sociale zekerheid en verzorgingsstaat in nederland
Written for
ROC A12 (A12)
Natuur en Gezondheid
Geschiedenis
All documents for this subject (7)
1
review
By: corneliebogerd • 2 months ago
Seller
Follow
stuviastudent22
Reviews received
Content preview
Themakatern
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in
Nederland
ANTWOORDEN
,Oriëntatie
hoofdvraag
Hoe is de verzorgingsstaat in Nederland ontstaan?
opdracht 1 - dit weet je al
a Maak twee begrippennetten. Schrijf in het bovenste net ‘arm’ en in het onderste ‘rijk’. Schrijf zo veel
mogelijk woorden op die met beide begrippen te maken hebben.
Eigen uitwerking.
b Noem drie dingen waarvoor je in Nederland een uitkering kunt krijgen.
Werkloosheid, ouderdom, invaliditeit.
opdracht 2
Bekijk bron 1.
Noem twee beeldelementen waaraan je kunt zien dat het hier om een arm gezin gaat.
De woning is klein en eenvoudig. Er is maar één lichtbron. De maaltijd ziet er eenvoudig uit.
opdracht 3
Bekijk bron 2.
a Waarom moeten deze mensen stempelen?
Door te stempelen kregen ze een uitkering. Hiermee gaven ze aan dat ze écht werkloos waren.
b Hoe kun je zien dat de werkloosheid in de jaren ’30 groot was? Noem één onderdeel uit de bron.
Bijvoorbeeld: Er staan veel mensen in de rij. Er is een officieel stempelloket.
c Veel werklozen vonden het verschrikkelijk om te moeten stempelen. Leg uit waarom.
Ze moesten elke dag in de rij staan. Ze moesten lang wachten, terwijl ze beter op zoek naar werk konden
gaan. Iedereen zag dat ze werkloos waren.
opdracht 4
Bekijk nogmaals bron 2 en bekijk bron 3.
Welk verschil zie je op de bronnen als je kijkt naar de manier waarop een uitkering wordt aangevraagd?
Tegenwoordig gaat het persoonlijker. Er wordt rekening gehouden met de privacy van degene die de
uitkering aanvraagt.
opdracht 5
Lees: Waar gaat het over?
Vroeger waren de gezinnen veel groter.
a Wat is daarvan een voordeel?
Kinderen konden zorgen voor wat extra inkomen. Kinderen konden zorgen voor de ouders als die te oud
waren om te werken.
b Wat is daarvan een nadeel?
Een groter gezin betekent ook dat meer mensen moeten worden gevoed.
opdracht 6
Bekijk nogmaals bron 1 en 2.
a Wat is een verzorgingsstaat?
Een staat waarin de overheid voor haar inwoners zorgt.
b Hoe laat bron 1 zien dat er toen nog geen verzorgingsstaat was?
De slechte woning. Weinig voedsel. Weinig hygiëne.
c Vind je dat er bij bron 2 sprake is van een verzorgingsstaat? Leg je antwoord uit.
Doe het zo:
Ik vind dat er wel/niet sprake is van een verzorgingsstaat, omdat ...
, Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Wel, er is een uitkering voor werklozen.
Niet, mensen moeten lang in de rij staan voor een laag bedrag.
opdracht 7
Bekijk de tijdbalk en blader door dit katern.
Teken in je schrift een tijdbalk van 1800 tot 2000.
Zet bij elke 50 jaar een streepje.
a Zet de namen van de tijdvakken uit dit thema op de juiste plek bij de tijdbalk.
b Blader door het katern en zet de volgende gebeurtenissen op de tijdbalk.
– Armenwet (hoofdstuk 1): 1854.
– Eerste Wereldoorlog: 1914-1918.
– Kinderwetje van Van Houten (hoofdstuk 1): 1874.
– Tweede Wereldoorlog: 1939-1945.
– sociale kwestie (hoofdstuk 1): eind 19de, begin 20ste eeuw.
– Jordaanoproer (hoofdstuk 2): 1934.
– crisisjaren (hoofdstuk 2): 1929-1935.
– opbouw verzorgingsstaat (hoofdstuk 3): vanaf 1949.
– wederopbouw (hoofdstuk 3): 1945-1955.
opdracht 8 - het belang van dit onderwerp
a Jij bent nu veertien of vijftien jaar. Ook jij hebt al te maken gehad met de verzorgingsstaat in Nederland.
Bedenk op welke manier(en).
Je ouders krijgen kinderbijslag, je bent ingeënt.
b Als je straks achttien jaar bent en je gaat nog naar school, dan krijg je opnieuw met de verzorgingsstaat te
maken. Leg dit uit.
Je krijgt dan studiefinanciering.
, 1 Armoede en liefdadigheid
Deelvraag
Hoe was de zorg voor armen, zieken en werklozen geregeld tot 1930?
opdracht 1 - dit weet je al
a In welk land begon de Industriële Revolutie?
Engeland
b Welke gevolgen had de Industriële Revolutie voor de woon- en werkomstandigheden van de mensen?
Woonomstandigheden: Er werden snel slechte huizen gebouwd. De mensen woonden in krotten.
Werkomstandigheden: De mensen werkten onder slechte omstandigheden. Het werk was eentonig en
gevaarlijk.
opdracht 2
Lees de introductie en de deelvraag.
a Noem twee problemen van de mensen die in armoede leefden.
Bijvoorbeeld: ze leefden in slechte ongezonde huizen. Ze kregen geen hulp van de overheid. Ze hadden
honger.
b Welk antwoord zou jij nu kunnen geven op de deelvraag?
Er werd erg weinig gedaan voor de armen, zieken en werklozen in Nederland.
opdracht 3
Lees: Hulp aan armen.
a Stel: jij leefde in 1850 en had hulp nodig. Zet de volgende stappen in de goede volgorde.
1 armenfonds van de gemeente
2 steun van de familie
3 liefdadigheidsinstellingen
2-3-1
b De overheid verleende nauwelijks hulp aan armen. Noem twee oorzaken van deze beperkte hulp.
Oorzaak 1: De gemeenten waren niet verplicht om een armenfonds te hebben.
Oorzaak 2: Gemeenten hadden niet altijd voldoende geld in het armenfonds.
opdracht 4
a In de tekst wordt gesproken over kerkelijke liefdadigheid. Bedenk op welke manier de kerken aan het geld
kwamen voor deze liefdadigheid.
Bijvoorbeeld: Giften van rijke burgers, erfenissen.
b Waarom bestond de hulp aan armen vaak uit goederen en niet uit geld?
Het was moeilijk te controleren of geld door de armen wel aan de juiste dingen werd besteed.
c Wat was het nadeel van deze vorm van hulp voor de armen?
Zij konden niet zelf beslissen hoe ze de hulp wilden gebruiken. Als ze geld hadden gekregen, konden ze zelf
beslissen wat ze het hardst nodig hadden.
opdracht 5 - examenopdracht
Lees bron 14.
a Wat vond minister Thorbecke van liefdadigheid?
Hij vond dat mensen er lui van werden.
b Ben jij het met minister Thorbecke eens? Leg je antwoord uit. Doe het zo:
Ik ben het eens/oneens met minister Thorbecke, omdat ...
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: eens, omdat het voor veel mensen wel een makkelijke manier was om aan
goederen te komen. Oneens, omdat sommige armen het gewoon echt nodig hadden en niet voor de lol arm
waren geworden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stuviastudent22. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.