100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Algemene Economie $3.74
Add to cart

Summary

Samenvatting Algemene Economie

 327 views  6 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van de hoofstuk 1, 2, 3, 4, 6, 8, 11, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 22, 24, 26 en 27 (Tentamenstof) inclusief stappenmethode voor de Comparatieve Kostentheorie en een Formuleblad

Preview 3 out of 30  pages

  • No
  • Hoofstuk 1, 2, 3, 4, 6, 8, 11, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 22, 24, 26 en 27 (tentamenstof) inclusief sta
  • April 12, 2014
  • 30
  • 2013/2014
  • Summary
avatar-seller
Algemene Economie H1: Onderneming en de algemene economie

Economie is de wetenschap die het streven naar welvaart bestudeert. De middelen voor de welvaart
zijn beperkt. Er moeten altijd keuzes worden gemaakt tussen de behoeften die men wil bevredigen.
Er is dus altijd sprake van schaarste.

De algemene economie bestudeert het economisch handelen voor een groter geheel zoals een land
als Nederland of een regio zoals de EU-27. Economisch handelen is het streven naar maximale
welvaart met behulp van schaarse goederen,

De bedrijfsomgeving is de externe omgeving van een onderneming die invloed heeft op de
resultaten van een onderneming. De directe omgeving zijn bijvoorbeeld je leveranciers en je
afnemers, je kunt hier invloed op uitoefenen. De indirecte omgeving bestaat uit de technologie, de
overheidsinvloed en de culturele omgeving en kun je gedeeltelijk invloed op uit oefenen. De macro-
omgeving is ook een onderdeel van de bedrijfsomgeving, maar hier kan je geen invloed op
uitoefenen.

In het economisch denken is het verband tussen absolute en relatieve gegevens van groot belang.

Variabelen zijn vaak het product van twee andere variabelen (omzet=p*q). De verandering in een
dergelijke variabele is de samen van de verandering in de samenstellende gedeeltes (Δ% omzet=Δ%p
+ Δ%q). Een hoeveelheidsverandering staat bekend als een reële verandering; een
waardeverandering (Δ%) staat bekend als een nominale verandering.

De basisrelaties in de economie betreffen het volgende:

- De productie is het product van werkgelegenheid en arbeidsproductiviteit (BBP=Av*Ap)
- De loonsom is het product van werkgelegenheid en loon per werknemer (L=Lwn*Av)
- De loonkosten per eenheid product zijn gelijk aan het leen per werknemer gedeeld door de
arbeidsproductiviteit (LKp.e.p.=Lwn/Ap)



Algemene Economie H2: Markten



Een markt is het geheel van betrekking tussen vragers en aanbieders van een bepaald product/ men
onderscheidt:

- De wereldmarkt: de prijs van een product is voor de hele wereld gelijk
- Nationale markt: de prijzen en hoeveelheden komen in een heel land tot stand
- Lokale markt: de betrekkingen tussen vragers en aanbieder spelen zich af in een kleiner
gebied

De relevante markt voor een onderneming is het deel van de markt dat zij bedient.



Overige begrippen:

Prijsvorming: de belangrijkste functie van de markt

Productgroep: een groep producten samen dat substitutie goederen van elkaar zijn; cola, sinas etc.
vormt samen de groep frisdranken

1

,Algemene Economie H3: De vraag

Consumenten bevredigen allerlei soorten behoeften door middel van allerlei soorten goederen en
diensten. Dat is het consumptiepatroon. Op het consumptiepatroon zijn trends van invloed:

- Demografische trend zoals de leeftijdsopbouw van de bevolking en de inkomensverdeling
- Veranderende levensstijlen zoals de individualisering waardoor mensen kunnen kiezen uit
elementen uit diverse levensstijlen

Verder zijn ook het seizoen en het klimaat en de overheidsinvloed belangrijke elementen in de
consumentenvoorkeuren. Ondernemingen kunnen hierop inspelen en krijgen concurrentievoordeel.

De vraagcurve geeft de gevraagde hoeveelheid weer bij elke prijs. De vraagcurve verloopt dalende
vanwege het substitutie- en inkomenseffect. Bij een prijsverandering past de hoeveelheid zich aan
op de curve. De vraagcurve kan verschuiven door externe factoren zoals de toename van de
bevolking en de verandering van weer en smaak.

Het bovenste gedeelte van de curve heeft een elastische vraag. het gaat daarbij om hoge prijzen en
kleine hoeveelheden. Meestal gaat het om luxegoederen. Het onderste gedeelte van de vraagcurve
kent een inelastische vraag. Het gaat om lage prijzen en grote hoeveelheden. Meestal gaat het om
noodzakelijke goederen. We spreken hier van prijselasticiteit, waarbij de volgende formule kan
worden gelezen: of . Hierbij is Δq en Δp: nieuw - oud / oud*100%

Behalve de prijselasticiteit van de vraag is er ook de omzetelasticiteit. Deze geeft de verandering van
de omzet weer bij een verandering van de prijs met 1%.

De kruislingse elasticiteit geeft de invloed weer van prijzen van product x op de vraag van product y.
Hierbij kunnen we spreken van een substitutie-effect; de verdringing van producten als gevolg van
een prijsverlaging van een ander product. De vraag kan bij prijsveranderingen van een ander goed:

- Toenemen: er is dan sprake van een substitutiegoed
- Afnemen: dan is het een complementair goed
- Gelijk blijven: het is dan een indifferent goed

De vergelijking van de kruislingse elasticiteit ziet er als volgt uit: .

De inkomenselasticiteit geeft de invloed van inkomensveranderingen op de vraag naar een goed
weer. We kunnen spreken van een inkomenseffect; de koopkracht van het inkomen neemt toe door
een prijsdaling van producten. Als formule hebben we: Eqy = %Δ Q /%Δ Y. Er is sprake van:

- Luxegoederen: de vraag stijgt meer dan 1% bij een toenamen van het inkomen van 1%(bv.
iPhone ’s)
- Noodzakelijke goederen: de vraag stijgt minderen dan 1% bij een toename van het inkomen
met 1% (bv. Levensmiddelen)
- Inferieure goederen: de vraag daalt als het inkomen toeneemt (bv. Minder Euroshopper spul)

Overige begrippen:

Elastische vraag: prijselasticiteit van de vraag kleiner dan -1

Inelastische vraag: prijselasticiteit van de vraag groter dan -1

Vraagfunctie: het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid


2

, Algemene Economie H4: Het aanbod

Produceren gaat gepaard met kosten. Er zijn verschillende soorten kosten:

- Constante kosten die voortkomen uit de aanschaf van kapitaalgoederen en een vaste kern
van arbeidskrachten
- Variabele kosten die voortvloeien uit de aanschaf van grondstoffen en arbeid
- Totale kosten zijn de kosten bij een bepaalde productieomvang (CK+VK)
- Gemiddelde kosten zijn de kosten gedeeld door de productieomvang. Dit kan bij de CK, de VK
en de TK
- Marginale kosten zijn de kosten bij uitbreiding van de productie met een eenheid product

De marginale kosten zijn van belang voor het aanbod. De onderneming zal een hoeveelheid
producten aanbieden waarvoor geldt dat marginale opbrengsten en marginale kosten aan elkaar
gelijk zijn. Bij dit kruispunt spreken we van de maximale omzet; marginale opbrengsten zijn gelijk aan
de marginale kosten. Als de marginale kosten tenminste hoger zijn dan de gemiddelde variabele
kosten (GVK) op korte termijn of gemiddelde totale kosten (GTK) op lange termijn. Bij dit snijpunt is
meer producten aanbieden ongewenst omdat de winst dan lager is; de marginale kosten van extra
productie overtreffen de marginale opbrengsten, je hebt te veel kosten om winst te maken. De
kosten hebben invloed op de concurrentie:

- Als de vaste kosten hoog zijn en de variabele kosten laag, zal er sprake zijn van hoge
prijsfluctuaties in de markt. Ondernemingen zullen ook bij zeer lage prijzen nog produceren,
zolang de prijs maar boven de GVK uitkomt
- In dezelfde bedrijfstak kunnen verschillende bedrijven verschillende kostencurven hebben

In sommige bedrijfstakken zijn oneindige schaalvoordelen te bereiken; daar hebben kleine
ondernemingen geen kans. In andere bedrijfstaken zijn verschillende marktsegmenten met
verschillende prijzen. Daar hebben kleine ondernemingen mogelijkheden tot het produceren van
kwalitatief hoogstaande producten. In andere markten zijn er geen verschillen in kostencurven en
ook geen schaalvoordelen, zodat kleine bedrijven even grote concurrentiekracht hebben als groten.

Vraag en aanbod komen tot evenwicht bij de evenwichtsprijs, waarbij gevraagde en aangeboden
hoeveelheid aan elkaar gelijk zijn. Bij het aanbod later reageert op wijzigingen in de vraag doordat
het productieproces lang duurt, kunnen prijzen doorschieten naar boven of naar onderen zodat de
mark korter of langer onevenwichtig kan zijn.

De overheid heeft invloed op de markten door minimum- en maximumprijzen. Bij minimumprijzen
beschermt de overheid de producent en er ontstaan dan ook aanbodsoverschotten. Bij
maximumprijzen beschermt zij de consument waardoor er tekorten op de markt kunnen ontstaan.
Ook kan de overheid omzetbelastingen en accijnzen omleggen. Deze worden afhankelijk van de
elasticiteiten verdeeld over de consument en de producent.

Overige begrippen:

Bedrijfsoptimum: productieomvang bij minimale marginale kosten

Heterogene/homogene arbeid: specialistische/routinematige arbeid

Minimumefficiency-schaal: de kleinste capaciteit met de laagste GTK

Wet van toe- en afnemende meeropbrengst: bij een toename van de productie aanvankelijk
afnemende en vervolgens toenemende GVK, de lijn loop in een nederwaartse boog


3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DaanF. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.74  6x  sold
  • (0)
Add to cart
Added