100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting personen en familierecht $3.21
Add to cart

Summary

Samenvatting personen en familierecht

 4 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting personen en familierecht

Preview 4 out of 33  pages

  • September 17, 2020
  • 33
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Personen- en familierecht

Hoofdstuk 2: De Persoon
2.1.1 Inleiding
Een persoon is hij die drager van rechten en plichten kan zijn.
Een persoon is een rechtssubject, is belangrijk voor de juridische kwalificatie.
Artikel 1:1 lid 1 BW  alle personen die zich in Nederland bevinden, zijn vrij en bevoegd tot het genot
van burgerlijke rechten.
Artikel 1:1 lid 2 BW  verbiedt persoonlijke dienstbaarheden (lees: slavernij).

2.1.2 Ontstaan van persoonlijkheid
Artikel 1:2 BW  door de geboorte ontstaat persoonlijkheid, kind moet wel levend ter wereld komen.
Artikel 1:251 lid 1 en 1:253aa BW  Als een kind staande het huwelijk of geregistreerd partnerschap
van zijn ouders geboren wordt, zijn deze ouders gedurende de minderjarigheid van het kind
gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
Artikel 1:245 lid 4  ouderlijk gezag heeft betrekking op de wettelijke vertegenwoordiging.
Artikel 1:251 lid 2 jo. 1:251a BW  na echtscheiding blijven ouders belast met het gezamenlijk
ouderlijk gezag, tenzij de rechter anders bepaald.
Artikel 1:252 en 1:253c BW  buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren kinderen kunnen
ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen.
Artikel 1:253t en 1:253sa  gezag kan voorts worden uitgeoefend door een ouder en een niet-ouder.
Artikel 1:253b e.v. en 1:253x BW  gezag kan ook door één ouder worden uitgeoefend.
Artikel 1:280 e.v. BW  gezag kan door één of twee voogden worden uitgeoefend.
Artikel 1:250 BW  Bij conflicterende belangen van het kind en de ouders (of voogd) kan rechter een
bijzondere curator benoemen om de rechten van het kind te beschermen.
Artikel 1:212 BW  In zaken van afstamming wordt het minderjarige kind, optredende als verzoeker of
belanghebbende, vertegenwoordigd door een bijzondere curator daartoe benoemd door de rechtbank
die over de zaak beslist.

2.1.4 Het einde van de persoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid van een persoon is nauw verbonden aan het leven van de betrokkene. Zodra
het leven eindigt, gaat ook de persoonlijkheid teniet.
Het bepalen van het moment van overlijden is vooral van belang in erfrechtelijke aangelegenheden.
Iemands langdurige afwezigheid zonder berichtgeving kan problemen geven.
Titel 18 van boek 1 BW  nadere regeling in geval van afwezigheid en vermissing gedurende een
bepaalde tijd. Dan zal het overlijden kunnen worden vastgesteld op een bepaald moment, waardoor
een fictie van overlijden wordt vastgelegd  Artikel 1:414 en 1:417 BW.
Artikel 4:2 BW  als meerdere personen ongeveer gelijktijdig overlijden, door bijv. een ongeluk,
zonder dat de precieze overlijdenstijd kan worden vastgesteld, worden die personen geacht gelijktijdig
te zijn overleden.

2.1.5 Verwantschap
A: bloedverwantschap
Wet geeft geen definitie van begrip bloedverwantschap. Met bloedverwantschap wordt verstaan de
betrekking tussen personen van wie de een van de ander afstamt of tussen personen die een
gemeenschappelijke stamvader hebben. Relatie tussen personen is in principe gebaseerd op
afstamming van bepaalde ouders, maar de juridische en biologische afstamming is niet altijd gelijk.
Artikel 1:3 lid 1 BW  de erkenning, de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap of de adoptie
worden aan de geboorte gelijkgesteld.
Artikel 1:199 BW  ontstaan familierechtelijke betrekking tussen vader en erkend kind, dat in
biologische zin een kind kan zijn van een andere man.
Artikel 1:229 BW  tussen adoptiefkind en adoptiefouders ontstaat bloedverwantschap ten gevolge
van de juridische relatie, tussen hen tot stand is gekomen.

,Artikel 1:207 lid 1 BW  bij gerechtelijke vaststelling van het ouderschap ontstaat bloedverwantschap
op de grond dat de man de verwekker van het kind is of dat de persoon van wie vaststelling
ouderschap gevraagd wordt instemde met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan
hebben gehad.
Spermadonor bloedverwant  Rb. Utrecht  verklaarde een donor ontvankelijk in zijn verzoek tot
ontzetting van de voogdij van een pleegmoeder.
Marckx-zaak  de zus van de moeder van een natuurlijk kind dient als bloedverwant van dat kind te
worden aangemerkt.
Artikel 1:197 BW  Een kind, zijn ouders en hun bloedverwanten staan in familierechtelijke betrekking
tot elkaar.
Artikel 1:3 lid 1 BW  geeft aan op welke wijze de graad van bloedverwantschap wordt bepaald.
Artikel 4:10 BW  bloedverwantschap belangrijk voor het erfrecht.
Artikel 1:379 BW  bloedverwantschap belangrijk voor ondercuratelestelling.
Artikel 1:432 BW  bloedverwantschap belangrijk voor instelling van een bewind.
Artikel 1:451 BW  bloedverwantschap belangrijk voor mentorschap.
Artikel 1:41 BW  bloedverwantschap belangrijk voor aanwezigheid van een huwelijksbeletsel
Artikel 165 lid 2 Rv  bloedverwantschap belangrijk voor bevoegdheid van het afleggen van een
getuigenverklaring te verschonen.

B: aanverwantschap
Door huwelijk ontstaat een relatie tussen de ene echtgenoot en de bloedverwanten van de andere.
Bij geregistreerd partnerschap idem dito.
Artikel 1:3 lid 2 BW  verhoudingen aanverwanten wordt hier aangeduid.
Artikel 1:3 lid 3 BW  door eindigen van huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt de
aanverwantschap niet opgeheven.
Artikel 1:392 lid 3 BW  wettelijke plicht tot het voorzien in het levensonderhoud geldt ook voor
aanverwanten en blijft na echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap bestaan.

2.3 Woonplaats
2.3.1 Inleiding
Om aan rechtsverkeer deel te nemen is het hebben van een woonplaats met een enigszins bestendig
karakter van evident belang. Wet verwijst op diverse plaatsen naar woonplaats van betrokkene om
aan te geven waar bepaalde rechtshandelingen plaats moeten vinden. Bijvoorbeeld:
Artikel 1:43 BW  huwelijksaangifte moet door toekomstige echtelieden worden gedaan bij
ambtenaar van burgerlijke stand van de woonplaats van een der partijen.
Artikel 1:10 BW  woonplaats wordt woonstede genoemd.
Artikel 1:14 BW  erkent een tweede woonplaats bij kantoor of filiaal.
Een rechtspersoon wordt geacht een woonplaats te hebben. Deze bevindt zich daar waar hij volgens
wettelijk voorschrift (publiekrechtelijke rechtspersonen) of volgens zijn statuten of reglementen
(privaatrechtelijke rechtspersonen) zijn zeten heeft.

2.3.2 Soorten van woonplaats
Wet maakt onderscheid tussen verschillende vormen van woonplaats
- onafhankelijk of zelfstandige woonplaats
- de afhankelijke of afgeleide woonplaats
- gekozen woonplaats
Woonplaats heet onafhankelijk of zelfstandig indien de betreffende persoon deze kan veranderen,
opheffen of vestigen, zonder bemoeienis van een ander. De afhankelijke of afgeleide woonplaats volgt
de zelfstandige of onafhankelijke woonplaats.
Bepaalde in de wet aangeduide personen hebben een afhankelijke of afgeleide woonplaats 
minderjarigen, onder curatele gestelden  artikel 1:12 lid 1 BW, en personen ten behoeve van wie
een bewindvoerder of mentor is aangesteld  artikel 1:12 lid 2 en 3 BW. Laatstgenoemde personen
volgen de woonplaats van de bewindvoerder of mentor alleen voor wat betreft de uitoefening van
diens taken.
Artikel 1:381 lid 2 BW  onder curatele gestelden zijn onbekwaam zelfstandig rechtshandelingen te
verrichten, voor zover de wet niet anders bepaalt.

,Artikel 1:234 lid 1 BW  minderjarigen alleen rechtshandelingen verrichten met toestemming van de
wettelijke vertegenwoordiger. Minderjarigen en onder curatele gestelden volgen de woonplaats van
hun vertegenwoordiger.

A woonplaats minderjarigen
Ouders vertegenwoordigen in principe samen de minderjarige.
Artikel 1:12 lid 1 BW  Als ouders gaan scheiden en zij behouden samen het gezag dan heeft het
kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft, dan wel laatstelijk heeft verbleven.
Als het kind wegloopt en de ouders gaan daarna gescheiden wonen, biedt dit artikel geen uitkomst.
Artikel 265 jo 808 Rv  verwijst naar de kinderrechter van de verblijfplaats van het kind.
Kind kan in principe geen zelfstandige woon- of verblijfplaats hebben.
Naast deze afgeleide woonplaats, heeft de gezagsdrager ook de bevoegdheid de feitelijke
verblijfplaats van de minderjarige te bepalen.
Artikel 1:253a lid 2 onder b BW  rechtbank kan op verzoek van ouders een regeling vaststelling
omtrent het ouderlijk gezag en bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Bij wijziging van het gezag over de minderjarige, veranderd ook zijn woonplaats.
Artikel 1:302 BW  als gezag door rechtspersoon wordt overgenomen, bijv. jeugdzorg, dan volgt het
kind de woonplaats van bureau jeugdzorg.
Plaatsing van kind in pleeggezin of internaat, zelfs in een ander arrondissement, doet hieraan niets af.
Kind volgt woonplaats van de pleegouders alleen als een pleegouder belast wordt met de voogdij.
Artikel 1:10 BW  Het kind krijgt een zelfstandige woonplaats zodra het meerderjarig wordt.
Artikel 1:235 lid 4 BW  als een kind door handlichting bepaalde handelingen zelfstandig kan
verrichten, moeten het wel handelingen zijn als omschreven in dit artikel.

B Woonplaats beschermde meerderjarigen
Ook onder curatele gestelde personen, die door ondercuratelestelling handelingsonbekwaam is
geworden, heeft een afhankelijke woonplaats, wat betekent dat hij voor alle rechtshandelingen de
woonplaats van de curator volgt.
Artikel 1:383 lid 3 BW  benoeming curator bij voorkeur echtgenoot, geregistr. partner of levensgezel.
Als curator een derde is, krijgt de onder curatele gestelde de woonplaats van de curator.
Artikel 1:453 BW  tegen wie een mentorschap is ingesteld, is op grond van dit artikel tijdens de
mentorschap onbevoegd rechtshandelingen te verrichten in aangelegenheden betreffende zijn
verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. Mentor vertegenwoordigt de betrokkene en kan
hem toestemming verlenen zelfstandig deze rechtshandelingen te verrichten.
Artikel 1:12 lid 3 BW  tegen wie een mentorschap is ingesteld, volgt de woonplaats van de mentor.
Betrokkene heeft dus slechts een zelfstandige woonplaats t.a.v. zijn vermogensrechtelijke belangen
en activiteiten.
Persoon wiens goederen onder bewind zijn gesteld heeft een gedeeltelijk afhankelijke of afgeleide
woonplaats.
Artikel 1:12 lid 2 BW  Afhankelijkheid strekt zich slechts uit over de onder bewind gestelde zaken.
Hij is onbevoegd rechtshandelingen te verrichten m.b.t. de onder bewind gestelde zaken en is voor
deelname aan het rechtsverkeer afhankelijk van de aangewezen bewindvoerder.
Artikel 1:12 lid 5 BW  afgeleide woonplaats duurt voort totdat een nieuwe woonplaats is verkregen.
Deze bepaling mist haar werking indien de onbekwame, bekwaam wordt, dan  artikel 1:10 BW.
Onder bepaalde voorwaarden kan ook een woonplaats, vrijwillige dan wel op grond van een wettelijke
verplichting worden gekozen.
Artikel 1:15 BW  vrijwillige keuze is gebonden aan een aantal voorwaarden als omschreven hier.

2.3.3 Verlies van de woonstede
Voor bepaling van de woonstede(woonplaats) is de wijze van verkrijgen v.d. woonstede niet relevant.
Artikel 1:11 BW  gaat uit van de aanwezigheid van een woonstede en bepaalt wanneer iemand
deze verloren heeft.

2.3.4 Het sterfhuis
Het sterfhuis is de plaats waar de overledene zijn laatste woonplaats had, niet waar hij overleden is.

, 2.4.2 De voornaam
Meer dan een geslachtsnaam is de voornaam een persoonlijk bezit.
Artikel 1:4 lid 1 BW  een ieder heeft de voornamen, die hem in zijn geboorteakte zijn gegeven.
Artikel 1:19e BW  ambtenaar van burgerlijke stand neemt de namen op in de akte, die van de
geboorteaangifte wordt opgemaakt. Aangever bepaalt de namen van het kind.
Komen de namen niet overeen met de wens van de ouders dan kan hierin slechts d.m.v. een
wijzigingsverzoek bij de rechtbank door de ouders of het meerderjarig geworden kind verandering
worden gebracht. Dit is alleen als er sprake is van een kennelijke schrijf- of spelfout in de akte
 artikel 1:24a BW.
Wanneer de jonge vader of moeder perongeluk een verkeerde spelling v.d. naam van het pasgeboren
kind opgeeft, kan de ambtenaar, mits de ouder zijn fout snel ontdekt, de fout ambtshalve herstellen.
Artikel 1:4 lid 3 BW  als aangever geen of alleen ontoelaatbare voornamen noemt, zal de ambtenaar
zelf ambtshalve een voornaam kiezen.
Artikel 1:4 lid 2 BW  ambtenaar mag geen ongepaste namen opnemen en geen gelijke voornaam
als de achternaam tenzij dit een gebruikelijke voornaam is.
De wet stelt dat de voornaam niet ongepast mag zijn, maar een combinatie van de voornamen of
initialen en de achternaam zal niet geweigerd worden, bijvoorbeeld: Wim Cornelis Bril (W.C. Bril).
Een jongen mag met een meisjesnaam worden opgezadeld en omgekeerd zolang het niet zijn eerste
naam is (wordt in het algemeen aangenomen).
Noch de wet, noch de jurisprudentie beperkt het aantal voornamen.
Tweede wettelijke beperking is dat de voornaam geen geslachtsnaam mag zijn (tenzij gebruikelijke
voornaam). Zo zal de naam Piet, die zowel als voornaam als geslachtsnaam gebruikelijk is geen enkel
probleem opleveren maar mag aangenomen worden dat een voornaam als Timmermans niet goed is.

2.4.4 Naamskeuze
Keuze van ouders tussen geslachtsnaam van moeder of vader moet uiterlijk worden gedaan op het
moment dat er familierechtelijke betrekking met beide ouders ontstaan.
Artikel 1:199 BW  familierechtelijke betrekking ontstaan door erkenning, gerechtelijke vaststelling
van het ouderschap, adoptie en bij geboorte tijdens huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Artikel 1:253 sa BW  naamkeuze kan ook worden gedaan als een kind staande het huwelijk of
geregistreerd partnerschap van een ouder en een niet-ouder wordt geboren en onder gezamenlijk
gezag komt te staan.
Artikel 1:5 lid 4 BW  Beide ouders moeten in persoon tegenover ambtenaar van de burgerlijke stand
verklaren dat zij voor hun kind de naam van de moeder kiezen als zij dit willen. Als ze de naam van de
vader willen hoeven ze niets te doen, kind krijgt dan automatisch de naam van de vader.
Artikel 1:19e lid 6 BW  geboorteaangifte en naamkeuze moet binnen 3 dagen na geboorte worden
gedaan in de gemeente waar het kind is geboren  artikel 1:5 BW.
Te laat gedane geboorteaangifte wordt wel geaccepteerd maar levert voor diegene die verplicht is tot
aangifte een strafbaar feit op  artikel 448 Sr. Ambtenaar deelt dit mede aan het OM  boete 405 eu.
Artikel 1:5 lid 2 BW  als kind buiten huwelijk is geboren, geschiedt naamskeuze ter gelegenheid van
de erkenning. Als de niet met elkaar gehuwde ouders wensen dat het kind de naam van de erkenner
krijgt, dienen zij dit samen in persoon tegenover de ambtenaar van de burgerlijke stand te verklaren.
Artikel 1:20 lid 1 en 1:20a BW  kan op een later moment een erkenningsakte met naamskeuze een
latere vermelding toegevoegd worden aan de geboorteakte van het kind.
Artikel 1:5 lid 13 BW  moeder uit wie het kind niet geboren is wordt gelijkgesteld met de vader i.v.m.
de naamskeuze welke automatisch vast komt te staan bij de geboorte als niet wordt gekozen voor de
moeders geslachtsnaam.
Artikel 1:5 lid 9 BW  Als 1 v.d. ouders niet meer in leven is op tijdstip waarop naamskeuze uiterlijk
moet worden gedaan, is de andere ouder daartoe alleen bevoegd.

Artikel 1:5 lid 8 BW  naamskeuze kan alleen worden gedaan voor het eerste kind van dezelfde
ouders. Beperking van keuzemogelijkheid tot het 1e kind geldt niet als dat kind levenloos te wereld
komt. In dit geval kunnen de ouders voor een volgend kind wel opnieuw bepalen welke van hun beider
geslachtsnamen het kind krijgt.

Artikel 1:5 lid 7 BW  16 jaar of ouder mag zelf de naamskeuze voor geslachtsnaam kiezen. Dan
mag wel worden afgeweken van de namen die eventuele andere kinderen in het gezin hebben.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Aniesatuncer. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62774 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$3.21  4x  sold
  • (0)
Add to cart
Added