In dit document kun je een samenvatting vinden van het boek 'Basiskennis Natuur en Techniek', dit boek wordt gebruikt voor het leren voor de toelatingstoetsen van de PABO. Heb jij geen zin of tijd om het hele boek te leren of om een samenvatting te maken? Wie weet kan deze samenvatting je dan helpe...
Samenvatting basiskennis natuur en techniek
Hoofdstuk 1 – wat is natuur en techniek?
1.1 Vakinhoud
Natuur en techniek zijn vakken die op de basisschool gegeven worden, het is niet te vergelijken met
een vak op het voortgezet onderwijs. Het is een combi van vakken zoals biologie, techniek,
natuurkunde en scheikunde. Het gaat erom dat men meer inzicht krijgt van de wereld om hen heen.
1.2 vaardigheden
Bij natuur en techniek gaat het niet alleen om kennis maar ook om vaardigheden.
Hoofdstuk 2 – biologische eenheid
2.1 organisatieniveau cel
Alle organismen bestaan uit celen, de kleinste organismen zoals
bacteriën bestaan maar uit één cel. Grote organismen, bestaan soms
wel uit miljarden cellen. Een cel is een levende eenheid, ze kunnen
groeien en delen, eten en uitwerpen en zelfs bewegen. Voor die
acties hebben cellen speciale structuren die organellen worden
genoemd.
Bacteriën bestaan uit niet meer dan een celmembraan en een
celwand, deze zijn ook een stuk kleiner dan de cellen van mensen of
dieren.
Verschillende organellen in een cel:
Celmembraan: scheiding tussen binnen en buitenkant van de cel,
een dun vliesje om het celplasma.
Celplasma: dikke vloeistof waarin de andere organellen zitten.
Celwand: een dik omhulsel dat de cel stevigheid geeft, dit is niet bij dierlijke cellen, wel bij bacteriën,
schimmels en planten.
Celkern: in dit deel van de cel ligt het DNA opgeslagen, DNA is een lange keten van chromosomen,
stukken uit die keten, zijn genen. Genen zijn instructies voor wat er in de cel gebeurt.
Mitochondrion: dit zorgt voor de energie in de cel, dit kleine deeltje zet de brandstof om in energie
voor de andere organellen.
Vacuole: een blaasje gevuld met water, een opslagruimte, dierlijke cellen hebben meestal geen, of
enkele kleine vacuoles. Plantencellen hebben één grote vacuole, hier speelt hij ook een rol van
stevigheid.
Bladgroenkorrel: deze zijn alleen te vinden in plantencellen, ze zorgen voor een groene kleur, door
middel van fotosynthese.
2.2 organisatieniveau orgaan en orgaanstelsel
Een orgaan is een deel van een organisme (mensen, dieren, bloemen enz.) Eén orgaan heeft vaak
meerdere functies, deze organen zijn opgebouwd uit weefsels en dat weefsel bestaat dan weer uit
gelijksoortige cellen. Organen werken samen in orgaanstelsels, men heeft er verschillende, het
bloedvatenstelsel bijvoorbeeld, deze zorgt ervoor dat stoffen door het hele lichaam vervoeren. Het
bloedvatenstelsel bestaat uit je hart, aders en slagaders en haarvaten. In hoofstuk 3,4 en 5 komen we
,terug op de organenstelsels. Niet alleen mensen en dieren bestaan uit orgaanstelsels, planten ook,
bijvoorbeeld om zich voort te planten of het transporteren van stoffen.
2.3 organisatieniveau organisme
Overal om je heen zie je organismen, een organisme is een levend wezen, toch is er heel veel verschil
maar ook overeenkomsten. Zo moeten alle organismen zichzelf voeden, voortplanten en overleven.
Daarnaast bestaan ALLE organismen uit één of meerdere cellen. Er zijn miljarden verschillende
organismen, deze verdelen wij in soorten. Wij delen hen in, in vijf grote groepen, deze kun je weer
classificeren in kleinere groepen. Dit doe je door bijvoorbeeld te kijken naar de organen en opbouw
van de organismen.
De 5 rijken: Bacteriën, eencelligen, schimmels, planten en dieren.
Bacteriën: dit zijn de kleinste organismen die we kennen, virussen zijn nog net wat kleiner, maar dit
zijn geen echte organismen. Bacteriën bestaan uit één cel en hebben verder gaan organellen, het
DNA ligt los in het celplasma, bacteriën hebben dus geen celkern. Bacteriën planten zich voort door
deling. Bacteriën komen overal voor, er zijn goed aardige maar ook schadelijke bacteriën die ziektes
kunnen verwekken.
Eencelligen: zoals je aan de naam ziet, bestaan deze organismen ook uit één cel. Maar deze hebben
wel organellen in hun cel, het DNA ligt opgeslagen in een celkern en ook zijn er mitochondriën
aanwezig voor het leveren van energie. Eencelligen zijn wel een stuk groter dan bacteriën. De
eencelligen worden ook weer onderverdeeld in groepen, er zijn veel verschillende soorten eencellige
organismen.
Schimmels: schimmels zijn meestal, meercellige organismen. Ze hebben cellen met verschillende
organellen, zoals een dikke celwand, ze hebben geen bladgroenkorrels en voeden zich met andere
organismen of resten daarvan. Schimmels kunnen draden vormen onder de grond, deze kunnen heel
erg groot worden, zo’n netwerk van schimmeldraden noem je een mycelium. Er zijn schimmels die
ernstige infecties kunnen veroorzaken, maar er zijn ook schimmels die eetbaar zijn. Gist is ook een
schimmel, dit is een eencellige schimmel.
Planten: De belangrijkste eigenschap van planten is fotosynthese, zij kunnen hierdoor zichzelf
voeden. Planten zijn altijd meercellig, het rijk van planten is ook weer onderverdeeld op basis van
kenmerken.
Mossen: kleine planten, op vochtige plaatsen, de sporen op de plant zijn de voortplantingscellen. Ze
hebben geen vaatbundels waardoor de plant vaal niet groter kan worden dan 10 centimeter.
Varens en paardenstaarten: dit zijn planten die al miljoenen jaren leven! Ze hebben vaten in de plant
om voedingsstoffen en water te vervoeren door heel de plant heen. Ze planten zich voort met
sporen.
Naaktzadigen: Hierbij kun je de zaden zien liggen, in de zaden zit een embryo, die ontstaat doordat
een eicel en een spermacel versmelten, de spermacellen verspreiden zich via pollen. Veel
naaldbomen behoren tot deze groep. Naaktzadigen hebben geen vruchten of bloemen.
Bedektzadigen: Deze groep heeft bloemen, in deze bloemen vindt bevruchting plaats, hierbij komt de
spermacel ook door pollen of door stuifmeel. Hieruit groeit vervolgens een vrucht, om het zaadje
heen.
, Dieren: dieren zijn ook altijd meercellige organismen, dieren hebben echter wel andere organismen
nodig om te overleven. Dierlijke cellen hebben geen bladgroenkorrels en zijn dus niet in staat tot
fotosynthese. Dierlijke cellen hebben geen celwand. Dieren worden onderverdeeld in veel
verschillende groepen, dit door kenmerken van cellen, organen en het bouwplan van lichaam.
Ongewervelde dieren: Deze dieren hebben dus geen wervelkolom, de groep ongewervelde dieren
bestaat weer uit een hoop groepen.
Sponzen: dieren zonder echte organen, verschillende typen cellen die samenwerken, hij bevat gaten
waar water doorheen kan stromen en zo voedsel in zich op kan nemen. Sponzen zijn zeedieren.
Neteldieren: deze dieren hebben netelcellen, dit zijn cellen met kleine harpoentjes en een beetje gif.
Deze dieren worden ook wel holte dieren genoemd. (kwallen, koraal, zeeanemoon)
Wormen: Dieren die langwerpig zijn en een kop en een staart hebben, variëren van groot tot heel
klein.
Weekdieren: deze dieren hebben een zacht lichaam, vaak hebben zij een schelp om zich te
beschermen. Ook inktvissen en octopussen hebben een schelp maar dan in het lichaam, zij hebben
ook tentakels en worden daarom ook wel koppotigen genoemd.
Geleedpotigen: Tot deze soort horen de beestjes met het meeste verschil, denk aan insecten,
spinachtigen, duizendpoten en kreeften. Ze staan bekend om hun lichaam met een hard pantser, het
lijf bestaat meestal uit segmenten (ringachtige structuur). De soorten binnen de groep geleedpotigen
zijn erg verschillend.
Stekelhuidigen: ze hebben een skelet wat bestaat uit harde platen, de hebben stekels en bobbels en
aan de onderkant kleine zuignapjes.
Gewervelde dieren: Deze dieren hebben allemaal een wervelkolom, tot deze groep behoren ook alle
zoogdieren. Alle gewervelden hebben een inwendig skelet.
Vissen: de graten van een vis vormen de wervelkolom. Dit zijn echte waterdieren die kieuwen
hebben om zuurstof uit het water te halen.
Amfibieën: deze leven zowel op het land als in het water, de ene amfibie heeft kieuwen en de ander
heeft longen, of nemen zuurstof op via hun huid. Amfibieën leggen eieren onder water.
Reptielen: Deze dieren leggen eieren met een stevige schaal, ze hebben een dikke stevige huid van
schubben, ze zijn koudbloedig net als vissen en amfibieën.
Vogels: het meest opvallende aan vogels is, dat ze kunnen vliegen, ze hebben veren, holle botten en
sterke borstspieren. Vogels zijn warmbloedig en leggen eieren met een harde schaal.
Zoogdieren: mensen zijn zoogdieren, de belangrijkste kenmerken aan zoogdieren zijn dat ze haren
hebben, dat de vrouwelijke dieren melk kunnen produceren, dat de ongeboren dieren voedsel
krijgen via de placenta. Buideldieren hebben geen placenta, deze jongen worden als embryo geboren
en ontwikkelen zich verder in de buidel van de moeder.
2.4 organisatie ecosysteem
Het hoogste organisatieniveau in de biologie is het ecosysteem, hier leven verschillende organismen
met elkaar. Daaronder komt een populatie, dit is een groep organismen van dezelfde soort, die leven
in het zelfde gebied en zich samen voortplanten. Die populatie is niet de enige die op die plek leeft,
er leven nog veel meer organismen op die plek, alle organismen die invloed hebben op een populatie
noemen we biotische factoren, dit zijn de levende factoren die invloed hebben. Er zijn ook niet
levende factoren die invloed hebben op de populatie, zoals de temperatuur, neerslag en de wind,
deze zijn niet levend en heten daarom abiotische factoren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannegeene. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.