100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Staatsrecht II | Hoorcolleges 14 t/m 25 | 2019/2020 $6.94
Add to cart

Summary

Samenvatting Staatsrecht II | Hoorcolleges 14 t/m 25 | 2019/2020

 18 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Complete uitwerkingen van de hoorcolleges van het vak Staatsrecht II (JUR-2STARRGL), met jurisprudentie, voorbeelden en uitleg. Hiermee mis je niets! Ter voorbereiding van het tentamen is een samenvatting van dit document beschikbaar! Jaar: 2019/2020 Docent: Bovend'Eert

Preview 4 out of 157  pages

  • Unknown
  • September 13, 2020
  • 157
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Hoorcolleges Staatsrecht II : Vergelijkend staatsrecht landen EU en de VS

Week 1 – De Staatsvorm I: Inleiding en Duitse Bondsstaat
Week 2 – De Staatsvorm II: Federalisme in de EU
Week 3 – Staatshoofd I: De bondspresident BRD en president Frankrijk
Week 4 – Staatshoofd II : De president van de VS
Week 5 - Wetgevingsprocedure I: VS
Week 6 - Wetgevingsprocedure II: BRD, Frankrijk en de EU
Week 7 – De regering en de regeringsleider I: constitutionele verhouding binnen de Britse regering
Week 8 – De regering en de regeringsleider II – de BRD
Week 9 – Parlement: gedragsregels voor leden van het parlement
Week 10 – Verhouding regering en parlement in parlementaire democratie
Week 11 – Verhouding tussen regering en parlement in een zuiver presidentieel stelsel
Week 12 - Constitutionele toetsing

Gemeenschappelijke kenmerken tussen de landen die in deze cursus worden vergeleken:
 Uitgangspunten: rechtstaatsprincipe – rule of law, grondrechten, democratie.
o Hierdoor is er een basis om te vergelijken. Noord-Korea zou appels met peren
vergelijken zijn.
 Regeringsstructuur: alle landen hebben een regering met een regeringsleider, ministers,
staatssecretarissen. Hier zitten in alle landen weer bepaalde verhoudingen tussen.
 Vertegenwoordigend lichaam (allemaal een parlement met wetgevingsbevoegdheid – ook
twee kamer stelsels)
 Onafhankelijke rechter en toetsing (allemaal onafhankelijk gerecht en allen vormen van
constitutionele toetsing)
Verschillen:
 Verschillende begrippen en constructies
 Verschillende achtergronden

,Week 1: De Staatsvorm I – Inleiding en Duitse Bondsstaat
Literatuur: Staatsrecht van landen van de EU, par. 4.
Onderwerpen:
 Inleiding: eenheidsstaat of federale staat
 Algemene kenmerken van het federalisme
 Kenmerken van de Duitse Bondstaat
 Verdeling van bevoegdheden tussen de Bond en deelstaten


Staatsvormen algemeen
Staatsvorm = de verhouding tussen de verschillende overheidsambten. In Nederland is dat dan Rijk,
Provincie en Gemeenten. Dus niet binnen één overheidsverband (regering, parlement, rechterlijke
macht), maar naar de centrale overheidsverbanden. Dit is een staatsvorm. De staatsvorm is vaak een
reactie op de historie van een land. Hier zit een historisch component achter.
 Unitarisme: eenheidsstaat/centraal gezag
Terug te zien in gedecentraliseerde eenheidsstaat. Gaat vooral om het streven naar eenheid in de
staat. Voorbeeld:
- Frankrijk  eenheidsstraat met een sterk centraal gezag (namelijk Macron/President).
- VK: máár aantekening: dit is eigenlijk een eenheidsstaat in transitie. Zij hebben namelijk
Schotland en Wales – hier zijn autonome bevoegdheden aan toegekend. Zij zitten dus
tussen een eenheidsstaat en een federale staat in.
- Nederland = ook eenheidsstaat, maar kanttekening = Koninkrijk  Caribisch Gebied. In
dit samenwerkingsverband is zij een federatie.
 Federalisme: statenbond ofwel confederatie (zwak)
Dit is een verdragsconstructie van soevereine staten die samen werken. (denk aan Republiek der
Zeven Verenigde Nederland). Komt voort uit de 17 e en 18e eeuw. Dit is beetje vergane glorie.
Maar tegenwoordig is een goed voorbeeld: Europa. Dit is ook een statenbond, maar met sterk
federale trekken  zij gaat dus de kant op van sterk federalisme (een federale staat). Zijn echter
allemaal verdragssamenwerkingen.
 Federalisme: federale staat of bondsstaat (sterk)
Eén soevereine federale staat waarin de deelgebieden samenwerken op basis van een grondwet.
Dus niet op basis een verdrag! Is dus geen voorkeursrechtelijke samenwerking, maar een
staatsrechtelijke samenwerking. Hier is geen recht om uit te stappen; geen recht op secessie.
- Federale staatsvorm is sterker vertegenwoordigd in de Westerse Wereld dan den
eenheidsstaat.
- Namelijk: VS, Canada, Zuid-Amerika: Brazilië, Argentinië, Venezuela
- Europa: Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, Denemarken, België en nieuwe
Federale staten in Oostblok.


Staatsvorm Bondsrepubliek Duitsland
= Sterk federalisme: Bondsstaat.

Algemene kenmerken
 Tweeledige staat: het is een samengestelde staat.
Twee staatsniveaus: de staat als geheel (verband) en de deelstaten (de landen; der länder. In VS
the States).
 Statelijkheid deelstaten: de deelgebieden hebben in belangrijke mate de kenmerken van een
staat. Historisch waren dit soevereine staten die samen gingen in één grote federale staat.

, Duitsland begon als een Duitse bond met kleine Koninkrijken en groeide samen tot een federale
staat.
- De statelijkheid van de deelgebieden komt naar voren in het feit dat zij een volwaardige
overheidsorganisatie hebben (eigen regering, parlement en rechtelijke macht). In
Duitsland zijn er 16 deelstaten, dus 17 overheidsorganisaties. Voor een groot deel hebben
zij soevereiniteit: maar geen volledige soevereiniteit. Het zijn géén soevereine staten die
zelf deel uitmaken van de staat.
 Staatsrechtelijke samenwerkingsverband op basis van een Grondwet (eenheid in
constitutioneel recht)
- Er zijn meerdere grondwetten: de federale Grondwet (Grundgesetz) en de Grondwet van
elke deelstaat.
- In een Bondstaat kunnen er niet hele grote verschillen zijn tussen de deelstaten. Dat
betekent dat er een zekere eenheid moet zijn in het staatsrecht: eenheid tussen het
staatsrecht in de deelstaten en in die Federale staat. In Duitsland is in de federale
Grondwet vastgelegd dat voor al die deelstaten geldt dat zij een republiek moeten zijn en
een parlementaire democratie. Dit zijn de basisvereisten voor de inrichting van de staat.
 Loyaliteit: een verplichting om samen te werken. Je zit samen in de bondsrepubliek, als er één
deelstaat is waar het slecht mee gaat dan moeten de anderen deelstaten te hulp schieten. Niet
elkaars concurrent  staten mogen niet proberen om bijvoorbeeld bedrijven weg te lokken uit een
ander staat. Er geldt loyaliteit!
- = Ongeschreven beginsel in het Duitse Staatsrecht.
 Voorrang federaal recht ‘Bundesrecht bricht Landesrecht’ (artikel 31 GG)
Federale wetgeving werkt door in de deelstaten en heeft voorrang boven het recht van de
deelstaten.
 Constitutioneel hof: geschillen tussen de deelstaten en de federale overheid worden beslist over
door de het Constitutioneel hof. Vaak competentiegeschillen.
 Zeggenschap deelstaten op federaal niveau: In Duitsland gebeurt dat door de Bondsraad. Daar
zitten vertegenwoordigers van de deelstaten en die stemmen mee over wetgeving. Zij kunnen
wetgeving van de federale overheid goedkeuren.

Geschiedenis
Historisch gezien bestond Duitsland uit allerlei kleine Staten als een statenbond met federale trekken
(statenbond) met Pruisen als grote Duitse Staat. Hervorming van deze bond vond plaats na oorlog
binnen de bond (Oostenrijk Pruisen)
1866. Bond werd hervormt tot federale staat: de Noord-Duitse Bond. Dit is een klassiek voorbeeld van
het samengaan van Staten in één grote staat.
1871: het Duitse Keizerrijk (eerste federale Duitse staat)
Dan breekt eerste wereldoorlog uit  keizer Wilhelm II treedt af.
1918: Republiek van Weimar (ook een federale staat)
1933: Adolf Hitler aan de macht. Binnen twee maanden wordt de federale staat opgeheven
(Machtigingswet 1933: rijksregering kreeg wetgevende bevoegdheid/rijksdag buiten spel). Alles wordt
onder één gezag geplaatst = eenheidsstaat onder dictatoriale leider.
1949: BRD : na de 2e wereldoorlog is de logische reactie terug naar een federale staat (overigens
verplicht gesteld door geallieerden). Het idee hiervan was:
- Dit voorkomt machtsconcentratie: bevordert verdeling van macht.
- Democratisch: burgers hebben zeggenschap op verschillende niveaus
- Brengt het bestuur dichter bij de burgers: op lokaal niveau.
1990: Duitse hereniging = DDR-landen kwamen terug bij BRD.

, Constructie in het Grundgesetz:
 Art 20 GG: Die BRD ist ein demokratischer und sozialer Bundesstaat
 De BRD wordt in de Grondwet gekwalificeerd als federale staat en als een democratie en
sociale staat. (Bundesstaat)! Het is een van de belangrijkste kenmerken van de federale staat.
Federale karakter is een wezenskenmerk. Dat wezenskenmerk wordt verankerd in:
 Art. 79.3 GG (eeuwigheidsgarantie): hierin is vastgelegd dat bepaalde beginselen in de
Grondwet niét mogen worden veranderd. Het is ontoelaatbaar om bepaalde beginselen te
veranderen. Dit zijn de beginselen neergelegd in artikel 1 en 20 GG. Deze zijn onveranderlijk.
Zij moeten áltijd een democratie blijven, altijd een sociale staat en altijd een bondsstaat
blijven.
 Kan dit niet veranderd worden? Ja, met een nieuwe grondwet op basis van een referendum.
Dus als het volk daartoe zou besluiten. Maar bij wijziging van grondwet dat mag NIET! Alleen
op basis van een nieuwe constitutie op basis van een referendum. Duitsland zal altijd een
soevereine staat moeten blijven  dit stelt ook een grens aan federalisering van de EU. De
Unie kan namelijk niet verlangen dat Duitsland overgaat in een federaal Europa.


Verdeling bevoegdheden federale staat – deelstaat.
 Art. 30 GG: de uitoefening van bevoegdheden komt primair toe aan de deelstaat. Zij hebben
het primaat. Die bevoegdheid komt toe aan de deelstaten tenzij de grondwet bevoegdheden
opdraagt aan de federale overheid (=uitgangspunt)

Wetgevingsbevoegdheden
 70 GG: de deelstaten (die länder) hebben wetgevingsbevoegdheid op alle terreinen, tenzij de
grondwet de federale wetgever bevoegd acht.
 71 GG: op welke terreinen de federale wetgever exclusief bevoegd is. Bijvoorbeeld defensie,
eurostelsel, nationaliteit, strijd tegen terrorisme. Dit zijn van oudsher de terreinen die exclusief
zijn voorbehouden aan de nationale wetgever.  beperkt dus de bevoegdheid van deelstaten
in grote mate.
 72, 73 GG en 74 GG: concurrerende bevoegdheden!
 Concurrerende wetgevingsbevoegdheden = typisch Duits aan de wetgevingsbevoegdheden.
Deelstaten én eventueel de federale wetgever zijn dan beide bevoegd. Uitgangspunt =
deelstaat mag wetgeving tot stand brengen, totdat de centrale wetgever met het oog op de
noodzakelijke eenheid een nationale wet tot stand brengt. In dat geval vervalt die
bevoegdheid.

In de praktijk zie je dat de nationale wetgever op bijna alle terreinen wetgeving tot stand heeft
gebracht - in de praktijk is dit dus helemaal uitgehold. De bevoegdheid van de deelstaten is dus
verdwenen. Dat vond men ook iets te verstrekkend, dus is er een nieuwe bepaling in het leven
geroepen: 72 lid 3 GG. Te zien is dat de deelstaten op een aantal terreinen regelingen mogen maken
die afwijken van centrale wetgeving. Dat is een doorbreking van het principe van 31 GG. Normaal gaat
federaal recht voor: alleen hier kan dit voorrang hebben. Dit gaat bijvoorbeeld over jagen,
natuurbescherming en ruimtelijke ordening.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gasm. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.94. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52355 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.94
  • (0)
Add to cart
Added