100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Burgerlijk Recht II | Alle Hoorcolleges 1 t/m 12 | Gedetailleerd (180 pagina's) | 2019/2020 $6.95
Add to cart

Class notes

Burgerlijk Recht II | Alle Hoorcolleges 1 t/m 12 | Gedetailleerd (180 pagina's) | 2019/2020

 16 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Gedetailleerde samenvatting (180 pagina's) van alle hoorcolleges Burgerlijk Recht II. Per week worden twee hoorcolleges besproken. Alle powerpoint-slides zijn in de tekst opgenomen en aangevuld met de bijbehorende uitleg en voorbeelden, zoals besproken in de hoorcolleges. De voorgeschreven jurisp...

[Show more]

Preview 6 out of 179  pages

  • September 12, 2020
  • 179
  • 2019/2020
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller
Mr. dr. Wolters


Burgerlijk Procesrecht II – Hoorcollegedictaten

Week 1 - Totstandkoming overeenkomsten, vertegenwoordiging en bronnen van verbintenissen
Week 2 - Oneerlijke handelspraktijken, misleidende reclame en de inhoud van de overeenkomst
Week 3 - Nietigheid en vernietigbaarheid, voorwaardelijke verbintenis en tijdsbepaling
Week 4 - Boetebeding, algemene voorwaarden en ambtshalve toetsing
Week 5 - Koop, digitale inhoud en diensten, richtlijn Consumentenrechten
Week 6 - Klachtplicht, verval en verjaring, rechtswerking
Week 7 - Onrechtmatige daad
Week 8 - Afgebroken onderhandelingen, overeenkomst en derden, actio Pauliana
Week 9 - Risicoaansprakelijkheid
Week 10 - Schade en causaal verband
Week 11 - Omvang schadevergoeding en ongerechtvaardigde verrijking

Week 1: Totstandkoming overeenkomsten, vertegenwoordiging en bronnen van verbintenissen
 HR 17 december 1976, ECLI:NL:HR:1976:AC5835, NJ 1977/241 (Misverstand)
 HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877, NJ 1977/521 (Kribbebijter)
 HR 31 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2266, NJ 1998/704 (Globe/Provincie Groningen)
 HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010: BK7671, NJ 2010/115 (ING/Bera)
 HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:143, RvdW 2017/260 (Aventura)

Rechten vermogensrecht
1. Absolute rechten = rechten die tegen een ieder kunnen worden uitgeoefend
2. Relatieve rechten = rechten die tegen een of meer specifieke partijen worden uitgeoefend
- Verbintenissen = een vermogensrechtelijke betrekking tussen twee of meer personen
krachtens welke de een jegens de ander tot een prestatie gerechtigd is en deze jegens
genen tot die prestatie verplicht is
Het moet gaan om vermogensrechtelijk (1): het moet gaan om v vermogensrecht.
Het moet gaan om twee of meer personen (2): dit is grote verschil tussen verbintenissen of
andere rechtsplichten. Bij een verbintenis gaat iedere verplichting gepaard met een recht.
Een verbintenis is zowel actief als passief. Schuldeiser en schuldenaar  alleen dan een
verbintenis.
- Andere rechtsplichten
Plicht zonder dat de ander automatisch een recht heeft. Bekendste voorbeeld is
onrechtmatige daad. Iedereen heeft een rechtsplicht om de maatschappelijke zorg in acht
te nemen: houden aan regels van ongeschreven recht. Dat is een rechtsplicht. Jegens wie
moet je daar aan houden? Jegens iedereen. Dat betekent niet dat iedereen jouw
schuldeiser is op grond van regels van het ongeschreven recht. De rechtsplicht leidt pas tot
een gevolg bij een schending daarvan. Alleen als iemand dit schendt en dit tot schade
leidt, dan komt er een verbintenis tot schadevergoeding verplicht waar ook een schuldeiser
bij betrokken is.

Grof onderscheidt rechtsplicht en verbintenis:
Verbintenis Rechtsplicht
Rechtsbetrekking Geen rechtsbetrekking
Altijd twee of meer partijen: De schuldenaar en zijn plicht
schuldeneiser en schuldenaar. staan centraal
Recht en plicht
Een tekortkoming is een Schending is een onrechtmatige
wanprestatie daad
Opeisbaar (tenzij natuurlijke Alleen vordering bij schending of
verbintenis) ten minste en dreigende
schending

,Mr. dr. Wolters



Verbintenissen
Verbintenis = Een vermogensrechtelijke betrekking tussen twee of meer personen, krachtens welke
de een jegens de ander tot een prestatie gerechtigd is en deze jegens gene tot die prestatie verplicht
is.

In het Nederlands burgerlijk recht hebben we nog maar één bron van verbintenissen: namelijk de wet.
In de wet staat dat iedere verbintenis moet enige wijze uit de wet moet voortvloeien. Het hoeft dus niet
letterlijk in de wet te staan! Hierin kan men drie bronnen van verbintenissen onderscheiden:

1. Verbintenissen die worden afgesproken bij rechtshandelingen
(Een rechtshandeling is een handeling die gericht is op het teweegbrengen van rechtsgevolgen).
Dit zijn:
 Overeenkomsten (6:213 en 248 boek 7 BW)
o Uit de wet vloeit voort dat overeenkomsten tot verbintenissen leiden: 6:213 BW per
definitie een rechtshandeling waarbij een verbintenis ontstaat.
o 6:248 zegt dat ook: (indirect) een ov heeft niet alleen door de partijen
overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die uit de wet, redelijkheid en
billijkheid en gewoonte voortvloeien.
 Aansprakelijkheidstelling als bedoeld in 2:403 lid 1 onder f BW
 Bekrachtiging (3:69 BW)
 Legaat (4:117 BW)

2. Verbintenis door andere rechtsfeiten
Bij een ander rechtsfeit is de wil van de handelende persoon is niet van belang (in tegenstelling tot
rechtshandeling). Bij een rechtshandeling heeft de handelende partij de wil om een rechtsgevolgen
te laten onstaan. Bij andere rechtsfeiten is de wil niet van belang.
Dit zijn:
 Onrechtmatige daad (6:162 BW)
o Voetbal door raam trappen: of je nu de wil had om het raam kapot te maken of niet: er
ontstaat dan een onrechtmatige daad.
 Zaakwaarneming (6:198 BW)
 Onverschuldigde betaling
3. Verbintenis door gerechtelijke uitspraak
 Veroordeling tot betaling dwangsom of proceskosten (237 e.v. en 611a Rv)
 Toekenning van een schadeloosstelling (3:53 BW)

In artikel 6:1 staat expliciet dat verbintenissen alleen uit de wet kunnen voortvloeien. Echter: Quint/
Te Poel. In dit arrest was er een driehoeksrelatie aan de hand. Er was een opdrachtgever en die
gaf opdracht aan de aannemer: bouw een huis op de grond van een derde. Die derde was een
broer van de opdrachtgever. Die aannemer bouwt het huis en wil dan betaling. Eerst gaat hij naar
de opdrachtgever, maar die was niet te vinden (kon of wilde niet betalen). De aannemer ging toen
naar die broer: want die was door natrekking eigenaar geworden van het huis. De grond van derde
was daardoor meer waard geworden en derde had hier – volgens de aannemer - geprofiteerd van
de arbeid van de aannemer. Die aannemer stelt een vordering tot ongerechtvaardigde verrijking in.
Dit bestond echter nog niet onder het oude BW– dus volgde dit niet uit de wet. In beginsel bestond
er dus geen basis voor een verbintenis tot schadevergoeding.
HR: niet iedere verbintenis hoeft op de wet te steunen. Een verbintenis kan ook onstaan als het in
het stelsel van de wet past en aansluit bij wat er in de wet staat. 6:1 hoef je niet al te streng op te
vatten. Toch kreeg de aannemer zijn geld niet: de aannemer was zelf dom geweest om de bouwen
op andermans grond.

,Mr. dr. Wolters


Maar is Quint/Te Poel nu dé oplossing indien er niet uit de wet blijkt dat men recht heeft op
schadevergoeding?

Stel u bent advocaat en u wilt schadevergoeding. Máár er is niet echt een grondslag: dat mijn client
recht heeft op schadevergoeding blijkt niet uit de wet. Je kunt dan Quint te Poel toepassen en
zeggen: nee, het vloeit niet voort uit de wet, maar sluit wel aan bij de wet en past bij andere in de
wet geregelde gevallen. Maar dat is moeilijk: dan is het aan de lagere rechter te erkennen dat er
nog een andere bron van verbintenis bestaat. Een gewone advocaat zou zeggen: er is sprake van
een onrechtmatige daad. De onrechtmatige daad is zó breed dat je hier alle gevallen onder kan
scharen. Er is dus niet echt een prikkel om een beroep te doen op Quint/Te Poel, want je kunt dit
dus al scharen onder de onrechtmatige daad die al is geregeld in de wet.

Komen dan op het volgende schema:


Rechten in het
vermogensrecht




Absolute rechten Andere
Verbintenissen
(BRI) rechtsplichten




Wet




Andere Rechterlijke Quint/Te Poel
Rechtshandeling
rechtsfeiten uitspraak (?)




Opeisbaarheid
Iedere verbintenis is in beginsel afdwingbaar/opeisbaar (3:296 BW) Vordering tot nakoming = heb
een verbintenis dan kan je nakoming eisen. Dat is de hoofdregel. In sommige gevallen is er géén
vordering tot nakoming. Sommige verbintenissen zijn niet afdwingbaar, namelijk de natuurlijk
verbintenis (6:3 lid 1 BW)
Natuurlijke verbintenis = verbintenis zonder rechtsvordering
Het is wel een verbintenis. Als jij een natuurlijke verbintenis nakomt, dan is dit geen
onverschuldigde betaling!

Hoe ontstaat een natuurlijke verbintenis?
 De wet of een rechtshandeling onthoudt de afdwingbaarheid, namelijk bij:
- Verjaring. De verbintenis blijft dan verstaan, maar de nakoming vervalt. Door verjaring
ontstaat een natuurlijke verbintenis.
- Gentlemen’s agreement  afspreken dat je een verbintenis niet kunt afdwingen
(gentlemen’s agreement). Dit leidt tot allerlei verplichtingen, maar die zijn niet af te
dwingen.
 Morele verplichting  stel je leent de fiets van buurman. Nu wordt die fiets gestolen. Je kunt
daar niets aan doen. Jij was een goed bruiklener (nodige zorg betracht). Je hebt geen
verplichting om je vriend schadeloos te stellen, maar moreel gezien koop je voor de buurman
een nieuwe fiets. Dit is een morele verbintenis die een natuurlijke verbintenis is.


Totstandkoming van overeenkomsten

,Mr. dr. Wolters


Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en de aanvaarding daarvan (6:217 lid 1 BW).
Nadere regels 6:217-225.
of:
Overeenkomst = aanbod + aansluitende aanvaarding

De formulering in de wet is eigenlijk een beetje te netjes: hierbij gaan men uit van één aanbod en
één aanvaarding. In de praktijk gaat het zo niet: mensen onderhandelen en uiteindelijk ligt er een
ov. Er is niet duidelijk een aanbod en aanvaarding. Belangrijk aan dit is het achterliggende idee:
aanbod en aanvaarding moet overeenkomen.

Aanbod en aanvaarding staan nergens in de wet gedefinieerd. Dit zijn echter rechtshandelingen
(namelijk gericht op een overeenkomst en overeenkomst heeft rechtsgevolg).

Rechtshandeling  3:33 BW. Een rechtshandeling vereist een wil en een verklaring. Aanbod is
een rechtshandeling en vereist dus een wil en verklaring én aanvaarding is een rechtshandeling en
vereist ook een wil en verklaring. De verklaring is vormvrij (3:37 lid 1).

Aanbod
Een aanbod is:
 een vormvrij voorstel tot het sluiten van een overeenkomst;
 het moet de bedoeling zijn om deze overeenkomst door aanvaarding tot stand te laten komen.
 het moet voldoende bepaalbaar zijn (staat niet in 3:33, maar in 6:227 BW). wet eist niet dat
verplichtingen bepaald zijn: niet alle details hoeven duidelijk te zijn. Het moet enkel mogelijk
zijn om de inhoud van de verbintenis vast te stellen: de inhoud van de verbintenis moet
bepaalbaar zijn.

Volgt uit Stichting Erfpachters Belang Amsterdam/Amsterdam
De gemeente geeft veel grond uit door erfpacht. Erfpachters betalen geld aan de gemeente
Amsterdam, de kanon. In dat recht van erfpacht stond dat de kanon voor een lange periode
vaststond en na een periode zou worden herzien. Er stond niet hoe het werd herzien, maar enkel
dat dit door deskundigen zou worden gedaan. Je zou kunnen zeggen: dit is heel vaag. Je kan
onmogelijk weten wat de kanon zou zijn na deze periode. Maar HR zegt: er is voldaan aan eisen
van bepaalbaarheid: verbintenis kan worden bepaald, dat die procedure niet duidelijk is doet daar
niets aan af. De overeenkomst bevat een procedure aan de hand waarvan de verbintenis kan
worden bepaald

Dat bepaalbaarheid niet streng wordt uitgelegd, blijkt ook uit 7:4 BW: Een koopovereenkomst
zonder koopprijs = redelijke prijs. Wanneer men niets afspreekt over de prijs, dan wordt de koper
geacht een redelijke prijs te betalen. Het betekent dan niet dat de overeenkomst onvoldoende
bepaalbaar is en niet tot stand komt.

Velen zeggen dat een aanbod daarnaast ook gericht moet zijn aan degene met wie een partij een
overeenkomst wilt sluiten
 Stel ik wil mijn fiets verkopen aan mevrouw X, maar ik geef het aanbod aan mevrouw Y. Doe ik
dan een aanbod? Nee, niet echt: dat aanbod moet als zodanig aan mevrouw X worden gericht.

Maar in andere gevallen zijn eisen van gerichtheid niet zo streng!
Denk aan openbaar aanbod:
 Stel op een webshop worden films aangeboden. Iedereen die zich meld en 10 euro betaald kan
een film streamen. Dit aanbod is niet gericht tot een specifiek persoon. Ondanks gerichtheid is
er wel degelijk sprake van een aanbod. De voorraad is onbeperkt. Het streamen van de films is
niet concurrerend: iedereen kan tegelijkertijd films streamen.

,Mr. dr. Wolters


 Of: het verkopen van sokken online. Iedereen die 10 euro betaald krijgt sokken geleverd. Maar
voorraad is wel te beperkt om aan heel Nederland – of heel de wereld te leveren. Het aanbod
is dan wel rechtsgeldig, ook al is het niet gericht. Hier is sprake van een beperkte voorraad,
dus het aanbod is rechtsgeldig - tot de voorraad strekt.  soortzaak.

Echter bij een huis (specifieke zaak, een exemplaar) is de eis van gerichtheid wel weer streng!! Dit
geldt dus voor speciuszaken. Hofland Hennis:
Ongericht aanbod + individueel bepaalde zaak = uitnodiging om in onderhandeling te treden.
Dus gerichtheid is een vereiste bij specifieke zaken, zo kun je uit Hofland Hennis opmaken. Echter
is dit ook slechts in beginsel. De HR zegt dat in beginsel er slechts sprake is van een uitnodiging
van het doen van een aanbod.

Wanneer zou dit dan anders zijn? Dit kwam naar voren in een Amerikaanse zaak (Morris Lefkowitz
v. Great Minneapolis Surplus Store Inc):
: Advertentie van een warenhuis voor een bontjas en dure waren. Wie als eerst kwam en het geld
meenam kon de spullen meenemen. Dit is een openbaar aanbod voor specifieke zaken met een
hele beperkte voorraad. Een man had daar wel oor voor en zegt: geef mij alle bontjassen maar.
Maar de winkel zegt: dit aanbod is alleen voor vrouwen (dit stond echter niet in de advertentie).
Feitelijk was dit een list en had de winkel had nooit de intentie om het te verkopen, het was slechts
een lokkertje. Tegenwoordig zouden we dit zijn als een oneerlijke handelspraktijk, Maar hier werd
de vraag centraal gesteld of er nu een ov tot stand was gekomen?

Centraal werd hier de wil van partijen gesteld. Wilt degene die het verkoopt dat het een aanbod is?
In dit geval was het aanbod heel duidelijk: er is een beperkte voorraad en je kunt het krijgen door
als eerste te zijn. Geoordeeld werd dat dit dus zo’n specifiek aanbod was, dat het wél een aanbod
was en geen uitnodiging om in onderhandeling te treden.

Je kunt dit dus ook toepassen op huizen. Indien in de advertentie staat: we gaan het verkopen door
op datum X methode Y te gebruiken en wie dan de hoogste prijs biedt heeft gewonnen. In dat
geval is het wel gericht en ontstaat er ook een aanbod (dan blijkt dat uit advertentie).

Aanvaarding
Aanvaarding vereist:
 een verklaring; een vormvrije acceptatie van een gelding aanbod
 Dit moet wel altijd gericht zijn: tot de aanbieder
 En er moet een wil zijn: namelijk gericht op het totstandkomen van de overeenkomst
 De aanvaarding sluit aan bij het aanbod (6:225 BW)

Belangrijk is dus dat aanvaarding moet aansluiten: er moet wilsovereenstemming zijn. Daar gaat
het nog al eens mis. Verklaring zijn vormvrij. Partijen zijn echter niet altijd even precies in hun
verklaring.

Dit was in de arrest van Haakjöringsköd. Dit was het Noorse woord voor Haaienvlees. De
overeenkomst werd echter gesloten tussen twee Duitsers. Zij hadden dachten beide dat
Haakjöringsköd Walvisvlees betekende. Beide partijen denken dus walvisvlees: maar ze hebben
het over haaienvlees

Situatie 1
• Partijen sluiten een overeenkomst voor de verkoop van ‘Haakjöringsköd’ = haaienvlees.
• Beide partijen denken: Haakjöringsköd = walvisvlees.
• Gericht op: overeenkomst voor de verkoop van walvisvlees

, Mr. dr. Wolters




= wilsovereenstemming  dus overeenkomst.

Maar het kan ook dat hij de koper het woord Haakjöringsköd niet gebruikt, maar dat hij een ander
woord gebruikt: bijvoorbeeld ‘Sardientjes’ en aanneemt dat dit Walvisvlees betekent.
 De verkoper zegt: wilt u Haakjöringsköd (= Haainvlees) kopen?
 Koper zegt: ja hoor, geef mij die sardientjes maar.
 Gericht op: ov voor de verkoop van walvisvlees.

Dan krijgen we dit schema (situatie 2)




352
De een heeft het over haaienvlees en de ander sardientjes, maar beide hebben ze de wil om
walvisvlees te kopen: Wilsovereenstemming dus  overeenkomst.

Zo’n casus is een uitzondering. Veel vaker gebeurd het tegenovergestelde. Partijen verklaren
hetzelfde, maar bedoelen iets anders. Namelijk:

Bijvoorbeeld: de een wilt Sardientjes en de ander verkoopt Walvisvlees, maar zij verklaren beide
Haakjöringsköd = Haaienvlees. In dat geval krijg je het volgende schema:

Situatie 3: géén wilsovereenstemming.




= geen wilsovereenstemming  dus geen overeenkomst.

Dit was ook het geval bij Bunde/Erckens (HR: Misverstand)
Erckens was eigenaar van stuk grond en verkocht dit aan gemeente Bunde. Gemeente Bunde
verkocht dit weer aan particulieren. De gemeente Bunde zou de belastingschade van Erckens
vergoeden Erckens dacht 548.000 gulden, de gemeente Bunde ging uit van 2000 gulden. Was er
nu een overeenkomst gesloten? Beide partijen zeggen hetzelfde, maar bedoelen iets anders.




Hoofdregel van 3:33 of 6:217: geen wilsovereenstemming, dus geen overeenkomst.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gasm. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50843 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.95
  • (0)
Add to cart
Added