Finance 1 Nederlandse samenvatting incl. voorbeeldopgaven (cijfer: 9)
85 views 2 purchases
Course
Finance 1 (FEB12003)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Book
Corporate Finance, Global Edition
Dit is een Nederlandse samenvatting van het vak Finance 1 (boek & hoorcolleges). Om de stof nog beter te begrijpen, zijn er ook voorbeeldopgaven ter illustratie opgenomen in de samenvatting. Voor dit vak heb ik een 9 behaald.
Test Bank for Corporate Finance, 5th Edition by Jonathan Berk, DeMarzo Chapter 1-31 A++
UPDATED Finance 1 for Business Summary
Test Bank For Corporate Finance The Core, 5th Edition by Jonathan Berk, Peter DeMarzo Chapter 1-19
All for this textbook (72)
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Economie en Bedrijfseconomie
Finance 1 (FEB12003)
All documents for this subject (4)
Seller
Follow
sanneerasmus
Reviews received
Content preview
Finance 1
Syllabus – Hirshleifer model
Paar veronderstellingen van het model:
- Er is sprake van één-periode model waarin slechts 2 tijdstippen van belang zijn: nu (t=0) en
later (t=1)
- Het individu beschikt over een huidig inkomen CF0 en een toekomstig inkomen CF1
- Het individu is in staat verschillende consumptiecombinaties (C0, C1) naar wenselijkheid te
ordenen
- Volledige vrije mededinging
- Iedereen kan onbeperkt bij- en uitlenen tegen de geldende rentevoet rf
Huidige consumptie = CF0 + CF1/(1+rf) → OA
Toekomstige consumptie = CF1 + CF0 x (1+rf) → OB
Richtingscoëfficiënt = -(1+rf)
Een individu kan:
- Consumeren
- Beleggen/financieren (financiële investeringen (beleggingen) of reële investeringen
(investeringen in een productieproces dat reële goederen oplevert))
Investeringen kennen een afnemend marginaal rendement: hoe meer het individu
investeert, hoe lager het rendement op de marginale investering.
Investeringsmogelijkhedencurve: lijn AD
Richtingscoëfficiënt = -(1+ri) → marginale rendement op investeringen
𝑂𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡 𝑖𝑛𝑣𝑒𝑠𝑡𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔 𝑂𝐻
OG = CF0 + CF1/(1+rf) – I0 + OF = (1+𝑟
1+𝑟𝑓 𝑓)
OH = CF1 + CF0 x (1+rf) – I0 x (1+rf) + opbrengst investering OF = OG x (1+rf)
𝑂𝐹
AG = NCW = -I0 + (1+𝑟)
𝑂𝐹
EG = CW van opbrengst ((1+𝑟))
EA = bedrag dat geïnvesteerd wordt (I0)
OF = opbrengst investering op t=1 = EG x (1+r)
BH = AG x (1+r)
Consumptie t=0 (C0) = CF0 – I0 + bijlenen
Consumptie t=1 (C1) = CF1 + OF – terugbetaling lening incl. rente
Door het doen van beleggingen, kan een deel van dat vermogen
overgeheveld worden naar het einde van de periode.
Stel: EA = bedrag dat geïnvesteerd wordt in reële projecten
Dan is EG = contante waarde
Dan is AG = netto contante waarde
1
,Volgens de investeringsmogelijkhedencurve AD levert de investering aan het einde van de
periode een kasstroom van F op. Dit kan echter verplaatst worden door te lenen of uitlenen.
De consumptiemogelijkheden lijn zal nu GH worden → hoger nut.
Door het combineren van reële investeringen met financiële beleggingen neemt het nut
toe!
Seperatietheorema van Fisher = de investeringsbeslissing wordt onafhankelijk van de
consumptiebeslissing genomen.
Hoofdstuk 1
Soorten ondernemingen:
- Eenmanszaak → Eén eigenaar. Ook kan de eigenaar met zijn privévermogen aansprakelijk
gesteld worden.
- Samenwerkingsverbanden → Meer dan één eigenaar. Er bestaat hoofdelijke
aansprakelijkheid; elke eigenaar kan aangewezen worden om alle schulden te betalen.
- Limited liability company
- Coöperaties → Rechtspersonen (BV, NV etc.). Het eigendom van een coöperatie is verdeeld
in aandelen.
Coöperatie
In een coöperatie geldt een scheiding van leiding en eigendom → aandeelhouders
(eigenaren) hebben geen directe invloed op het ondernemen. De directie en CEO hebben
dat wel. De aandeelhouders mogen wel stemmen voor degene die zij in de directie willen
hebben.
Taken van financiële managers:
* Maken van investeringsbeslissingen → kosten en baten afwegen
* Maken van financiële beslissingen → hoe de investeringen betaald worden (geld lenen of
meer aandelen uitgeven)
* Managen van de kasstromen van het bedrijf → het bedrijf moet genoeg cash hebben
In theorie bepalen de eigenaren (aandeelhouders) het doel van het bedrijf. In sommige
gevallen zijn er veel aandeelhouders, die allemaal een andere mening kunnen hebben.
Echter, blijkt dat de belangen van aandeelhouders bijna hetzelfde zijn m.b.t. belangrijke
beslissingen. Zij weten dat het beter is dat de directie de beslissingen maakt, waardoor de
aandeelwaarde zou kunnen stijgen.
In coöperaties kunnen er ook agency problemen ontstaan → door de scheiding van
eigendom en leiding, hebben managers de neiging om hun belangen prioriteit te maken, in
plaats van de belangen van de aandeelhouders.
Dit probleem kan voorkomen te worden door bonussen te geven aan managers als bijv. de
aandelenprijzen stijgen.
2
,Aandeelhouders kunnen managers ook ‘dwingen’ om hun belangen prioriteit te stellen, door
ze te disciplineren als zij dat niet doen. Ze kunnen bijvoorbeeld druk op de directie zetten
om de CEO te ontslaan. Ook kunnen zij de aandelen verkopen, waardoor de prijs van de
aandelen daalt.
Hostile takeover: als bijv. directie en CEO goed bevriend zijn met elkaar, waardoor
objectiviteit ontbreekt en er dus niet geluisterd wordt naar aandeelhouders als zij een
andere CEO willen. De aandeelhouders verkopen hun aandelen, waardoor de prijzen dalen.
Tijdens een hostile takeover kan een individu of organisatie een grote hoeveelheid aandelen
kopen voor een lage prijs, waardoor ze later de directie en CEO kunnen vervangen.
Aandelenmarkt
De aandelenmarkt bepaalt de prijzen van aandelen.
Primaire markt = coöperatie geeft zelf aandelen uit en verkoopt zij aan investeerders
Secundaire markt = investeerders verkopen hun aandelen aan andere investeerders
Omdat een coöperatie zelden zelf aandelen uitgeeft, is de secundaire markt de grootste van
de twee.
Hoofdstuk 2
Balans = overzicht van de bezittingen, schulden en het eigen vermogen van een bedrijf
Winst- en verliesrekening = laat zien of het bedrijf winst/verlies heeft gemaakt over een
bepaalde periode
Formules:
- Winstgevendheid
* Netto winst marge = Netto winst / Totale verkopen
- Liquiditeit
* Current ratio = Lopende activa / Lopende passiva
* Quick ratio = (Lopende activa - voorraden) / Lopende passiva
- Eigen vermogen
* Market-to-book ratio = Marktwaarde EV / Boekwaarde EV
- Leverage
* Debt-to-equity ratio = Totale schuld / Totale eigen vermogen
- Waardering
* P/E ratio = Prijs aandeel / Dividend per aandeel
* Ondernemingswaarde = Marktwaarde EV + Schuld - Kas
Hoofdstuk 3
Valuation principe = De waarde van een bezitting voor een bedrijf/investeerder wordt
bepaald door de concurrerende marktprijs. De baten en lasten van een beslissing moet
gebaseerd zijn op deze marktprijzen, en als baten > lasten, dan zal het doen van de beslissing
de marktwaarde van het bedrijf laten stijgen.
3
, Time value of money = een dollar vandaag is meer waard dan een dollar over één jaar
Netto contante waarde (NCW) = CW benefits – CW costs
Voorbeeld: in ruil voor $500 vandaag (costs), zal je $550 terugkrijgen in één jaar. Het
rentepercentage is 8%.
550
NCW = 1.08 – 500 = $9.26
NCW beslissingen
* Als de NCW positief is, moet je het accepteren → de waarde van het bedrijf stijgt
* Als er meerder alternatieven zijn, kies dan hetgeen dat de hoogste NCW heeft
Algemene veronderstelling = ongeacht de preferentie voor cash vandaag vs. cash in de
toekomst, moet eerst de NCW gemaximaliseerd worden
Arbitrage = als er geprofiteerd kan worden van prijsverschillen, zonder het nemen van
risico. Arbitragegevallen zullen in de echte wereld snel verdwijnen, aangezien prijzen
reageren op vraag en aanbod (vraag van populaire goed stijgt, waardoor de prijs stijgt ↔
aanbod van niet-populaire goed stijgt, waardoor de prijs daalt).
Law of One Price = als gelijkwaardige investeringsmogelijkheden gelijktijdig verhandeld
worden in verschillende concurrerende markten, dan moeten ze verhandeld worden voor
dezelfde prijs in alle markten
Hoofdstuk 4
Toekomstige waarde van een kasstroom (TWn) = C x (1+r)n
𝐶
Contante waarde van een kasstroom (CWn) = (1+𝑟)𝑛
Serie cashflows (als de cashflows van bedrag verschillen):
1𝐶 2 𝐶 𝑛 𝐶
- CW = C0 + (1+𝑟)1 + (1+𝑟)2 + … + (1+𝑟)𝑛
- TW = CW x (1+r)n
Serie cashflows in de vorm van annuïteiten (cashflows van hetzelfde bedrag):
𝐴 1
- CW = (1 – )
𝑟 (1+𝑟)𝑛
𝐴
- TW = 𝑟 ((1+r)n – 1)
𝐴
- Als n → ∞ dan is CW = 𝑟
𝐶
Contante waarde bij een oneindig groeipercentage = 𝑟−𝑔 (met g = groeifactor)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sanneerasmus. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.