Neurologisch consult
Het neurologisch consult moet worden aangepast aan de anamnese van de patiënt en zal
niet altijd hetzelfde zijn.
Anamnese is het belangrijkste element
- Heteroanamnese kan heel belangrijk zijn; verandering in het gedrag is heel
belangrijke informatie, beoordeling van evolutie, anosognosie (onbewust
ontkennen vd ziekte)
- 7 dimensies van de klacht: plaats (symmetrie?), kwaliteit/aard (beschrijving pt),
ernst (functionele weerslag), beloop in de tijd (plots, geleidelijk, paroxysmaal),
omstandigheden waarin ontstaan, factoren die invloed hebben op beloop,
begeleidende verschijnselen
Algemeen klinisch onderzoek is zeer van belang
- Bloeddruk, glucose
- Vaak gepaard met systeemziekte
- Beroerte: aandacht perifeer vaatlijden en ritmestoornissen
- Leeftijd patiënt
- Medicatiegebruik!!! Veel medicatie kan neurologische symptomen veroorzaken
- Sociale anamnese
- Toxines
Waar is het letsel gelegen?
- Dit begint al bij de anamnese
- Geen aanwijsbare neurologisch oorsprong = functionele neurologische stoornissen
(SOLK)
- Systematiek bewaren!
- Initiële hypothese bevestigen
Neurologisch onderzoek heeft een bepaalde systematiek
- Spraak en taal
- Mentale status
- Gang
- Hoofdzenuwen
- Motoriek
- Sensibiliteit
- Coördinatie
- Abnormale bewegingen
Verder beleid
- Anatomische beeldvorming van het zenuwstelsel
- Functionele beeldvorming
1
, Zenuwstelsel
- EEG – indicaties: epilepsie, bewaking tijdens operaties, slaapstoornissen,
dementie, encefalitis, coma, vaststelling hersendood
- Electromyografie (EMG) – kijken of een aandoening eerder myogeen is,
geleidingssnelheden
- Lumbale punctie – vermoeden infectie bij nekstijfheid, polyneuropathie – belang
van normaalwaarden te kennen van het cerebro spinaal vocht, altijd ook
serumstaal om te vergelijken
o Voornaamste afwijkingen kennen
- Evoked potentials – geleidingsvertragingen aantonen
Onderzoek van het gevoel – achterstrengen (vibratiezin, positie, fijne tast),
spinothalamisch (pijn, T)
- Definitieve test = huidbiopt
- Typische verdelingspatronen
Onderzoek van hogere mentale functies
- Kloktekentest is een van de meest waardevolle testen aan het bed van een patiënt
- Verstoorde aandacht en concentratie
- MMSE
2
, Zenuwstelsel
Klinisch neurologisch onderzoek bij neurologische
urgenties
Allereerst ademhaling en circulatie testen, pas daarna is neurologisch onderzoek aan de
orde.
Diepte van de coma correleert met een progressief craniocaudaal functieverlies van de
hersenstam
Ernstiger naarmate lagere centra richting ruggenmerg zijn aangedaan
1. Bewustzijn
- Glasgow Coma Schaal (GCS): openen van de ogen, motorische reactie,
verbale reactie (EMV-score) max = 15/15 (4-6-5) – coma = vanaf 1-5-2 of
lager
Oog 4 punten voor spontaan openen (E4)
Motorisch 6 punten voor opdrachten volgen (M6)
Verbaal 5 punten voor helder en georiënteerd (V5)
o M2 = extensie: arm en voet krampachtig strekken bij pijnprikkel
o M3 = pathologisch buigen: abnormale flexie pols, schouder
endorotatie, vuist
o M4 = terug trekken: endorotatie schouder, strekbeweging van de arm
o Letsel boven nucleus rubor = flexie (inhibitie rubrospinale tractus valt
weg)
o Letsel eronder = extensie van armen en benen
o Stimuleer: eerst pt aanspreken, erna pas pijnprikkel toedienen (eerst
perifeer – nagelbed, erna centraal – sternum/supra-orbitaal) altijd
aan bovenste ledemaat
o Beste kant telt
o Ernstig hersentrauma = <8, mild = 9-13, matig = 14-15
2. Pupillen
- Grootte (symmetrie) en reactie op licht
o Grootte is uiting van balans tussen parasympaticus en
orthosympaticus
o Reactie op lichtprikkel: direct en indirect afferent of efferent defect
N. oculomotorius aangedaan: directe reactie niet, indirect wel
N. opticus aangedaan: direct en indirect geen reactie
3. Ademhalingspatronen
- Medulla oblongata = ademscentrum (pCO2 en pH) – regulatie via tr.
reticulospinalis
- Cheyne-Stokes (corticale uitval): apneu, crescendo descrescendo –
overgevoeligheid pCO2 meestal bij hogere letsels, ook bij hartfalen,
slaapapneu
- Centrale neurogene hyperventilatie (letsel pontomesencefale overgang)
- Atactische ademhaling: onregelmatig patroon (medulla oblongata op eigen
initiatief)
4. Hersenstamreflexen nodig voor vaststelling hersendood
- Pupilreflex
- Corneareflex: lateraal benaderen geeft een indruk van de functie van de
pons
- Oculocefale reflex: hoofd draaien naar 1 richting en stabiliseren, ogen
bewegen naar de andere kant
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SamenvattingenGeneeskunde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.