100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Staatsrecht II | Complete Samenvatting Werkgroepen 14-25 voor het Mondeling/Tentamen! | 2019/2020 $7.04   Add to cart

Summary

Staatsrecht II | Complete Samenvatting Werkgroepen 14-25 voor het Mondeling/Tentamen! | 2019/2020

 76 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Complete samenvatting van de werkgroepen Staatsrecht II voor het mondeling of het tentamen! Docent: Bovend'Eert Jaar: 2019/2020

Preview 6 out of 79  pages

  • Unknown
  • September 13, 2020
  • 79
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
WETGEVING
1. Legaliteit
Functies staatsrecht:
 Constituerende of instellingsfunctie (richt de ambten in)
 Attribuerende of bevoegdheid verlenende functie (toekennen van bevoegdheden)
 Regulerende of matigende functie (beperken van bevoegdheden).

Functies volgens Kortman:
1. Het legaliteitsbeginsel: al het overheidsoptreden moet berusten op kenbare en voldoende
specifieke regels.
 art. 1 Gw, art. 16 Gw, 1 WvS art. 88 Gw (kenbaarheid van wetten).
 Meerenberg-arrest en Fluoridering-arrest;
2. Voorafgaande algemene regel: In enig positiefrechtelijk voorschriften’ komt tot uitdrukking dat
de regel op grond waarvan de overheid optreedt, aan dat optreden vooraf moet gaan. Niet
alleen abstract en voor herhaalde toepassing, maar ook aan het overheidsoptreden voorafgaan
(rechtszekerheid)  artikel 16 Gw en art. 1 Sr;
3. Scheiding regelgeving en uitvoering: een ander ambt stelt regels vast, dan het ambt dat
regels uitvoert. In Nederland wordt hier maar beperkte mate aan voldaan: ministeriële
regelingen en amvb’s komen van de regering. Komt ook bij dat de regering de uitkomst van de
Kamer voor een groot deel beheerst: de fracties waarop het kabinet steunt zal niet snel
wetsvoorstellen wijzigen.  art. 57 Gw;
4. Democratieprincipe/-beginsel:
Bepaalde besluiten eisen instemming van volksvertegenwoordigers (vastgesteld bij formele wet).
 art. 50, 54 Gw; 2 VEU
5. Trias-eis/onafhankelijke rechtspraak: rechtspraak door onafhankelijk ambt
 art. 81 Gw, art. 112 Gw, art. 45 Gw, art. 117 Gw; 6 EVRM
6. Klassieke grondrechten: artt. 1 – 23 Gw: VEU, EVRM en Handvest van de Europese Unie
 Klassieke grondrechten: de burgerlijke en politieke rechten. Dit zijn onder andere het
kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid en het
discriminatieverbod.
 Sociale grondrechten: de economische, sociale en culturele rechten. Dit zijn onder
andere het recht op huisvesting, sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs.

Democratie vs. Rechtstaat
Rechtstaat en democratie ligt niet op één lijn. Democratisch genomen besluiten kunnen totalitair
van aard zijn.
 Het democratische idee gaat uit van een fundamenteel vertrouwen in de staatsmacht: immers
het volk beslist.
 Rechtstaatsidee gaat uit van fundamenteel wantrouwen in iedere overheidsmacht – ook als de
wil van het volk aan die macht ten grondslag ligt – die door waarborgen begrens moet worden.
 Rechtstaatsidee bekommert zich om de vrijheid van individu en samenleving jegens de
overheid, democratisch idee heeft betrekking op de dragers van overheidsbevoegdheden.
 Democratie betreft de invloed van de onderdaan op besluiten van de overheid. Hier zijn twee
uitersten voor te vinden:
o Enkel besluiten die door volk zelf zijn genomen binden de onderdanen (volledige
rechtstreekse democratie komt echter nergens voor! Wel referenda, etc.).
o Anderzijds dat de constitutie en wijzigen ervan berust op een uitspraak van de
onderdanen of door hen gekozen vertegenwoordigers.
 De meeste westerse staten bezitten tussenvorm: enige mate van volksinvloed op de
totstandkoming en wijziging van de constitutie en de overige wetgeving is verzekerd.
 Directe democratie op centraal niveau kent Nederland niet! Slechts vormen representatieve
democratie. De regelstellende bevoegdheid berust bij ambten wier leden rechtsstreek zijn
gekozen (Tweede Kamer), indirect zijn gekozen (Eerste Kamer) en bij ambten waarvan de
leden - behoudens de Koning- verantwoording aan de Kamers verschuldigd zijn.

, In verband met het element van de democratie zijn niet enkel verkiezingen van belang. Ook
openbaarheid van bestuur en de vergadering van volksvertegenwoordiging, alsmede vrijheid
van meningsuiting in de politiek.
 Zwakte van stelsel: meerderheid die aan macht komt, kan volgens het positie constitutionele
recht besluiten dat minderheden niet meer aan de macht mogen komen en vervolgens de
rechtstatelijke waarborgen te gaan uithollen. In een puur formele opvatting van de democratie
is daar niets aan te doen. Democratie kan op democratische wijze worden afgeschaft.
 In Duitsland ‘streitbare Demokratie’ (20 lid 4 GG) : minderheden of individuen zijn gerechtigd
(met geweld) zich te verzetten tegen opheffing van democratie.
 Een democratie zal slechts kunnen standhouden indien zij gedragen wordt door het gros van
de ambtsdragers en onderdanen. Een rechtstaat kan slechts overleven, als de democratische
besluitvorming bepaalde minimumwaarborgen in acht neemt, zelfs al zou de meerderheid die
waarborgen liever afschaffen.

2. Het Statuut
Algemene bepaling / Preambule bij constitutie
Algemene bepaling = ziet toe op terminologie en begrippen en heeft juridische status. Ziet toe op
de overheid.
 Voorstel tot algemene bepaling die democratie, de rechtstaat en de grondwetten
waarborgt. (legaliteit, machtenscheiding, onafhankelijke rechtspraak, grond- en
mensenrechten).
 Gevolg is dat er ondergrens wordt gesteld aan deconstitutionalisering van bepaalde zaken
 wijzigingen/intrekkingen kunnen niet zover gaan dat daarmee drie voornoemde
beginselen niet worden gewaarborgd.
Preambule = voorverklaring waarin de waarden die ten grondslag liggen aan de grondwet worden
uitgezet. Kan niet achteraf. Geen juridische status.

Het Koninkrijk vormt een staatsrechtelijk samenwerkingsverband van landen dat trekken heeft van
een federale staat, maar dan wel een zeer eigensoortige.
 Koninkrijk = Nederland (+ Bonaire, Sint Eustatius en Saba), Aruba, Sint-Maarten en Curaçao.
 Onder Nederland vallen de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).
 BES-eilanden maken deel uit van het staatsbestel van Nederland (132a Gw).
 BES-eilanden zijn bijzondere gemeenten met status van openbaar lichaam (132a jo. 134
Gw) = bijzondere positie van de BES-eilanden (status sui generis). Geen gewone
gemeenten omdat ze niet in de EU liggen. Gewone wetgeving is dus ook van toepassing in
de BES-eilanden. In lid 4 wordt de uitzonderingen toegestaan (hoogte uitkeringen bv.)

Koninkrijk is geen typische federatie!
 Een federatie is een verband van deelstaten. Deelstaten regelen zelf heel veel: hebben
een eigen grondwet. Deelstaten werken samen door federale ambten die zich inzetten voor
de federatie. Hierboven staat een federale grondwet.
 Typische federate heeft dus federale ambten voor uitoefenen van bevoegdheden. Dat is in
het Koninrijk niet! Nederland heeft groot overwicht: bevoegdheden worden uitgevoerd door
Nederlandse Ambten. Dat doet af aan het federale karakter. Statuut staat wel hoger dan
Nederlandse Gw.
 Formeel kent het Statuut een Kroon van het Koninkrijk, een ministerraad en een Raad van
State. De Kroon en RvS = de Nederlandse Kroon en RvS. De Nederlandse ministerraad
fungeert als ministerraad voor het Koninkrijk, aangevuld met gevolmachtigde ministers van
de andere landen.

Koninkrijksambten
1. De kroon van het Koninkrijk (1a Statuut, 2 en 4 Statuut)
2. De rijksministerraad (7 en 10 Statuut) = alle Nederlandse ministers + gevolmachtigde
ministers Aruba, Curaçao en Saba

,  3 gevolmachtigde ministers ( elk voor 1 ander land dan Nederland)
 In het kabinet zitten 16 ministers
 De gevolmachtigde ministers hebben niet veel invloed, omdat zij in de minderheid zijn.
 12 Statuut  indien bezwaar gevolmachtigde minister, vind overleg plaats mét
Nederland overwicht
 Reglement van orde van de ministerraad,
3. Koninkrijksregering (2 lid 1 Statuut) = Koning + rijksministerraad.
 De besluitvorming vindt plaats in de ministerraad, dus via de gemachtigde ministers
hebben de landen iets invloed.
4. Raad van State van het Koninkrijk (artikel 13 Statuut)
5. Koninkrijkswetgever = De Nederlandse Wetgever (Staten Generaal + de regering).
o De Gevolmachtigde ministers mogen niet meestemmen, zij behoren namelijk niet
tot de Staten-Generaal.
o Gevolmachtigde ministers heeft hier een rol in  17 en 18 Statuut.
6. Hoge Raad (23 Statuut)
o Doet ook cassatiezaken die spelen in andere landen.

Rijkswetprocedure: 5 lid 3 + 15 t/m 22 Statuut
 Gewone Rijkswetten worden ook wel obligatoire Rijkswetten genoemd. Obligatoir betekent
verplicht.
 De Grondwet geeft daarnaast aanvullende voorschriften, die gelden voor zowel ‘gewone’
wetten als rijkswetten (vergelijk artikel 5, eerste lid, van het Statuut ).

4 lid 2 en 14 Statuut
1. Wetsvoorstel wordt behandeld in de rijksministerraad.
o Bezwaar indienen door Gevolmachtigde ministers, conform art. 12 Statuut.
o Overleg conform art. 12 lid 3 Statuut als laatste redmiddel.
o Overleg is tussen de MP, twee ministers van Nederland en de gevolmachtigde minister
en een andere afgevaardigde. Het is dus drie van NLD tegen twee van het andere land.
Er is dus altijd een overwicht van Nederland.
2. Advies van de Raad van State van het Koninkrijk (art. 13 Statuut).
3. Voorstel wordt ingediend bij de Tweede Kamer en tegelijkertijd toegezonden aan de
parlementen van Aruba, Curaçao en St. Maarten, de Konink doet dit (art. 15 Statuut).
4. De parlementen van de eilanden kunnen schriftelijk verslag insturen en de gevolmachtigde
minister kan deelnemen aan de beraadslaging in de Tweede kamer en de Eerste kamer.
Hij kan inlichtingen geven m.b.t. het standpunt van zijn land en amendementen indienen
waarover de Tweede kamer zal stemmen (art. 17 en 18 Statuut). Omdat de
gevolmachtigde ministers geen lid van het parlement zijn moeten amendementen via de
voorzitter worden ingediend. Ook kunnen afgevaardigden en bijzonder gedelegeerden
worden uitgenodigd.
5. De gevolmachtigde minister kan zich tegen een wetsvoorstel keren. De behandeling wordt
dan aangehouden indien minder dan 3/5 e van de Tweede kamer met het wetsvoorstel
instemt.
6. De dominantie van Nederland is buitengewoon sterk in het Statuut is vastgelegd. De
ambten van Nederland hebben meer macht bij Rijkswetgeving, de andere landen hebben
7. nagenoeg geen invloed.

Consensusrijkswetprocedure: artikel 38 Statuut.
 Consensusrijkswet = eigenlijk een landsaangelegenheid, waarvan de landen gezamenlijk
bepalen dat het handig is om de wet in het Koninkrijk breed te regelen. Nederland, Aruba en
Sint-Maarten kunnen onderling regelingen treffen over landsaangelegenheden. In onderling
overleg wordt overeenstemming tussen de regeringen bereikt. Het is dus een eigen

, aangelegenheid en niet een Koninkrijksaangelegenheid, maar kan wel in een Rijkswet worden
gegoten.
 De aanloop is dus anders, maar verder wordt de Rijkswetprocedure gevolgd.
 Als er eenmaal een consensusrijkswet is gemaakt, kan een land er niet zomaar uitstappen. Het
is dus niet helemaal vrijblijvend.
 Als de regeringen het eens zijn, kunnen de Staten-Generaal van het Caribische deel niet veel
inbrengen. De koninkrijkswetgever is namelijk de Nederlandse wetgever.
.
Statuutwijzigingsprocedure
 Art. 55 Statuut: geschiedt bij een Rijkswet. Het is van belang dat een voorstel niet door
de Koning wordt goedgekeurd, voordat deze is aanvaard door Aruba, Curaçao en Sint
Maarten. De aanvaarding geschiedt bij landsverordening.
 Er zijn twee lezingen, tenzij in de eerste lezing de wijziging wordt aangenomen met twee
derde van de uitgebrachte stemmen. Gebeurt dat niet, dan is er sprake van een tweede
lezing.
 Indien het voorstel tot wijziging van het Statuut afwijkt van de Grondwet, dan moet dit voorstel
bovendien behandeld worden volgens 137 Gw. Dan moet de Grondwet herzieningsprocedure
in acht worden genomen. Maar ook daar geldt uitzondering: hoeft enkel met volstrekte
meerderheid, geen gekwalificeerde: 55 lid 3!
 De afwijking vindt haar rechtvaardiging in enerzijds de wens om de toekomstige
rechtsontwikkeling in het Koninkrijk niet al te zeer te belemmeren en anderzijds de
verzwaring die al aanwezig is doordat de wijziging bij landsverordening door Caribisch
Nederland moet zijn aanvaard.

De Grondwet kan vervolgens weer in overeenstemming worden gebracht met het Statuut
142 Gw: Indien het Statuut veranderd in strijd met de grondwet, dan moet dus 55 lid 3 zijn gevolgd
(grondwetsherzieningsprocedure met gewone meerderheid) In dat geval kan bij gewone wet de
Grondwet weer in overeenstemming worden gebracht, indien het een wet is die uitsluitend toeziet
op grondwetsbepalingen die landsrecht inhouden (81 t/m 88 Gw). Indien de betrokken wet ook
bepalingen regelt die aangelegenheid zijn van het Koninkrijk, geschiedt het bij Rijkswet (81 t/m 88
Gw jo. 15 t/m 22 Statuut)
- Let op: kan! Er mag ook een gewone herzieningsprocedure worden gevolgd.
- = gevolg van 5 lid 2 Statuut: Het Statuut heeft hoogste status. Als Grondwet afwijkt, moet
zij zich aanpassen.

3. De Grondwet `
Open karakter van de grondwet
 Grondwet is geen uitputtende regeling. Er wordt veel ruimte gegeven voor invulling door de
wetgever. Zie formele systematiek grondwetten: de wet kan regels stellen, behoudens ieder
verantwoordelijkheid volgens de wet
 Vrij veel is gedeconstitutionaliseerd. Een voorbeeld is art. 131 Gw ‘bij KB’.
 Veel fundamenten van het staatsrecht zijn niet in de grondwet te vinden, maar behoren wel tot
de constitutie. Zoals het vertrouwensbeginsel. Men kan dus ook naar het gewoonterecht kijken.
Meerenberg is voor uitleg van de Grondwet van belang.
 Komt ook terug in artikel 94 Gw. De Nederlandse grondwet laat in tegenstelling tot andere EU-
grondwetten veel ruimte voor internationaal recht. Internationale verdragen kunnen de
grondwet veranderen zonder een zware herzieningsprocedure. Is wel aan regels gebonden (91
lid 3)

Grondwet Herzieningsprocedure (137-139)
 Lid 1: verklaringswet. De regering of de Tweede Kamer dient een wetsvoorstel in.
o Het komt overeen met de gewone wetsprocedure.

, o Bij de eerste lezing moeten beide Kamers van de Staten-Generaal met een gewone
meerderheid het voorstel aannemen (weten we omdat hier niks wordt gezegd over een
2/3e meerderheid).
 Lid 3: na bekendmaking van de wet (verklaringswet), wordt de Tweede Kamer ontbonden
(nieuwe verkiezingen). Ontbinding op termijn, er wordt een ontbindingsbesluit genomen door
de regering. Binnen 3 maanden volgen er dan verkiezingen. De ontbindingsverkiezingen laten
ze vaak samenvallen met periodieke verkiezingen.
 Lid 4: na het samenkomen van de nieuwe Tweede Kamer, vindt de tweede lezing plaats. Er
moet dan door de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer) met 2/3e meerderheid worden
aangenomen (gekwalificeerde meerderheid). Het gaat hierbij om het aantal uitgebrachte
stemmen.
 Na bekrachtiging bij Koninklijk besluit, wordt het voorstel tot wijziging van de Grondwet in de
tweede lezing bekendgemaakt. Het voorstel treedt terstond in werking. (139 jo. 141 GW).
 Bij de eerste lezing mag er geamendeerd worden, maar tijdens de tweede lezing niet. Wordt
namelijk verwezen naar de al reeds vastgestelde verklaringswet. Achterliggende gedachte ligt
is dat kiezers anders stemmen, o.a. op basis van de eerste lezing. Ook dat er een nieuw
parlement met een frisse blik naar het voorstel kan kijken!
 Let op: 45 Statuut =grondwetsherziening over deze onderwerpen = landsrecht dat andere
landen raakt. In dat geval mogen rijksministers aanwijzingen geven (10 Statuut).
 140 Gw  wetgeving in strijd met nieuwe grondwet blijft in stand

Koninkrijks- of landsaangelegenheden
Uitsluitend Koninkrijksrecht =
 Art. 3 Statuut
 2 Grondwet
 90 t/m 96 Grondwet

Koninkrijksrecht en landsrecht=
 Art. 5 lid 1 Statuut:
o Koningschap met troonopvolging (Hoofdstuk 2, art. 24-38 Grondwet)
o De in het Statuut genoemde organen van het Koninkrijk, Raad van State Koninklijke en
wetgevende macht.
 Niet uitputtend geregeld in het Statuut, maar koninkrijksaangelegenheid.
 Art. 43 lid 2 Statuut: waarborgen grondrechten, vrijheden, rechtszekerheid en deugdelijkheid
van bestuur

Al het overige is uitsluitend landsrecht.
 Bijv. art 123 Gw: alleen een aangelegenheid voor Nederland.
 Artikel 41 Statuut (met inachtneming artikel 36 en 39 Statuut)
Kunnen zij zelf wetten en regelgeving over maken. Landen hebben zelf een zekere mate van
autonomie. In het koninkrijkelijk in zijn geheel is dat niet zo.
39  bij burgerlijke rechten, strafrecht, auteursrecht en notarisambt moeten op
overeenkomstige wijze worden geregeld: bij wijzigingen moeten de regeringen zienswijzen
bekend hebben gemaakt voordat het door de kamers in behandeling wordt genomen.

Let wel op: het kan gaan om landsrecht dat de Caribische landen raakt (45 Statuut)
 In dat geval is 10 Statuut van toepassing: moet in de rijksministerraad worden behandeld
= direct gevolg van artikel 44 Statuut: herzieningen in grondwetten van de andere landen
moeten worden goedgekeurd door de regering, dus andersom ook inspraak.

Voorbeelden
HR afschaffen?
 De Hoge Raad staat in het Statuut (art. 23 Statuut) en dus een orgaan van het Koninkrijk. Het
is dus een wijziging betreffende de Grondwet als Rijksrecht en Landsrecht. (55 lid 3) Maar de

, bepaling staat ook in het Statuut, dus dan zou het Statuut ook aangepast moeten worden. Het
Statuut moet dan door Rijkswet worden aangepast.
 HR is een koninkrijksorgaan. Allereerst hogere regeling wijzigen  dat is het Statuut.
 Wijziging Statuut  55 Statuut. Wijziging van het statuut geschiedt bij Rijkswet.
 Daarna verwijderen uit Grondwet  landsaangelegenheid (niet meer in Statuut), máár 45 sub
d Statuut! Rechtspraak wordt geacht het Koninkrijk te raken, dus gevolmachtigde ministers
mogen invloed uitoefenen artikel 10 e.v.
De toevoeging aan art. 28 Gw dat ook het aangaan van een geregistreerd partnerschap door de
Koning (en door hen die het Koningschap kunnen beërven) toestemming van de wetgever vereist?
 Rijksrecht/Landsrecht  137 e.v. Grondwet jo. 5 lid 3 Statuut jo. 15 t/m 20 Statuut
Het schrappen van art. 132 lid 4 Gw zodat de regering niet langer bevoegd is om besluiten van de
besturen van provincies en gemeenten te vernietigen wegens strijd met het recht of het algemeen
belang?
 Landsrecht dat de andere landen raakt: 45 Statuut sub b. Gevolmachtigde ministers kunnen
invloed uitoefenen op grond van artikel 10 e.v.

Opdracht: Koninkrijksregering geeft aanwijzing aan gouverneur om onderzoek te doen naar
realiteit van de begroting. Aruba verzet zich hevig. Aanwijzing is een advies met bindend karakter.
= Gaat om koninkrijksaangelegenheid: deugdelijkheid van bestuur (43 Statuut). Bestuurders van
Aruba kunnen invloed uitoefenen op deze aanwijzing via de gevolmachtigde ministers in de
Koninkrijksregering (Rijksministers). Getalsmatig echter weinig invloed.


4. Wet in formele zin en AMvB
Wet in formele zin: wetten die zijn vastgesteld door de regering en de S-G
Wet in materiële zin:
 Besluit van algemene strekking
 Naar buiten werkend
 Grondslag in formele wet of grondwet
 Afkomstig van een overheidsorgaan
 Een wet in formele zin kan dus een wet in materiele zin zijn.

Formele wetsbegrip  zegt niets over de inhoud, maar over de procedure.
Materiële wetsbegrip: Welke normen moet in de formele wet worden geregeld? Welk inhoud mag
een wet hebben? Gaat over de vraag welke inhoud een wet kan hebben.

Novellepraktijk
 Een novelle is een in Nederland gebruikte term voor een wetsvoorstel dat moet leiden tot een
tweede wet die samenhangt met een wetsvoorstel dat aanhangig is bij de Eerste Kamer.
 De Eerste kamer heeft geen amendementsrecht, dus ze kunnen enkel aannemen of
verwerpen. Ze kunnen wel een verzoek doen over een nieuw wetsvoorstel die het oude
wetsvoorstel wijzigt. Het oude wetsvoorstel houden ze vast, totdat er een nieuw wetsvoorstel in
de Eerste Kamer komt.
- Een wetsvoorstel (1) tot wijziging van een wet (3) bij de EK ligt
- Dat wetsvoorstel is onvoldoende. EK kan dan enkel verwerpen.
- Novelle (2) kan worden ingediend  dat is een wetsvoorstel tot wijziging van het
wetsvoorstel (1) dat in de EK ligt door regering
- Als de EK 1 + 2 vervolgens beide aanneemt  wet 3 op juiste wijze gewijzigd.
 Dit is dus uitdrukkelijk niet het terugsturen van een wet naar de Tweede Kamer, dat kán niet!
Het nieuwe wetsvoorstel moet het volledige proces weer doorlopen, dus RvS + TK + EK.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gasm. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67232 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.04
  • (0)
  Add to cart