§13.2 Relaties: met wie gaan we om?
Mensen zijn sociale wezens en kunnen dus niet zonder andere mensen. Gevoelens van
sympathie en antipathie bepalen in sterke mate of men contact met elkaar wil.
Aatrekkingskracht tot anderen heeft dus vooral een gevoelsmatige achtergrond. De GC krijgt
ook te maken met mensen tot wie zij zich minder aangetrokken voelt. Daarom moet er grip
gekregen worden op het ontstaan van die gevoelens. Factoren die een rol spelen bij het
ontstaan van sympathiegevoelens en gevoelens van vriendschap zijn:
- Nabijheid van de ander: door meer met elkaar in contact te komen kunnen gevoelens
van sympathie of antipathie versterkt worden, omdat men elkaar beter leert kennen.
- Lichamelijke aantrekkelijkheid: het uiterlijk bepaalt voor een groot deel de (eerste)
indruk die we van anderen hebben. Wat men aantrekkelijk vindt hangt sterk samen
met de cultuur waarin men leeft.
- Aantrekkelijkheid van persoonlijke eigenschappen: men heeft de neiging om voor een
persoonlijkheidstype te kiezen dat op henzelf lijkt en dan met name op grond van
eigenschappen die door beide als positief worden ervaren. Men kan elkaar echter
ook aanvullen met verschillende eigenschappen en alsnog een klik hebben doordat
bepaalde behoeften worden afgestemd > complementaire behoeften.
- Gemeenschappelijke achtergrond: men gaat het liefst om met mensen met dezelfde
denkbeelden, normen en waarden en/of emotionele achtergrond, omdat men elkaar
dat goed begrijpt.
Ondanks overeenkomsten blijven er verschillen tussen mensen. Voor een goede relatie is
het van belang dat beide partijen begrip hebben voor het anders-zijn van de ander. Men
heeft behoefte aan erkenning; geaccepteerd worden.
§13.3 Sociale relaties
Een relatie kan verschillende betekenissen hebben:
- Persoonlijke relaties: als men in elkaar geïnteresseerd is als mens, gericht op de
persoon als geheel. Men gaat vertrouwelijk met elkaar om en de relatie krijgt meer
inhoud naarmate men elkaar langer kent (gezin, vrienden).
- Functionele relaties: de relatie wordt onderhouden in het kader van iemands functie;
taakgericht waarbij men elkaar ontmoet in een bepaalde rol (GC – cliënt). De sociale
afstand is groter dan bij bovenstaande relatie, maar er kan persoonlijke informatie
gedeeld worden. Dit is eenzijdig. De ‘professional’ deelt geen persoonlijke informatie.
Het wordt ook wel functionele samenwerkingsrelatie genoemd en heeft een aantal
kenmerken: alle betrokkenen zijn gericht op hetzelfde doel, ze willen het doel samen
bereiken, een open opstelling van beide partijen is nodig voor de samenwerking en er
is sprake van een ongelijkwaardige positie ten opzichte van elkaar.
- Conventionele relaties: relaties die voortkomen uit beleefdheidsvormen waarbij
nauwelijks sprake is van wederzijdse betrokkenheid.
Tussen de GC en de cliënt is sprake van een functionele samenwerkingsrelatie.
§13.4 Communicatie en interactie
Voor de GC is communicatie hét instrument om de cliënt te helpen zijn/haar doel te behalen.
Daarom zijn communicatieve vaardigheden van groot belang. Communicatie is het
overbrengen van informatie van de een naar de ander. Er is sprake van een zender en een
ontvanger. Er is sprake van interactie; wederzijdse beïnvloeding. Communicatie is pas
effectief als de ontvanger actief betrokken is bij de communicatie overdracht. Dit blijkt uit de
verbale en non-verbale reactie. Het is dus een wisselwerking tussen zender en ontvanger
waarbij de zender een reactie oproept bij de ontvanger.
§13.5 Soorten communicatie
,Er wordt een onderscheid gemaakt in verschillende soorten communicatie:
1. Eenzijdige communicatie: eenrichtingsverkeer; de ontvanger kan niet reageren op de
zender. De zender dient heel duidelijk te zijn, omdat het anders geen effect heeft.
2. Tweezijdige communicatie: de ontvanger kan reageren op de zender en er is dus een
wisselwerking tussen beiden. De rol van zender en ontvanger wisselt steeds.
Gedachtes en gevoelens worden uitgewisseld en er is sprake van wederkerigheid.
Als de ontvanger reageert op de boodschap van de zender is er sprake van
feedback. Meerzijdige communicatie is het als er meer dan twee personen bij
betrokken zijn.
3. Verbale communicatie: communicatie met woorden die een bepaalde betekenis
hebben. Communicatie verloopt goed als de zender en ontvanger dezelfde betekenis
geven aan woorden. Als ze dit niet doen ontstaat er miscommunicatie.
4. Non-verbale communicatie: door lichaamstaal geeft men aan hoe hij/zij tegenover
anderen staat en wat men voelt. Gevoelens komen door lichaamstaal beter tot hun
recht. In communicatie in non-verbale communicatie vaak doorslaggevend. 55% van
de communicatie bestaat uit non-verbaal gedrag.
§13.6 Lichaamstaal
Er is non-verbale communicatie in verschillende vormen;
- Lichamelijk contact: handdruk, gelegenheidszoen, schouderklopje, etc. Binnen
bepaalde omstandigheden/relaties is dit meer (algemeen) geaccepteerd dat in
andere situaties. Mensen zijn hier gevoelig voor.
- Gebaren: onderstrepen wat er wordt gezegd, geven extra informatie (al dan niet zo
bedoeld). Gevoelens en emoties zijn goed af te lezen uit gebaren.
- Gezichtsuitdrukkingen: zeggen iets over de gevoelens en houdingen ten opzichte van
anderen, maar omdat deze ook te sturen zijn, is het niet altijd een goede graadmeter.
- Emotionele ondertoon van het gesproken woord: intonatie en manier waarop iets
wordt gezegd. Dit is vaak minder goed te controleren/reguleren dan de
gezichtsuitdrukking.
- Algemeen voorkomen: men heeft de neiging om karaktereigenschappen aan iemand
toe te schrijven op basis van iemand lichaamsbouw.
Lichaamstaal is de taal van het sociale en relationele deel van het leven. Emoties komen
geloofwaardiger over in lichaamstaal, omdat men zich hier niet (goed) achter kan
verschuilen. Achter woorden kan dat wel. Men is zich vaak niet bewust van de signalen die
men uitzendt met lichaamstaal.
De geloofwaardigheid van een boodschap neemt af als verbale en non-verbale
communicatie niet met elkaar overeenkomen.
§13.7 Inhoud en betrekkingsniveau
Communicatie kan betrekking hebben op het inhouds- en betrekkingsniveau. Op
inhoudsniveau gaat het om de concrete, inhoudelijke informatie. Het betrekkingsniveau gaat
om de manier waarop een boodschap moet worden opgevat en de verhoudingen tussen
betrokkenen zijn. Vaak wordt een boodschap op beide niveaus gegeven.
Het inhoudsniveau heeft betrekking tot het onderwerp. Onder het relationele aspect wordt de
verhouding tussen de betrokkenen verstaan. Om onduidelijkheden te voorkomen moet men
nagaan wat het onderwerp van de communicatie is; de inhoud of de relatie. Bij elk soort
relatie hoort een bepaalde manier van communiceren. De inhoud en betrekking hangen
nauw samen met de soort relatie die er is tussen betrokkenen. Ook bepaalt de relatie of men
écht naar elkaar luistert. Veelal wordt de inhoud van een boodschap met woorden uitgedrukt
en de betrekking met behulp van lichaamstaal (intonatie, mimiek). Non-verbale
communicatie is heel belangrijk: ‘De non-verbale communicatie communiceert over de
verbale communicatie’.
Een bepaalde manier van communiceren kan weerstand oproepen bij de ontvanger.
Bewustzijn van de wijze waarop de GC communiceert is dus van belang!
,Metacommunicatie
Dit is communiceren over de manier van communiceren. Dit kan helpend zijn, omdat men
zich niet altijd bewust is van de manier waarop men communiceert. Een gesprek kan zo
meer diepgang krijgen. De communicatie kan worden verstoord als metacommunicatie op
het verkeerd moment wordt ingezet, b.v. als het over de inhoud moet gaan, maar iemand op
betrekkingsniveau reageert.
§13.8 Communicatieschema
Het communicatieproces kan in een communicatieschema worden weergegeven. Hiermee
kunnen problemen in de communicatie makkelijker worden opgespoord. Communicatie
verloopt niet altijd rechtlijnig. Vaak wordt de boodschap door de ontvanger anders ontvangen
dat bedoeld, b.v. door eigen denkbeelden, afleiding of niet goed luisteren.
Coderen, beeldvorming, decoderen en interpretatie
Om informatie goed over te brengen moet de GC zich in de situatie van de ontvanger (cliënt)
moeten verplaatsen > beeldvorming. Gedachten van de GC moeten zo vertaald worden dat
ze voor de ontvanger begrijpelijk zijn. Het vertalen van gedachten naar woorden is coderen.
De ontvanger geeft vervolgens een bepaalde betekenis aan de boodschap: interpretatie.
Deze wordt gekleurd door het eigen referentiekader (iemands totale achtergrond). Dan wordt
informatie terugvertaald naar gedachten: decoderen. De centrale vraag bij interpretatie is:
wat betekent dit voor mij?
Kanaal: dit is het medium waarvan gebruik wordt gemaakt voor het overbrengen van een
boodschap (stem, papier, etc.). Er zijn zintuigelijke kanalen (gehoor, gevoel, etc.),
mechanische kanalen (pen) en elektronische kanalen (telefoon, radio, etc.).
Referentiekader: wordt bepaald door iemands cultuur en opgedane (levens)ervaringen.
Ruis: invloeden van buitenaf die zorgen voor een verstoring in de communicatie. Externe ruis
komt door externe factoren, b.v. een te warme spreekkamer, krakende telefoonlijn. Interne
ruis ontstaat door interne factoren, zoals onjuiste verwachtingen of afleiding door eigen
gedachten.
Terugkoppeling en feedback: dit is een reactie op een boodschap waarmee kan worden
nagegaan of de ontvanger de boodschap heeft ontvangen zoals bedoeld. Er is een
onderscheid in verbale en non-verbale feedback en deze kan bewust en onbewust worden
gegeven. Feedback kan mondeling en schriftelijk worden gegeven.
§13.9 Communicatieproblemen
Deze kunnen worden veroorzaakt door het referentiekader, het coderen van de boodschap,
de beperkingen van de zintuigen, het decoderen van de boodschap en/of ruis. Zowel de
zender als de ontvanger kunnen de communicatieproblemen op verschillende manieren
veroorzaken.
§13.10 Communicatie en territoriumgedrag
In communicatie wordt gebruik gemaakt van denkbeeldige territoria (ruimtes waarin men zich
veilig voelt). Er worden hiervoor vier zones beschreven; hoe groter de ruimte om men heen
wordt, hoe minder intimiteit.
, 1. Intieme afstand: een zone van minder dan 15 cm (bij koppels, zeer goede vrienden)
komt vaak voor als er een zeer emotionele band tussen betrokkenen bestaat. Anders
ligt de afstand tussen de 15 en 50 cm. Wie de intieme afstand niet respecteert roept
antipathie op. Deze afstand wordt bewaakt door een gesloten houding aan te nemen.
2. Persoonlijke afstand: tussen de 50 en 75 en 75 en 150 cm. Afhankelijk van de setting
geldt een bepaalde afstand. Wederom wordt deze afstand bewaakt met de
lichaamshouding.
3. Sociale afstand: tussen 1,5 m en 2 m; voor onpersoonlijke zaken. Voor formele
relaties tussen mensen wordt een afstand van 2 tot 4 meter aangehouden (b.v. een
sollicitatiegesprek).
4. Openbare afstand: men wordt hier niet als individu gezien, maar als groep.
5. Buiten liggende zone: meer dan 8 meter; kan alleen met stemverheffing worden
overbrugt en feedback krijgen is hierdoor moeilijk.
Bewust gebruik maken van de territoria kan de communicatie sterk verbeteren; een goed
evenwicht tussen afstand en nabijheid is van belang.
Les 14 Communicatie deel 2 – Gesprekstechnieken
§14.2 Communicatieve vaardigheden in het gesprek
In een gesprek tussen de GC en een cliënt is de GC de gespreksleider en heeft de regie van
het gesprek in handen. Een aantal vaste stappen zijn hierbij van belang: bedenken wat het
doel van het gesprek is, per doel een of meerdere vragen formuleren, het gesprek beginnen
met korte, neutrale vragen, luisteren, onduidelijkheden ophelderen door vragen te stellen,
samenvatten en reflecteren (en indien nodig verder doorvragen).
§14.3 Luisteren
Dit bestaat uit: belangstelling tonen, iemand de ruimte geven zijn/haar verhaal te doen, de
ander laten merken dat er geluisterd wordt, vragen stellen en feedback geven. Goed
luisteren vraagt inzet en energie. Actief luisteren is van belang de ander te begrijpen.
Wat is actief luisteren? De cliënt aankijken en concentreren op wat er wordt gezegd,
tussentijds samenvatten om na te gaan of de woorden zijn begrepen. Door samen te vatten
kan men laten weten dat er wordt geluisterd en dit kan de cliënt stimuleren meer te vertellen.
Ook moet er gelet worden op non-verbale signalen. Door zelf ook non-verbale signalen te
zenden kan men laten weten dat men naar de ander luistert. De luisteraar moet de spreker
meer en langer aankijken dan andersom. Hiermee krijgt de spreker feedback op de manier
waarop het verhaal overkomt.
Luisteren is belangrijk, omdat het de relatie met de cliënt verbetert. Ook geeft het meer
informatie over de cliënt en zijn/haar motivatie. Door goed te luisteren kunnen adviezen beter
worden aangepast op wat de cliënt wil en zal deze meer geneigd zijn de adviezen in de
praktijk uit te voeren.
Niveaus van luisteren:
- Oppervlakkig: alleen de grote lijn in de gaten houden, details niet laten doordringen.
Dit zorgt niet voor de opbouw van een relatie en voor ontevredenheid.
- Inhoudelijk: letten op feitelijkheden en vragen stellen waarop een concreet antwoord
kan komen. Voor een praktisch doel kan dit effectief zijn, maar draagt niet erg bij aan
de relatie.
- Emotioneel: luisteren naar motieven, zorgen en bedoelingen van de cliënt, begrip
tonen en informeren naar het ‘waarom’ van gevoelens om zo door te dringen tot de
kern. Als er wordt geprobeerd emoties af te vlakken, kan dit juist de emoties
versterken.
Slechte luisteraars; men luistert vaak met een vooropgesteld beeld of doel en gaat ervan uit
al te weten wat de ander wil/gaat vertellen. Daarom moet het gesprek met een open mind
worden ingegaan en worden geprobeerd eigen verwachtingen en oordelen los te laten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RoosvanOijen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.