geografie wordt in hoofdstuk 1 nog een keer samengevat.
b. Geschiedenis van de planologie.
c. Zolang er wetenschap wordt beoefend, zijn er ook mensen geweest die zich hebben
beziggehouden met de geschiedenis.
2. Wetenschapsfilosofie: stel je hebt 2 theorieën die hetzelfde verschijnsel pretenderen te
verklaren, hoe kan je dan bepalen welke theorie het beste is? Welke moet in de leerboeken
komen en welke kan naar de prullenbak?
a. Bijv. het model van Christaller naast die van Lösch.
3. Wetenschapssociologie: heeft de neiging de wetenschapsfilosofie te corrigeren. In de praktijk
blijkt dat sommige theorieën bescherming hebben, die niet rationeel is want is niet superieur
aan de andere. Maar bijv. wanneer de theorie ontwikkeld is door iemand uit je eigen land,
dat een bepaalde theorie voorrang krijgt boven een ander. Dus de gekozen theorie is dus niet
altijd de beste theorie.
Er wordt in wetenschapssociologie gekeken naar de relaties tussen wetenschap en
maatschappij. In Nederland is sterke ruimtelijke planning bijv. dan is de theorie van
Christaller sterk aanslaat. Je hebt dan een duidelijke theorie waar je de winkels neer gaat
zetten. Ongeacht of de theorie van Christaller beter was dan die van Lösch, werd die van
Christaller in Nederland veel gebruikt omdat die erg handig was voor winkelplanning.
Dit alles wordt besproken in hoofdstuk 2.
Wetenschapssociologie houdt zich ook bezig met relaties tussen wetenschappers onder
elkaar, dus niet alleen tussen wetenschap en maatschappij. Is er bijv. een informele
hiërarchie aanwezig. Je bestudeert de wetenschap als sociale gemeenschap. Waarom zijn er
veel meer mannen hoogleraar dan vrouwen?
Dit wordt besproken in hoofdstuk 4.
4. Wetenschapspsychologie: is een domein binnen science of science waar het gaat om dingen
als creativiteit (hoe komt een wetenschapper tot zijn ideeën waarvoor hij/zij later bijv. een
nobelprijs krijgt?). Dit is veel minder een kwestie van stap voor stap denken, maar meer een
soort onderbuikgevoel. Veel ontdekkingen/ideeën ontstaan bij toeval en door creativiteit.
Daar zijn psychologen in geïnteresseerd. Ook het omgekeerde gebeurd: wetenschappers
kunnen heel creatief zijn, maar ze kunnen ook heel behouden zijn. Wetenschappers kunnen
vaak vast zitten in een soort ‘tunnelvisie’. Alles wat niet correspondeert met de gedachte
wordt niet waargenomen. Je kijkt dwingend door een bepaalde beeld en met eigen
overtuigingen en wat hier niet in thuis hoort, wring je weg. Als je met een bepaalde theorie
veel prestige hebt verkregen, heb je hier veel in geïnvesteerd dan erken je niet snel dat je
fout bent.
a. Een voorbeeld is het onderzoek naar de oorzaak van cholera. Lange tijd werd
aangenomen dat het kwam door besmette lucht. Later werd steeds duidelijker dat
de oorzaak lag in besmet drinkwater. Maar de gevestigde orde bleef koppig in de
tunnelvisie zitten en overlijdt maar nog steeds met het idee dat het door de lucht
kwam. Ze zijn beloond en geridderd met deze ideeën, maar deze bleken dus
achterhaald en daarmee verlies je aanzien.
1
, b. Andere kant is de financiële aspect van tunnelvisie. Voorbeeld hiervan is het boek
‘Oei ik groei – 10 sprongen in de mentale ontwikkeling van je baby’. Een tijd lang lijkt
de mentale ontwikkeling van kind stil te staan, maar na verloop van tijd is er een
sprongetje naar een hoger niveau van mentale ontwikkeling. Dat stabiliseert dan
weer even en dan volgt weer een mentale sprong. Zo krijg je een diagram met een
soort trappetje met aan y-as de mentale ontwikkeling en de x-as de leeftijd.
Dit boek heeft enorm veel roem en geld verdient met het boek.
Maar na onderzoek van een kinderpsycholoog blijkt dat die sprongetjes helemaal
niet te ontdekken zijn, maar dat het veel geleidelijker gaat. Er ontstaat dus een ruzie
tussen deze onderzoeker en de wetenschapper die het boek publiceerde. Meestal
winnen de machthebbers.
Wanneer een onderzoeker dus heel veel geld en roem heeft verdiend, dan wordt
alles gedaan om vast te houden hieraan.
Cognitieve dissonantie: je wil in je gedrag/handelen altijd rationeel blijven. Maar in je
handelen wordt je geconfronteerd met informatie die je laat twijfelen. Dit is onaangenaam
(dissonantie). De informatie die je handelen in twijfel brengt, ga je zo verwringen dat het
weer in lijn is met je gedrag/handelen.
Automobilisten overschatten bijvoorbeeld heel erg de tijd die het duurt om met het
openbaar vervoer gaan. Zo werken ze dus de dissonant weg dat het niet erg verstandig of
goed is voor het klimaat om met de auto te gaan. Maar door te zeggen dat het OV lang duurt,
stoppen ze dit gevoel als het ware weg.
Ander voorbeeld is van Risa Palm. Zij deed onderzoek naar waarom mensen in Californië
vaak huizen kopen op ongeveer de breuklijnen van aardplaten. Als wordt gevraagd wat ze
denken dat de afstand is tussen hun huis en de breuk, dan overschatten zij heel vaak die
afstand. Ook hier dus cognitieve dissonantie. Is het wel verstandig om een huis te kopen in
aardbevinggevoelig gebied? Dan overschatten zij de ernst.
Ook in de wetenschap kan je voortdurend geconfronteerd worden met informatie waardoor
je je gaat afvragen of jouw theorie wel de juiste theorie is. Je kan je theorie dan zo bijslijpen
dat het toch wel weer overeenkomt.
5. Wetenschapsgeografie: kennis wordt altijd op een bepaalde plek bedacht. De
geboortegrond van de theorie van Christaller is bijvoorbeeld Zuid-Duitsland. Vervolgens gaat
die theorie/kennis op reis. Sommige kennis verspreidt zich heel gemakkelijk, andere kennis is
veel meer gebied gebonden. Als kennis op reis gaat zijn er twee opties:
a. Kennis wordt afgewezen: ideeën van Christaller kloppen bijvoorbeeld helemaal niet
in het Ruhrgebied of grootstedelijke gebieden. In steden met industriële functie
worden zijn ideeën niet geaccepteerd.
b. Kennis wordt geaccepteerd: de inrichting van de Noordoostpolder is een beetje een
mythe dat het is ingericht volgens de ideeën van Christaller. Sommigen menen dat
ook zonder inspiratie van Christaller tot deze inrichting gekomen zou zijn. Maar
gesteld kan wel worden dat de ideeën van Christaller grote invloed hebben gehad in
stedelijke gebieden.
c. Modificatie: kennis wordt aangepast aan de situatie.
Haushofer (politiek geograaf) kwam in München met een theorie. Er was in Duitsland na WOI
een groot tekort aan Lebensraum (want veel land kwijt en inwonersaantallen groeiden
enorm). Haushofer kwam daarom met het idee dat staten strijden om Lebensraum. Hij stelde
staten voor als organismen die met elkaar vochten om lebensraum. Jonge organismen waren
krachtig en wilden uitbreiden, maar oude staten waren aan het eind en werden verdrongen
door jonge staten. Duitsland was een echte jonge staat (eenwording in 1871) en wilde
uitbreiden. Vergelijkbaar met begroeiing op hei: heide verdwijnt en maakt plaats voor het
gras, wat het heel goed doet door voedingsstoffen en nitraten etc.
Maar hoe is een theorie van Haushofer zich gaan verspreiden? In Duitsland was het logisch
en verbond het de Duitsers onderling. Maar wordt het in het buiteland geaccepteerd? In
2
, Nederland werd het wel in leerboeken besproken. Een bepaalde groep geografen is wel
geïnteresseerd. De Duitse wetenschap was toonaangevend. Van Vuuren was in Utrecht toen
de hoogleraar en besteedde hier aandacht aan. Hij was geen sympatisant van de Engelsen en
was geneigd te zeggen dat de theorie van Haushofer interessant is en het wilde doceren.
Maar is dit dan geografisch relevant (dus ruimte en afstanden) of hangt het inderdaad toch
meer af van individuele personen die bepalen wat ze met zo’n theorie doen? Je kan het niet
per se aan de ruimte wijten in dit geval. Dus misschien meer psychologie of filosofie?
Planologie
J.M. de Casseres schrijft in De Gids in 1929 een lang essay over stedenbouw. Maar daarin maakt hij
duidelijk dat stedenbouw veel meer is dan alleen een wijk of stad tekenen. Er moet veel onderzoek
vooraf worden gedaan en dit heeft niks met stedenbouw te maken en is niet technisch of fysisch. Hij
vindt dat we daarvoor een nieuwe term moeten vinden en komt met de term ‘planologie’. Dat is echt
de Nederlandse term ervoor geworden. Planologie is dan nog erg jong.
Planologie is eigenlijk begonnen met de Woningwet in 1901. Gemeenten moesten samenwerken en
er was samenhang dus verkeer etc. waren gemeentegrens overschrijdend. Je moest dus naar
streekplannen toe. Bijvoorbeeld in Zuidoost-Brabant werd sterk ingezet op streekplannen. In ’20 was
daar sterke groei, door Philips, dus daar was groot vraagstuk rondom ontwikkeling van ringwegen,
transportnetwerk, woonwijken, etc. De Casseres was degene die daar de baas was. Hij ontwierp de
echte streekplannen, met beide voeten in de praktijk. Hij was bovendien erg internationaal
georiënteerd. Het was ook de tijd dat de stedenbouw geïnstitutionaliseerd werd. Zo werd in 19118
het Nederlandse Instituut voor Volkshuisvesting opgericht. Dit werd later het NIROV (Nederlands
Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting). Later weer opgegaan in Platform31.
De Casseres vindt stedenbouw dus een ongelukkige naam. Als je kijkt naar wat planologen eigenlijk
doen dan kom je uit op een vierdeling:
Survey – analysis – plan - design
Survey: wat is er in een gebied aan de hand. Een soort regionale studie. Bijv. tekort aan
recreatiegebieden, woongebied, bedrijventerreinen aanleggen, verbindingen realiseren, etc.
Wat speelt er in een gebied op dit moment.
Er waren nauwelijks gegevens of data beschikbaar, dus je moest de gegevens zelf verzamelen
Analysis: het gaan verzamelen van de gegevens. Dit waren de geografen en planologen. Hoe
zijn de omstandigheden nu in een gebied.
Plan: maken van plannen hoeveel woningen te bouwen, waar wegen aan te leggen, etc.
Design: als er een plan was, kon je naar ingenieurs/architecten gaan om een ontwerp te laten
maken. Deze fase is stedenbouw, maar analysis en plan waren geen stedenbouw (survey ook
niet echt) en kregen daarom de naam planologie.
De planologieopleiding dateert pas uit de jaren ’60. Voor die tijd waren het vooral sociaal geografen
uit Utrecht die planologische beslissingen maakten. De Casseres kwam planologie geven in Utrecht
aan de sociaal geografen. Veel later pas werd het dus echt een studie.
Dankzij Casseres en op initiatief van Van Vuuren werd hier dus al vanaf ’30 colleges gegeven over
planologie. Je kon dus dan ook als sociaal geograaf de planologische praktijk in en hoefde niet langer
docent aardrijkskunde te worden. Zij konden nu werken in de Planologische Diensten die elke
gemeente opzette.
Vanaf de jaren ’30 kwamen er gedachten dat er ook een nationaal planologisch bureau moest
komen. Als reactie daarop werd in 1942 het Rijksdienst voor Nationale Planning (RNP) opgericht. Na
de oorlog kwamen ook alle nota’s. Later werd dit Rijks Planologische Dienst en nu Planbureau voor
Leefomgeving.
Later verdween de nationale planningstraditie toen het idee kwam dat dat aan de markt moest
worden overgedragen.
De Casseres juichte dit alles toe en zei dat als je nationale plannen maakt, dat je deze ook op elkaar
moet afstemmen. Dus eigenlijk tussen landen weer afspraken. Beginnen op Europees niveau en hij
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sgpl_utrecht. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.