Deze bundel is voor het vak Elementair Belastingrecht (Belastingrecht I) aan de Vrije Universiteit Amsterdam en bevat een zeer uitgebreide uitwerking van alle werkcolleges en hoorcolleges. Daarnaast bevat deze bundel een gedeeltelijke samenvatting van de literatuur en oefententamens.
Fiscale minor Notarieel
Recht en Rechtsgeleerdheid Elementair
Belastingrecht
Deze bundel van
[Ondertitel bevat:
document]
✓ Een uitgebreide uitwerking van alle
werkcolleges
✓ Aantekeningen van alle hoorcolleges
✓ Samenvatting van de literatuur van week 1-4
✓ Oefententamens
Casus 1
Jeroen Molenaar is boekhouder bij de VU. Jeroen houdt er een bijzondere hobby op na, hij treedt
namelijk op als dj bij feesten en partijen van vrienden en kennissen. Dat doet hij gemiddeld een avond
per maand. In zijn startjaar (2013) vraagt hij vooralsnog voor zijn optreden geen vergoeding. Maar zijn
hobby blijkt een dure aangelegenheid. Hij maakt hoge kosten (denk hierbij aan de aanschaf van
draaitafels, boxen, computer, reiskosten, etc.). Daarom besluit hij om vanaf 2014 een vergoeding voor
zijn optredens te vragen om daarmee zijn kosten te dekken. De kosten zijn echter in de jaren 2014 en
2015 toch hoger dan de ontvangen vergoedingen. Pas in de jaren 2016 en 2017 zijn de vergoedingen
hoger dan de kosten. De verwachting is dat deze ook na het jaar 2017 hoger zullen zijn dan de kosten.
Geef aan, onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen en/of jurisprudentie, of de hobby van
Jeroen betreffende de jaren 2014 t/m 2017 een bron van inkomen vormt en zo ja, welke bron van
inkomen.
- Waarover moet er belasting worden betaald ? (object)
- Artikel 2.3: de inkomstenbelasting wordt geheven over het door de belastingplichtige in het
kalenderjaar genoten: A belastbaar inkomen uit werk en woning B belastbaar inkomen uit
aanmerkelijk belang C belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.
- Er worden eisen gesteld voor de aanwezigheid van een bron. Een inkomensbestanddeel kan pas
deel uitmaken van het belastbare inkomen van een van de drie boxen als het voortkomt uit een
bron van een inkomen. Er moet sprake zijn van:
1. Deelname economisch verkeer
2. Beogen van (geldelijk) voordeel
3. Redelijkerwijs voordeel verwachten
- Voldoet hij aan de drie kenmerken? In 2013 is dat nog niet het geval. Er is dus geen sprake van
winst uit onderneming, dus ook geen heffing en geen aftrekposten.
- Op een geheven moment slaat het om. Namelijk in 2016 als er een redelijke verwachting is dat
de bron een positieve opbrengst geeft. In 2016 en 2017 zit hij zeker in box I en er is dan dus
sprake van winst uit onderneming.
- In 2013 en 2014 zijn er kosten gemaakt waar hij niks mee kan. In 2016 en 2017 moet hij wel
belasting betalen. Wat kan hij dan doen? In art. 3.10 is er iets opgenomen voor dat soort
gevallen. De kosten mogen in aftrek worden genomen. Er zijn in casu namelijk veel kosten
gemaakt voor de apparatuur.
LET OP: als het gaat om winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden → loop de
kenmerken van een bron af!
Casus 2
De heer Verkade en mevrouw Blijleven zijn buiten gemeenschap van goederen gehuwd. De heer
Verkade is eigenaar van een huis dat hij verhuurt aan een gezin voor € 18.000 per jaar. Hij heeft het
huis in 2010 gekocht voor € 400.000; de woning staat dus op zijn naam. Hij heeft de woning onder
meer gefinancierd met een hypothecaire lening van € 200.000; de jaarlijks te betalen hypothecaire
rente bedraagt € 6.000. Aan onderhoud van het huis heeft hij in 2015 € 6.000 betaald.
2
,a) Geef aan, onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen, met welke bron van
inkomsten de heer Verkade te maken heeft.
- Is er sprake van een subject? Ja, hij woont in Nederland en heeft een inkomensbron uit
Nederland.
- Hij woont niet zelf in de woning. Hij verhuurt deze aan een derde dus daarom zit je in beginsel in
box 3 en niet in box 1.
- Je kijkt eerst naar art. 5.1. In art. 5.2 staat er hoe dat wordt berekend. Je hebt ook art. 5.3 nodig.
Hier heb je als bezit de woning. Je kijkt naar 1 januari. Art. 5.19: niet het geval hier, dus verder
kijken. In 5.20 → woz-waarde. Wat is die op zo’n moment? In lid 3 gaat het over een verhuurde
woning. In casu is dit niet gegeven, maar je kan verwijzen naar art. 5.20.
- De lening moet ervan af. Het gaat immers om bezittingen – de schulden.:
1000.000
- 200.000 (lening)
Met de rente doe je niks. Als het je eigen woning is zou ze je de rente wel kunnen aftrekken. Het
is namelijk forfaitair. De huur is een forfaitaire heffing dus zit in box III. Met de
onderhoudskosten hoef je ook niks te doen want dit is forfaitair.
- Als hij meerdere huizen huurt wordt hij meer een onderneming, dan verschuift zijn woning naar
box I. Dan zit je in het reële stelsel. Dan kan hij wel de rente en onderhoudskosten aftrekken. In
dit geval zit hij gewoon in box III.
- 1000-200.000=800.000
Trek bedrag af o.g.v. art. 5.5: 30.360.
Voor 67% van 71.650 daar maak je rendement over van 0,13%
Voor 33% van 71.650 daar maak je rendement over van 5,60%
Voor 21% van (989.738 -770.360)
Tot 7 ton berekenen.
- Huis zit in box 3, maar huurpenningen worden niet in die box belast.
Box 3 is passief vermogen. In box 1 meer actief vermogensbeheer. Je kijkt alleen naar je
rendementsgrondslag → waarde economisch verkeer.
DIT ONDERDEEL WORDT IN WEEK 2 BEHANDELD
Het is het tweede huwelijk van de heer Verkade. Hij is eerder gehuwd geweest met mevrouw
Van den Heuvel. Zij hebben samen een kind. In het echtscheidingsconvenant is
overeengekomen dat de heer Verkade jaarlijks een bedrag van € 24.000 aan mevrouw Van
den Heuvel zal betalen, zijnde een bijdrage ter voorziening in haar levensonderhoud. Voor het
14-jarige kind is afgesproken dat de bijdrage ter voorziening in het levensonderhoud jaarlijks
€ 10.000 zal zijn. Het kind woont bij zijn ex-echtgenote.
b) Geef aan, onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen, wat de gevolgen zijn voor de
inkomstenbelasting voor de heer Verkade en mevrouw Van den Heuvel ter zake van de
alimentatie-uitkeringen.
3
, Meneer:
- Actief vermogensbeheer > box 3.
- Als je passief een tweede woning verhuurt dan zit je in box 3, als je actief bezig bent met
het vermogensbeheer dan zit je in box 1.
- Aftrekpost voor art. 6.1 lid 2 sub a jo. art. 6.3
Alimentatie kan worden afgetrokken.
Deze werken boxoverschrijdend → art. 6.2
- Alimentatie voor kind mag niet worden afgetrokken, art. 6.3. Want de draagkracht blijft
gelijk, die van het geheel van het huishouden blijft gewoon gelijk. Dit voorkomt
boxarbitrage.
Mevrouw:
- Periodieke uitkering, art. 3.101. Het is een familierechtelijke uitkering, lid 1 sub b. Omdat
het niet aanverwant is, wordt het bij haar belast in de inkomstenbelasting.
- Stel, alimentatie wordt in 1x als groot bedrag betaald → wordt hetzelfde bepaald, art. 6.3
lid 1 sub b. Je kunt ook een woning ter beschikking gesteld krijgen, dan wordt een bedrag
gelijk aan de huurwaarde genomen.
Bij de man worden de kosten van huur afgetrokken.
Casus 3
De heer Arends heeft 4% van de aandelen in A NV en 10% van de aandelen in B NV. Op zijn
aandelen in A NV wordt € 8.000 bruto dividend uitgekeerd. Op de dividenduitkering wordt
15% dividendbelasting ingehouden.
Enige tijd later verkoopt hij zowel alle aandelen A NV als die van B NV, met winst, aan een
derde.
De heer Arends is eigenaar van een pleziervaartuig met een waarde van € 60.000. Hij heeft
hiervoor destijds bij de bank een lening afgesloten ter grootte van € 60.000; de rente per jaar
bedraagt 5%. Daarnaast heeft hij een muntenverzameling met een waarde van € 100.000.
Geef aan, onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen, met welke bronnen van inkomen
de heer Arends wordt geconfronteerd.
- Subject: meneer is woonachtig in NL → belastingplichtig, art. 2.1 lid 1 sub a.
- Objecten: Arends heeft niet meer dan 5% van de aandelen van A NV → box 3.
- Waarde economisch verkeer (art. 5.19): je kijkt alleen fictief naar wat de aandelen waard zijn op
1 januari. Het dividend wordt dus buiten beschouwing gelaten in box 3.
- Er is wel 15% dividend belasting ingehouden. Deze voorheffing kun je verrekenen met de
belasting die je moet betalen.
- Bij BV B heeft hij 10% van de aandelen → box 2, er is sprake van een aanmerkelijk belang (art.
4.1).
- In box 2 wordt dividend wél belast, in box 3 niet!
- Let op: je zit altijd maar in 1 box! Als een object belast is in box 1, dan kan het niet meer worden
belast in een andere box (art. 2.14).
- De verkoop van de aandelen vindt ook plaats in box 2, zie art. 4.12.
- A. pleziervoertuig: als hij hem puur voor zichzelf houdt, dan valt deze niet in box 3. Dat is hier het
geval.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marbundels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.76. You're not tied to anything after your purchase.