Inleiding in het Nederlandse recht
JWP Verheugt – negentiende druk
Hoofdstuk 6 – Burgerlijk recht – kernbegrippen (pg. 199)
1. Het Burgerlijk Wetboek
Het BW komt uit de eerste helft van de negentiende eeuw – pas honderd jaar later was hij toe aan
een grote herziening
Het Burgerlijk Wetboek is ingedeeld in acht boeken:
Boek 1: personen- en familierecht
Boek 2: rechtspersonen
Boek 3: vermogensrecht in het algemeen
Boek 4: erfrecht
Boek 5: zakelijke rechten
Boek 6: algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7: bijzondere overeenkomsten
Boek 7A: bijzondere overeenkomsten (tijdelijk)
Boek 8: verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10: internationaal privaatrecht
Boek 7 BW; betreft vooral wetsbepalingen over koop op afbetaling, huurkoop, de maatschap en
bruikleen
Boek 9 is gepland als boek over de rechten op voortbrengselen van de menselijke geest, maar is
nooit ingevoerd
Ieder boek begint qua nummering opnieuw bij artikel 1. Hierdoor kan verwarring ontstaan, omdat je
meerdere artikel 147 hebt. Daarom zet je bij de benoeming het nummer van het boek voor de ‘’:’’
Bv. art.2:107 BW (dus; artikel 107 in boek 2 BW)
Burgerlijk recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld → belangrijkste:
- Personen- en familierecht (boek 1)
- Rechtspersonenrecht (boek 2)
- Vermogensrecht (overige boeken)
Vermogen = het geheel van geld op waardeerbare rechten en plichten dat op een bepaald moment
iemand toekomt. Het geheel van iemand zijn activa en passiva.
Het vermogensrecht behoort tot het objectieve recht – het kent bevoegdheden en verplichtingen toe
aan personen
Het vermogensrecht omschrijft de subjectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen
kunnen zijn
Subjectief recht: de bevoegdheid die iemand krijgt als gevolg van een regel van objectief recht
Vermogensrecht = goederenrecht (boek 3,4,5) + verbintenissenrecht (vanaf boek 6)
Goederenrecht heeft te maken met de verhouding tussen persoon en goed
En het verbintenissenrecht op de verhouding tussen twee op meer personen (schuldeiser en
schuldenaar)
Goederenrecht
Eigendomsrecht van een huis of welk ander stoffelijk voorwerp dan ook,
Maar je hebt ook van eigendom afgeleide rechten (zoals een hypotheek)
, Verbintenissenrecht
Aanspraak van de een, jegens een ander (bv. een boek kopen bij een winkelier. Op dat moment heb
jij het recht van levering van dat boek tegenover de winkelier)
Zo’n aanspraak heet een verbintenis. Die kunnen voortkomen uit overeenkomsten, maar ook uit
gedragingen (bv. een kras maken op iemand zijn auto)
2. Het rechtssubject
Het rechtssubject is de drager van de rechten en plichten vanuit het objectieve recht.
Twee typen rechtssubjecten: natuurlijke personen en rechtspersonen
Natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed
Je rechtssubjectiviteit eindigt pas als je doodgaat. Dan gaan je rechten en plichten óf over op de
erfgenaam, óf ze gaan weg. (veel vermogensrechten blijven bestaan)
Rechtssubjectiviteit komt toe aan ieder natuurlijk persoon (1:1 BW).
Rechtspersonen
Sommige groepen en organisaties van mensen. Zij zijn dan ook zelfstandig drager van rechten en
plichten.
Onderscheid in privaatrechtelijk en publiekrechtelijke rechtspersonen
Belangrijkste privaatrechtelijke rechtspersonen: vereniging, stichting, besloten vennootschap (BV) en
de naamloze vennootschap (NV)
Belangrijkste publiekrechtelijke rechtspersonen: de staat, de provincies, de gemeenten en de
waterschappen.
Een rechtspersoon staat in het vermogensrecht gelijk aan een natuurlijk persoon
Een rechtspersoon bestaan, omdat het effectief is als groepen en organisaties zelfstandig aan het
rechtsverkeer kunnen deelnemen.
Een rechtspersoon kan alleen naar buiten treden d.m.v. een natuurlijk persoon. Als er een natuurlijk
persoon optreedt namens een rechtspersoon, dan is er sprake van vertegenwoordiging.
Ieder rechtspersoon heeft zijn eigen vermogen, wat volledig losstaat van het vermogen van zijn leden
3. Rechtsfeiten
Het vermogen van ieder rechtssubject bestaat uit rechten en plichten.
Een rechtsfeit is heen feit dat een of meer rechtsgevolgen heeft.
Bv. een fietsverkoper en klant komen tot een koopovereenkomst. Dan heeft de verkoper
‘recht’ op de betaling van de koopprijs
Rechtsfeiten worden onderscheiden in blote rechtsfeiten en menselijke handelingen
Blote rechtsfeiten
Rechtsfeit die niet door een menselijke gedraging wordt veroorzaakt.
Bloot; het is niet aan te merken als een actieve menselijke handeling
Voorbeelden: geboorte, dood, ziekte en overstroming
Menselijke handelingen
Iets wat iemand bewust doet, wat voor het recht van belang is, omdat er een rechtsgevolg aan hangt.
Voorbeelden: koop en aanrijding
3.1.Rechtshandelingen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jomyweg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.