Gerechtshof Den Haag 12 mei 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:891
Aantal woorden: 1.652
1. Feiten
Op 12 juni 2016 overlijdt een echtpaar gedurende een huwelijksreis in het Dominicaanse
Republiek als gevolg van een voedselvergiftiging. Hierbij is vastgesteld dat de vrouw (hierna:
erflaatster) eerder is overleden dan de man (hierna: erflater). Het echtpaar was in
gemeenschap van goederen getrouwd en heeft geen testament laten opstellen. Voorts is geen
rampenclausule opgesteld. In deze zaak speelt de vraag wie van de erfgenamen recht hebben
op de nalatenschap van erflaatster: de (kort na haar overleden) erflater of de familie van de
erflaatster?
Op 16 januari 2019 oordeelt de rechtbank Den Haag dat, met inachtneming van art. 6:2 lid 2
BW, art. 4:10 lid 1 sub a BW buiten toepassing dient te worden gelaten. Het toepassen van art.
4:10 BW zou ertoe leiden dat de nalatenschap van erflaatster bij de familie van erflater
terechtkomt, wat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Hierbij
oordeelt de rechtbank dat toepassing van de betreffende wetsbepaling tegen het rechtsgevoel
indruist. Teneinde een rechtvaardige beslissing te bereiken, verklaart de rechtbank voor recht
dat de nalatenschap van erflaatster aan haar familie toekomt. Appellante stelt hoger beroep in
en vordert dat het bestreden vonnis wordt vernietigd. 1 Appellante stelt dat art. 6:2 lid 2 BW
ten onrechte is toegepast in het erfrecht en dat art. 4:10 BW als gevolg hiervan ten onrechte
buiten toepassing is verklaard. Anders dan de rechtbank oordeelt, past het hof art. 4:10 BW
wel toe.
In deze annotatie worden de overige vorderingen buiten beschouwing gelaten.
2. Beslissing
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, past het hof art. 4:10 BW wel toe.
1
Eiseres in hoger beroep.
1
, Het hof is van oordeel dat de mogelijkheid om de betreffende wetsbepaling buiten toepassing
te verklaren met terughoudendheid moet worden benaderd. Hierbij is het de vraag in hoeverre
daadwerkelijk sprake is van onaanvaardbare gevolgen naar de maatstaven van redelijkheid en
billijkheid, op het moment dat art. 4:10 BW wordt gehandhaafd. Naast dat het hof het
rechtszekerheidsbeginsel in het erfrecht van belang acht, is het van oordeel dat, gelet op de
gegeven omstandigheden, geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen. De gevolgen van het
toepassen van art. 4:10 BW in deze zaak zijn namelijk niet zodanig uitzonderlijk dat de
betreffende wetsbepaling buiten toepassing verklaard moet worden. Het hof heeft hierbij
gekeken naar het (beperkt) contact dat erflaatster met haar halfbroers en halfzus heeft gehad
en het feit dat de vader van erflaatster in staat van faillissement is verklaard.
3. Commentaar
3.1 Het wettelijk stelsel van erfopvolging
Het erfrecht kent het testamentair- en het versterferfrecht. Zoals reeds is aangegeven, is in
deze zaak geen sprake van een testament. Hierdoor is het versterferfrecht van toepassing. Dit
is het wettelijk stelsel en houdt in dat de verdeling geschiedt op basis van familierechtelijke
betrekkingen.2 Deze familierechtelijke betrekkingen worden ook wel bloedverwantschap
genoemd. Dit zijn niet zozeer de betrekkingen in biologische zin. Zo moet sprake van een
juridische afstammingsrelatie.3 Daarnaast wordt in de rechtsleer gesteld dat het
bloedverwantschap een emotionele lading heeft die voldoende basis biedt voor het erven van
een nalatenschap: ‘het naaste bloed erft het goed’.4 In zijn uitspraak van 12 mei 2020 oordeelt
het hof dat het feit dat erflaatster weinig tot geen contact had met haar halfbroers en halfzus
een reden is om aan te nemen dat geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen naar de
maatstaven van redelijkheid en billijkheid.5
Anders dan in andere Europese landen – zoals in Frankrijk en Duitsland - is de positie van de
langstlevende echtgenoot in het Nederlands wettelijk stelsel van erfopvolging bijzonder te
noemen. De echtgenoot verkrijgt namelijk het volledige beschikkingsrecht over de
nalatenschap. Zo blijkt ook uit art. 4:13 lid 2 BW.6 Een voorwaarde voor het ontvangen van
een nalatenschap is volgens art. 4:9 BW dat de ontvanger dient te bestaan op het moment dat
de erflater overlijdt.
2
M.J.A. van Mourik & F.W.J.M. Schols, ‘Erfrecht’, Mon. Pr. 2018, afl. 1, par. 3.
3
H.R. Behrens e.a., Schenken en Erven Almanak, Amsterdam: Reed Business 2018, p. 228.
4
M.J.A. van Mourik & F.W.J.M. Schols, ‘Erfrecht’, Mon. Pr. 2018, afl. 1, par. 3.
5
Hof Den Haag 12 mei 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:891, r.o. 4.16.
6
P.C. van Es, ‘Versterferfrecht’, Mon. BW. 2019, afl. B19, par. 7.1.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mero. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.